Taaltalent 3 - Verbruggen, Taks, Falier en Jacobs
Hoofdstuk 1 Familie
In een normale hoofdzin staat het subject op de eerste plaats en de pv op de tweede plaats:
1 subject
2 pv
3 rest
Ik
doe
op zaterdag de was.
Mijn man kookt
vanavond voor ons.
Wij
gaan in het weekend uit eten.
Het huis te koop. Ouderen wonen vaak in een bejaardenhuis. is
Soms staat er nog een verbum in de zin. Dat verbum staat dan aan het eind van de zin. Dit verbum kan een infinitief of een participium zijn. Het tweede verbum is een infinitief:
1 subject
2 pv
3 rest
4 verbum
Ik
kan
morgen niet
komen.
Zij willen vanavond de vuilniszak buitenzetten. Vaders en moeders moeten allebei voor de kinderen zorgen. De kinderopvang zal extra vrijwilligers nodig hebben.
Het tweede verbum is een participium:
1 subject
2 pv
3 rest
4 verbum
Jij
hebt
gisteren niet
afgedroogd.
Jullie
zijn
vorige week op bezoek geweest.
De vrijwilliger
heeft
naar de bewoners
geluisterd.
De ruzie
is
gelukkig goed
afgelopen.
26
Made with FlippingBook - Online catalogs