Nederlands in actie - Boer, Kamp en Pentermann

Hoofdstuk 1 | Identiteit

Iris heeft balletschoenen. Ze ging naar ballet want … Iris heeft balletschoenen. Ze ging naar ballet toen … Iris heeft balletschoenen. Ze ging naar ballet totdat … Iris heeft een gouden horloge gekregen zodat … Iris heeft een gouden horloge gekregen nadat … Iris heeft een gouden horloge gekregen en …

Diggy speelt gitaar als … Diggy speelt gitaar voordat … Diggy speelt gitaar hoewel …

Diggy zet zijn muziek op een harde schijf zodra … Diggy zet zijn muziek op een harde schijf omdat … Diggy zet zijn muziek op een harde schijf dus …

b K ies drie objecten uit je kijkdoos van opdracht 17. Schrijf drie zinnen met een conjunctie bij deze objecten. Het eerste deel van je zin is steeds hetzelfde, zoals in a. Opdracht 19 | Dobbelen met conjuncties Werk in drietallen. Jullie gaan dobbelen met twee dobbelstenen en zinnen maken met conjuncties. Hier zie je een lijst van conjuncties met een getal:

2 en 3 of

4 maar / hoewel 5 want / omdat 6 dus 7 voordat / nadat 8 als / toen

9 terwijl 10 zodat 11 totdat 12 zodra

43

Made with FlippingBook Annual report maker