Taaltalent 3 - Verbruggen, Taks, Falier en Jacobs

uitvoeren

Opdracht 5 Maak de volgende zinnen af en bespreek ze daarna met een medecursist. Wat zijn de verschillen?

1 In mijn land zorgt/zorgen

voor oude familieleden.

2 Kinderen moeten vanaf jaar naar school. 3 Tot die leeftijd zijn ze thuis / bij familie / op de kinderopvang / op het werk van de vader of moeder / anders: . 4 In mijn land zijn er ook / geen zorgcentra voor oude mensen.

Het substantief en het artikel

Het substantief is een woord waar vaak een artikel ( de , het of een ) voor staat. Je gebruikt het bijvoorbeeld voor mensen, dingen, dieren en plaatsen.

Voorbeelden: Mensen:

de man, het meisje, een politieagent

Dingen: Dieren: Plaatsen:

de pil, het eten, een krant de kat, het paard, een hond de winkel, het dorp, een stad

In sommige woordenboeken kun je zien of een woord een de -woord of een het -woord is. Achter het substantief staat m (= mannelijk of masculien), v (= vrouwelijk) of f (= feminien): het artikel bij dat woord is de . Achter het substantief staat n (= neutraal) of o (= onzijdig): het artikel bij dat woord is het .

Voorbeelden: koe (v)

het artikel is de : de koe het artikel is het : het huis

huis (o)

Substantieven hebben meestal twee vormen: singularis en pluralis. Woorden in de pluralis krijgen altijd de .

de fiets – de fietsen de schoen – de schoenen

21

Made with FlippingBook - Online catalogs