Nederlands in actie - Boer, Kamp en Pentermann

Hoofdstuk 1 | Identiteit

10 Ik heb een goede herinnering aan die tijd, want a het was gevaarlijk. b we deden vooral leuke dingen.

11 Sommige studenten in mijn studentenhuis maken veel lawaai. a Ik erger me aan ze. b Ik realiseer mijn dromen, hoop ik.

Opdracht 15 Vervang de vetgedrukte woorden door een woord uit het vocabulaire met ongeveer dezelfde betekenis. Let op de goede vorm. 1 Ik heb niets gehoord of gezien . 2 Vind je het ook vervelend dat hij altijd zo hard praat ? 3 Dat woord past perfect bij mijn gevoel. 4 Niet alle mensen in deze groep vinden tekenen en schilderen leuk. 5 De situatie is heel serieus . 6 Dat vind ik een heel leuke situatie van vroeger . 7 Hij heeft heel veel goede dingen .

Opdracht 16 | Toepassingsvragen Werk in tweetallen. Reageer met het woord tussen haakjes. 1 Hoe oud ben je? (de leeftijd) 2 Sorry, ik vind het niet leuk. Ik kan hier niet om lachen. (grappig) 3 Ik heb iets leuks meegemaakt. Wil je weten wat? (benieuwd zijn) 4 Weet je wat ik van deze opdracht vind? (precies) 5 Sorry, geduldig zijn is niet mijn beste eigenschap. (merken)

6 Welke dingen vind je goed van jezelf? (trots zijn op) 7 Heb je voor dit jaar goede voornemens? (vooral) 8 Ik heb de puzzel in de krant gemaakt, maar ik weet niet of alles goed is. (de oplossing) 9 Kun je niet goed zingen, ook niet een klein beetje? (zelfs) 10 Hij heeft drie doelpunten gemaakt, maar hij is daar heel bescheiden over. (de eigenschap) 11 Wat vind je van het lawaai van de buren? (zich ergeren aan) 12 Waarom is deze foto zo belangrijk voor jou? (de herinnering) 13 Wat heb je veel boeken en spullen in je huis! (bewaren) 14 Heb je al iets van Robin gehoord? (bereiken*) 15 Jij bent heel muzikaal. Wil jij voor het feestje de muziek uitkiezen? (zorgen voor*)

41

Made with FlippingBook Annual report maker