Sociaal met taal - Nieuwboer & 't Rood

Sociaal met taal Inburgeren met waardevolle gesprekken

Christa Nieuwboer Rogier van ’t Rood

bussum2022

www.coutinho.nl/sociaalmettaal Bij dit boek hoort aanvullend materiaal. Dit materiaal bestaat uit tools om de voortgang vast te stellen, activiteiten om mee te beginnen, te eindigen en deel groepen te maken, achtergrondinformatie, extra prenten en voorbeelden van een participatief project.

© 2022 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, me chanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege staan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk ver schuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk be schermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333

1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl Omslag: Jasmijn de Boer, Deventer Illustraties binnenwerk: Christa Nieuwboer en Art van ’t Rood

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Perso nen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN: 978 90 469 0834 1 NUR: 134

Voorwoord

‘Eindelijk een cursus die over ons gaat, en niet over een lesboek. Ik leer nu over mezelf en niet alleen voor de toets.’ Met tranen in haar ogen bedankte de vrouw ons, de ontwikkelaars en begeleiders van een alternatief traject voor inburgering. Ze liep al vijf jaar vast op taallessen en had nauwelijks meer zelfvertrouwen, maar bloeide tijdens dit traject zienderogen op. Algauw werd ze een van de gangma kers in de groep. Deze vrouw staat voor de honderden deelnemers aan participatieve cursus sen die ons bevestigden dat ze gezien en gehoord willen worden in hun actieve pogingen om de Nederlandse samenleving te begrijpen, zich tot bepaalde waar den te verhouden en actief aan de maatschappij deel te nemen. We zouden onze Nederlandse kernwaarden in de participatieverklaring – vrijheid, gelijkwaar digheid en solidariteit – juist in het inburgeringstraject moeten toepassen. In plaats van te spreken óver Nederland, kunnen we inburgering ook samen doen en ontdekken. Daarom is het zo belangrijk dat tijdens het inburgeringstraject waardevolle gesprekken gevoerd worden. ‘Ik merk dat sommige deelnemers nog lang blijven napraten, maar dat gebeurt bij de deur of op het plein. Binnen de les heb ik er geen tijd voor,’ hoorden we van een NT2-docent. Met dit boek in de hand ga je zulke gesprekken ook in de klas aan. Sociaal met taal is een flexibel inzetbare publicatie die kan worden gebruikt voor het voeren van waardevolle gesprekken in de inburgeringspraktijk. De metho diek is gebaseerd op Themis, een alternatief inburgeringstraject sinds 2002, en op IDEAL (Integrating Disadvantaged Ethnicities through Adult Learning), een Grundtvig-project in het Lifelong Learning Programme (LLP) van de EU (2011 2013). We voelen ons zeer schatplichtig aan Paulo Freire, die vanaf de jaren zestig het participatieve werken ontwikkelde en wereldwijd tot bloei bracht (zie ook para graaf 1.4). Daarbij hebben we veel geleerd van enkele van zijn navolgers, zoals Ann Hope en Sally Timmel ( Training for transformation ) en Richard Chambers ( Re flect ), en van andere toepassingen van Freires werkwijze, zoals die van ACCORD in India, DEP in Kenia en GRAAP in West-Afrika. Deze buitengewoon effectie ve, stimulerende en respectvolle manier van werken met volwassenen verdient het om opnieuw naar voren gebracht te worden. Mensen die bekend zijn met Paulo Freire zullen dit ongetwijfeld van harte toejuichen! We zijn erkentelijk voor de inzet van de begeleiders en honderden deelnemers die onze methodiek vanThemis en IDEAL tot nu toe hebben gebruikt en waarop deze publicatie voortborduurt. Zij hielpen mee om tot de essentie van het me thodisch handelen te komen en tegelijkertijd creatief te blijven in de veelkleurige

uitvoering. Het is een methodiek van en voor de gebruikers. Hun ervaringen en ideeën hebben we hopelijk goed op waarde geschat. We zijn ook de volgende meelezers zeer dankbaar, voor hun uiterst zinvolle commentaren: Merel Borge sius, Peter Dankmeijer, Derya Demirçay, Janine Janssen en Bregje Kaars Sijpe steijn. Ten slotte een groot woord van dank aan Dafni Alverti en Thirza Anker van Uitgeverij Coutinho, voor hun zeer plezierige, deskundige en professionele begeleiding bij het tot stand komen van deze publicatie.

’s-Gravenhage, najaar 2022, Dr. Christa Nieuwboer & dr. Rogier van ’t Rood

Inhoud

Inleiding

11 17

Hoe werkt dit boek?

Deel 1 Achtergronden

21

1 De methodologie

22 22 24 26 27 28 29 32 32 34 35 37 37 38 39 39 40 40 41 42 43 43 44 48 48 48

1 . 1 Het beleid van de overheid: integratie 1 . 2 Het doel van inburgering: participatie 1 . 4 De herkomst van participatief werken 1 . 5 De successen van participatief werken 1 . 6 De principes van participatief groepswerk 1 . 3 Inspelen op diversiteit

2 De methodiek: het kader met de ontwerpprincipes

2 . 1 Het ontwerpen van bijeenkomsten

2 . 2 De Nederlandse taal sneller leren met de moedertaal

2 . 3 Speciale aandacht voor de Z-route

3 Begeleiding

3 . 1 Regie delen

3 . 2 Perspectieven benutten 3 . 3 Conflict ombuigen 3 . 4 Onderzoeken en reflecteren

3 . 5 Omgaan met meerdere talen en culturen

3 . 6 Samenwerken 3 . 7 Rolmodel zijn

3 . 8 Valkuilen herkennen en vermijden

4 Voortgang vaststellen

4 . 1 Evalueren

4 . 2 Werken met toetsen

4 . 3 Taal

4 . 4 Participatie 4 . 5 Verandering

Deel 2 Inburgeren met waardevolle gesprekken

51

Module 1

Aandacht voor elkaar

52 54 56 58 60 62 64 66 68 69 70 73 75 78 80 83 86 88 91 93 95 97

Bijeenkomst 1 . 1 Bijeenkomst 1 . 2 Bijeenkomst 1 . 3 Bijeenkomst 1 . 4 Bijeenkomst 1 . 5 Bijeenkomst 1 . 6 Bijeenkomst 1 . 7 Bijeenkomst 1 . 8 Bijeenkomst 1 . 9 Bijeenkomst 2 . 1 Bijeenkomst 2 . 2 Bijeenkomst 2 . 3 Bijeenkomst 2 . 4 Bijeenkomst 2 . 5 Bijeenkomst 2 . 6 Bijeenkomst 2 . 7 Bijeenkomst 2 . 8 Bijeenkomst 2 . 9 Bijeenkomst 3 . 1 Bijeenkomst 3 . 2 Bijeenkomst 3 . 3 Bijeenkomst 3 . 4 Bijeenkomst 3 . 5 Bijeenkomst 3 . 6 Bijeenkomst 3 . 7 Bijeenkomst 3 . 8 Bijeenkomst 3 . 9 Module 2 Module 3

Elkaar leren kennen Elkaar ontmoeten Hoe gaat het met je?

Stel jezelf voor Hoe leef je? Wat wens je?

Roddelen

Het leven van alledag Afspraken maken

Bijeenkomst 1 . 10 Wat gaat goed en wat gaat slecht?

Gezondheid Reis door je lijf

Dagelijkse gezondheid Piekeren en stress

Van wie is je lijf?

Wat is lekker en gezond?

Klachten hebben en een afspraak maken

Klachten benoemen Gesprek bij de huisarts

Samen beslissen

Bijeenkomst 2 . 10 Werken aan je gezondheid

Mondigheid Tijd voor jezelf Wie bepaalt? Grenzen stellen Direct of indirect

100 101 103 105 107 109 111 114 116 118 121 123 125 128 132

Waar een wil is, is een weg

Nee zeggen

Grenzen aangeven

Kritiek geven en ontvangen Ik vind het (niet) leuk

Bijeenkomst 3 . 10 Kritiek ontvangen

Module 4

Ontwikkeling

Bijeenkomst 4 . 1 Bijeenkomst 4 . 2 Bijeenkomst 4 . 3

Opvoeden in kaart brengen

Ritme en regelmaat Regels en discipline

Bijeenkomst 4 . 4 Bijeenkomst 4 . 5 Bijeenkomst 4 . 6 Bijeenkomst 4 . 7 Bijeenkomst 4 . 8 Bijeenkomst 4 . 9 Bijeenkomst 5 . 1 Bijeenkomst 5 . 2 Bijeenkomst 5 . 3 Bijeenkomst 5 . 4 Bijeenkomst 5 . 5 Bijeenkomst 6 . 1 Bijeenkomst 6 . 2 Bijeenkomst 6 . 3 Bijeenkomst 6 . 4 Bijeenkomst 7 . 1 Bijeenkomst 7 . 2 Bijeenkomst 7 . 3 Bijeenkomst 7 . 4 Module 6 Module 7 Module 5

Positief opvoeden

136 138 142 146 154 157 161 164 165 169 170 171 174 177 178 180 183 185 188 190 192 194 196 200 201 203 205 208 210 212 215 219 221 224 227 229

Je verbeelding gebruiken

Betrokken bij schoolgaande kinderen

Leeftijd en ontwikkeling Ontwikkelen in de vrije tijd Omgaan met emoties

Bijeenkomst 4 . 10 Mediagebruik

Respect

Elkaar ontmoeten Officiële feestdagen Andere speciale dagen

Iemand is jarig

Iemand is gestorven

Veilig wonen Dit is mijn buurt

Dit doe ik zelf voor veilig wonen Samen zorgen voor een veilige buurt

Belangen behartigen

Gelijkheid

Gelijk, want verschillend

Gelijkheid tussen mannen en vrouwen Gelijkheid in de samenleving Gelijkheid: rechten en plichten

Module 8

Solidariteit

Bijeenkomst 8 . 1 Bijeenkomst 8 . 2 Bijeenkomst 8 . 3

Zo werkt het in Nederland Werk en vrijwilligerswerk Werken in Nederland

Module 9

Religieuze vrijheid

Bijeenkomst 9 . 1 Bijeenkomst 9 . 2 Bijeenkomst 9 . 3

Vrijheid van godsdienst en geweten In gesprek over levensovertuigingen

Botsende ideeën

Module 10

Persoonlijke vrijheid

Bijeenkomst 10 . 1 Zelfbeschikking Bijeenkomst 10 . 2 Praten over eer

Bijeenkomst 10 . 3 Praten over relaties en seks Bijeenkomst 10 . 4 Hoe kijk je aan tegen gender?

Module 11

Leven in Nederland

233 234 235 237

Bijeenkomst 11 . 1 Leven in Nederland Bijeenkomst 11 . 2 We bouwen een feestje Bijeenkomst 11 . 3 Het eindfeest

Literatuur

238 240

Over de auteurs

Inleiding

Hoewel per gemeente grote verschillen bestaan in de uitvoering van de Wet in burgering 2021, kennen de inburgeringstrajecten ook een aantal verplichte on derdelen. Naast taallessen (NT2) gaat het om een participatieverklaringstraject (PVT), bijeenkomsten over de Nederlandse maatschappij (KNM) en een module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP). Inburgeringsplichtigen stromen in een voor hen geschikte leerroute in: de B1-, de Onderwijs- of de Zelfredzaamheidsroute (Z-route). Lokaal en soms regionaal worden deze verplichte onderdelen en routes aan gevuld met allerlei activiteiten om arbeidsparticipatie en zelfredzaamheid bij nieuwkomers te stimuleren. De meeste gemeenten hebben de diensten en activi teiten voor inburgering in 2021 ingekocht bij aanbieders. In elke inburgeringspraktijk zou ruimte moeten zijn voor waardevolle gesprek ken. Die kunnen een extra of onderliggende doorlopende activiteit zijn om de andere onderdelen betekenis te geven. Voorafgaand aan een verplicht onderdeel kunnen ze focus en richting bieden en tijdens het traject kunnen ze verdieping of ondersteuning bieden bij vragen waar de begeleiders en deelnemers tijdens inburgering tegenaan lopen. Deze uitgave heeft dan ook drie mogelijke toepassingen in de inburgeringspraktijk: • De modules kunnen als een aaneengesloten cursus worden aangeboden. Daarom kennen ze een agogische en inhoudelijke opbouw. Het stapsgewijs opbouwen van vertrouwen en openheid helpt om werkelijk te groeien en aan eigen doelen te werken. • De modules zijn (als kortere cursussen) los inzetbaar als een onderwerp re levant en actueel is. Dat wordt bijvoorbeeld bepaald door het nieuws of door de samenstelling en behoefte van de groep. Een kanttekening hierbij is: als de groep minder aan de opbouw heeft gewerkt, is de kans aanwezig dat de waardevolle gesprekken discussies worden. • De bijeenkomsten kunnen tijdens het inburgeringstraject los gebruikt wor den als inspiratiebron voor werkvormen en activiteiten. Bij dit gebruik wordt de agogische samenhang dan wel losgelaten en is de effectiviteit afhankelijk van andere factoren dan de inzet van deze participatieve methodiek.

Het materiaal is aan te passen aan de lokale mogelijkheden.

Uiteraard bepleiten we de integrale inzet van het materiaal. In de pilotgroepen leidde dit tot veel betere uitkomsten. Het methodiekgedeelte biedt in alle ge vallen de achterliggende kennis van en inzicht in de werkwijze van participatief

11

Sociaal met taal

groepswerk. Dit gedeelte kan ook gebruikt worden voor deskundigheidsbevor dering en training van professionals. In het bijbehorende werkboek (los verkrijgbaar) vinden de deelnemers werkbla den waarmee ze aan de gesprekken bijdragen en de stof verwerken. Ze kunnen deze werkbladen ook gebruiken voor het samenstellen van een portfolio. Met het icoon hiernaast wordt naar het werkboek verwezen. Als begeleider vind je bij sommige modules verwijzingen naar aanvullende materialen op de website. Met het icoon hiernaast wordt naar de website verwezen. Sociaal met taal We spreken in deze publicatie over begeleiders. In de inburgeringspraktijk zullen in toenemende mate naast taaldocenten ook participatiecoaches, trajectbegelei ders, maatschappelijk werkers, pedagogen en andere sociaal-agogisch werkers een bijdrage leveren. Deze publicatie is gemaakt om de samenwerking tussen zulke sociaal-agogisch werkers (als koepelterm) en taaldocenten te stimuleren. Elk onderwerp heeft een sociale component én een taalcomponent. We zien dan ook meerdere mogelijkheden om het materiaal te benutten, waarbij er meerdere initiatiefnemers kunnen zijn: • Sociaal-agogisch werkers bereiden de modules voor en voeren deze uit. Bij voorkeur stemmen ze de taalverwerving van de deelnemers af met taaldo centen, die zelf een beproefde NT2-methode inzetten. • Sociaal-agogisch werkers verzorgen de gespreksdelen en taaldocenten ver zorgen de oefendelen van de methode. • Taaldocenten vragen sociaal-agogischwerkers omop geplande tijden of struc turele basis een module uit te voeren, ter ondersteuning van de NT2-lessen. Afhankelijk van de lokale context kunnen de gebruikers van de publicatie hierin zelf een keuze maken. Vrijwilligers kunnen ook een goede rol spelen, vooral als zij uit de doelgroep van de deelnemers komen, maar het begeleiden van dit type groepswerk vraagt wel competenties op hbo-niveau en het werk zou naar waarde beloond moeten worden. Het materiaal is zo neutraal mogelijk beschreven, daar om spreken we steeds van begeleiders en spreken we de lezer aan. De rol van taal Veel taalmethodes helpen de deelnemer met het verwoorden van persoonlijke eigenschappen, gaan vervolgens in op een aantal onderwerpen uit het dagelijks leven, om daarna eventueel verder door te gaan op maatschappelijke thema’s. We zijn dan wel een jaartje of wat verder. We horen wel dat begeleiders het moeilijk vinden om goede gesprekken te voeren als er een grote taalbarrière is. Als de docent dit al ervaart, hoe moet dat dan voor de nieuwkomer zijn? Is eerst een bepaald taalniveau nodig voordat we aan echte gesprekken toekomen (en komen we daar dan nog aan toe)?

12

Inleiding

Een andere benadering om taal te leren, is de participatieve benadering. Daarbij is de vraag: Op welke gebieden hebben de deelnemers de taal nu direct al hard nodig om zich te handhaven en een positie te verwerven in de samenleving? En welk deel van de taal hebben ze daarvoor nodig? Wanneer de methode dit voor hen bepaalt, verliezen we belangrijke informa tie en aangrijpingspunten, die voor de inburgeringsplichtige juist van het groot ste belang zijn. Daarom zoekt een participatieve methode precies de thema’s, vragen, conflicten en pijnpunten op die de deelnemers ten diepste bezighouden. De waardevolle gesprekken zijn natuurlijk onmogelijk te voeren in de Neder landse taal. Het duurt meestal vele jaren voordat iemands woordenschat groot genoeg is om een diepgaand gesprek te voeren, anderen goed te begrijpen en zichzelf voldoende genuanceerd te kunnen uitdrukken. Toch kunnen we niet wachten met deze onderwerpen of aan het toeval overlaten of zulke gesprekken ooit gevoerd worden. Daarom benutten we in deze methode de moedertaal om waardevolle gesprekken te voeren en juist daardoor de Nederlandse taal sneller te leren. Dat is onderdeel van de methodiek. Sommige gemeenten hanteren een strikt beleid om uitsluitend de Nederlandse taal te gebruiken. Hiervoor is echter geen enkele agogische basis. Sterker nog, het belemmert het echte gesprek over integratie én het leren van de nieuwe taal. Pro beer maar eens Chinees te leren zonder over het Nederlands als referentietaal te kunnen beschikken. Met heel veel eigen initiatief en alle leerstrategieën zou je een eind kunnen komen, maar dat is niet waarover alle inburgeringsplichtigen vanzelf beschikken. Het verbieden van de inzet van de moedertaal maakt het inburgeringsproces vele malen minder effectief en gaat in tegen de achtste richt lijn voor inburgering van de Raad van Europa: het voor effectief integreren juist waarderen en gebruiken van de moedertaal en de culturele achtergrond van de migranten (Linguistic Integration of Adult Migrants, 2015). Met alleen werken in het Nederlands is geen winst te behalen. Integendeel: het leidt tot frustra ties en faalervaringen. De deelnemers zijn voor alles lange tijd afhankelijk van mensen die hun bedoelingen op hun eigen manier interpreteren en weergeven, waardoor de zelfredzaamheid lange tijd belemmerd wordt. De doelgerichte inzet van tweetaligheid is daarentegen een goed onderbouwde methodische benadering die internationaal veel wordt gebruikt en effect sorteert. Het beleid moet hier kiezen tussen een ideologisch standpunt en effectiviteit. Een tweetalige benadering brengt natuurlijk wel een organisatorische uitdaging met zich mee. Het heeft de voorkeur om meertalige begeleiders in te zetten. Dat zijn NT2-docenten meestal niet, maar binnen het sociaal werk zijn inmiddels heel wat meertalige agogisch werkers te vinden. Zij zijn echter weer niet ge schoold om de bijbehorende taaloefeningen te begeleiden. Daarnaast of in plaats hiervan kan een tolk veel betekenen. Deze tolk zal dan wel meer moeten doen dan alleen vertalen, maar ook delen van het gesprek moeten voeren en delen

13

Sociaal met taal

daarvan vertalen aan de begeleider. Sommige delen van de gesprekken zullen de begeleider of NT2-docent dan ontgaan. Vrijwilligers, zoals mensen die de inburgering al voltooid hebben of al enkele jaren verder zijn, kunnen ook een rol spelen in dit proces. Zij hebben echter geen scholing in de competenties die nodig zijn voor de waardevolle gesprekken en groepsdynamica. Het is dus niet gemakkelijk een juiste keuze te maken. In de praktijk hebben al deze partijen elkaar nodig. Tegelijkertijd is het goed om de verantwoordelijkheid voor de gesprekken bij één persoon te leggen, of dit nu de trajectbegeleider, ac countmanager, participatiecoach of taaldocent is. Tweetaligheid is daarbij een pré. Net zo ingewikkeld als de meertaligheid van de begeleiders vinden we de meerta ligheid van de inburgeringsplichtigen. Zij stromen in en uit een leergroep en heb ben allerlei verschillende herkomstlanden. In kleine gemeenten is het bijzonder lastig om mensen uit hetzelfde herkomstland in taalgroepen bijeen te brengen. Daarbij is het advies: word creatief. Hierna volgen enkele overwegingen voor de groepssamenstelling. Werken met groepen Bij het organiseren van de gesprekken sta je voor de keuze hoe de groepen sa men te stellen. In sommige gevallen is of lijkt er geen keuze: de deelnemers zijn al verdeeld over leerroutes en onderdelen of de gemeente is zo klein dat ieder een in dezelfde groep instroomt. Groepen zijn misschien niet stabiel. Het kan zelfs voorkomen dat er helemaal geen groepen gevormd worden en dat iedereen individueel wordt begeleid. Hiernaast speelt soms het probleem dat inburge ringsplichtigen instromen in een al langer lopend traject. Zo worden de opbouw en samenhang van het leerproces verstoord, en daarmee de effectiviteit. Het is de moeite waard om te overwegen of de methode, of onderdelen daarvan, in speciaal voor dit doel gevormde groepen uitgevoerd kan/kunnen worden. Het grote voordeel hiervan is dat de deelnemers elkaar dan leren kennen en vertrou welijker gesprekken kunnen voeren. Wij pleiten er dan ook voor om met vaste groepen te werken. Met name de eerste drie modules zouden omwille van de effectiviteit door iedereen tegelijkertijd gevolgd moeten worden. De samenstelling van de groep kan heterogeen of homogeen zijn. Een hetero gene groep is divers. Zo’n groep bestaat bijvoorbeeld uit mannen en vrouwen en mensen met verschillende culturen, herkomstlanden en leeftijden. Voordelen van een heterogene groep zijn dat hierin veel verschillende meningen en ervarin gen besproken kunnen worden. Dat is belangrijk bij onderwerpen die iedereen aangaan en waarin iedereen een aandeel kan hebben, zoals een veilige woonom geving (module 6).

14

Inleiding

Een homogene groep wordt gevormd op basis van gelijke kenmerken. Voor delen hiervan zijn dat de deelnemers zich in elkaar herkennen en gemakkelijker ervaringen delen, vooral bij onderwerpen die gevoelig liggen, zoals gezondheid (module 2). Vrouwen kunnen zich bijvoorbeeld niet prettig voelen bij het aanwij zen en bespreken van lichaamsdelen in het gezelschap van mannen. Waardevolle gesprekken kunnen ook plaatsvinden in wisselende groepen, waar bij het wel van belang is om niet elke keer veiligheid te hoeven opbouwen. Te denken valt aan een redelijk stabiele groep van bijvoorbeeld dertig deelnemers, waaruit wisselende subgroepjes gevormd worden. Zo kan gezondheid wel een belangrijk thema zijn voor iedereen, maar hebben jonge mannen op dit gebied bijvoorbeeld heel andere ervaringen dan moeders met jonge kinderen. In sommige gevallen is het verstandig om genderspecifieke groepen samen te stellen: dit kan diepgaande gesprekken opleveren over bijvoorbeeld meisjesbe snijdenis of de rol van vaders in de opvoeding, die in gemengde groepen niet goed op gang komen. Bij de modules worden daarvoor suggesties gegeven. Een andere overweging is om de samenstelling van de groep afhankelijk te ma ken van de startpositie van de deelnemers. Zijn er deelnemers die niet gewend zijn zich uit te spreken en volgens anderen in de groep ook minder recht van spreken hebben (wat het geval kan zijn bij jongeren of vrouwen) en kan de be geleider deze machtspatronen niet doorbreken, dan is het van belang dat deze deelnemers (tijdelijk) een eigen groep vormen, waarin zij zich veilig voelen en volwaardig kunnen deelnemen. Na enige tijd kunnen zij dan desgewenst instro men in een meer heterogene groep. De voorgestelde activiteiten in de methode gaan uit van een groepsgrootte waar mee voldoende diversiteit mogelijk is. Bij te weinig deelnemers zijn er te weinig interactie en diversiteit; bij te veel deelnemers is het moeilijk om iedereen tot z’n recht te laten komen. Bewuste keuzes De organisatie van waardevolle groepsgesprekken vraagt om bewuste keuzes, waardoor de doelen het beste bereikt worden. Vier onderwerpen waarover een besluit genomen moet worden, zijn: • de wijze van uitvoering: als volledige cursus of losse onderdelen; • de begeleiding: door een sociaal-agogisch werker, een taaldocent of beiden; • de rol van taal: hoe gesprekken in de moedertaal kunnen helpen bij de NT2-les; • de groepssamenstelling: heterogeen of homogeen (bijvoorbeeld qua taal, gender, leeftijd).

15

Sociaal met taal

Welke keuzes ook gemaakt worden, afhankelijk van de mogelijkheden en voor keuren, er zijn twee vuistregels: doe liever iets dan niets en zorg dat alle deelne mers zich veilig kunnen uitspreken. Online materiaal Op www.coutinho.nl/sociaalmettaal vind je het aanvullend materiaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: • tools om de voortgang vast te stellen; • activiteiten om mee te beginnen, te eindigen en deelgroepen te maken; • achtergrondinformatie bij modules; • extra prenten; • voorbeelden van een participatief project.

16

Hoe werkt dit boek?

Dit boek beschrijft om te beginnen de context en randvoorwaarden om waarde volle groepsgesprekken te kunnen opnemen in de inburgeringspraktijk. Deel 1 biedt hiervoor de achtergronden. In hoofdstuk 1 gaan we in op het belang, de herkomst, de successen en de methodologie van participatief groepswerk. Hoofdstuk 2 bespreekt de methodiek, dat wil zeggen het kader met de ontwerp principes, dat de begeleiders in staat stelt een eigen bijeenkomst op te zetten en de voorgestelde modules met kennis van zaken uit te voeren. Ook gaan we in op een aantal mogelijkheden om de voortgang en resultaten vast te stellen. Hoofd stuk 3 behandelt het begeleiden van participatieve processen. Omgaan met di verse meningen, het constructief maken van gevoeligheden en het benutten van spanningen gaan niet vanzelf. In dit hoofdstuk belichten we wat hiervoor nodig is. Ten slotte gaat hoofdstuk 4 over evalueren en het werken met toetsen. Een belangrijk onderdeel van de methodiek is dat de deelnemers hun mening geven over wat er in de bijeenkomsten gebeurt. Deelnemers zonder onderwijservaring en met een laag gevoel voor zelfwaarde, wiens mening nooit op prijs is gesteld, hebben vaak moeite met het uiten van kritiek. Daarom vraagt dit onderwerp, naast de participatieve manieren van toetsen, bijzondere aandacht. Deel 2 biedt elf uitgewerkte modules. Het bijbehorende (los te verkrijgen) werkboek voor de deelnemers bevat werkbladen om alle modules concreet te verwerken. Deze kunnen samengevoegd worden tot een persoonlijk portfolio. Tijdsduur Elke bijeenkomst duurt 2,5 uur. Er wordt geen tijdsaanduiding gegeven voor de aparte activiteiten, omdat je hierin zelf veel keuzes kunt maken en het tempo kunt versnellen of vertragen, al naargelang de behoefte van de deelnemers. De beginmodules bevatten tien bijeenkomsten, de modules daarna zijn kor ter. De reden hiervoor is dat fundamentele uitgangspunten zoals vertrouwen, mondigheid en ontwikkeling aan de basis liggen van het voeren van waardevolle gesprekken. Een gesprek over veiligheid wordt al snel een oeverloze discussie als niet zorgvuldig gebouwd is aan de fundamenten. Je kunt versnellen en bijeenkomsten overslaan, maar net zo goed kan het nodig zijn om extra bijeenkomsten (soms met een deelgroep) in te voegen, afhankelijk van de deelnemers. Groepsgrootte In inburgeringstrajecten wordt doorgaans gewerkt met een groepsgrootte van één tot vijftien personen (Z-route) of twaalf tot zeventien personen (B1-route). Voor de waardevolle gesprekken is zeventien aan de hoge kant. Idealiter bestaat een groep daarom uit acht tot twaalf deelnemers, afhankelijk van de ervaring van

17

Sociaal met taal

de begeleider(s). Dit maakt uitwisseling goed mogelijk en zorgt voor voldoende diversiteit binnen de groep. Er zijn allerlei variaties mogelijk. De groep opsplitsen • De deelnemers in tweetallen laten werken bij interviews, het delen van heel persoonlijke ervaringen, het oefenen van bepaalde vaardigheden zoals luiste ren of zich uitspreken, en een snelle energizer. • De deelnemers in drietallen laten werken als één deelnemer moet observeren en voor een snelle brainstorm of gedurfde vraag. • De deelnemers in vier- tot zestallen laten werken om snel verschillende me ningen op tafel te krijgen. Om iedereen aan het woord te laten komen, kan gewerkt worden met een object (zoals een kussentje) dat rond moet gaan; iedereen moet het object in handen krijgen en alle anderen luisteren dan. • Als het nodig is om uiteindelijk plenair uit te wisselen, dan kun je ook op bouwen: van twee naar vier naar acht naar de hele groep. Elke keer vat een deelnemer kort samen wat het belangrijkste inzicht was van de vorige ronde, tot de uiteindelijke inzichten in de hele groep worden benoemd. De groep groter maken • In dubbele groepen tot dertig deelnemers werken: ontmoeting en uitwisse ling van ervaringen, oefenen van situaties met onbekende deelnemers, feest vieren, een bepaalde gezamenlijke actie ondernemen. • Zonder limiet, bijvoorbeeld alle wijkbewoners of alle inburgeraars in de ge meente: met zo’n groep kan een feest gevierd worden en kunnen mensen elkaar leren kennen met behulp van een creatieve werkvorm (zie module 1) of een gezamenlijk vraagstuk aanpakken (zie module 7). Het begeleiden van zulke grote activerende bijeenkomsten (ook wel large scale interventions ge noemd) vraagt om ervaren begeleiders (facilitators). Het is ook mogelijk om de materialen te gebruiken in kleine groepen of zelfs in een-op-eenbegeleiding. De onderwerpen en benadering lenen zich voor een zinvolle uitwisseling. Hierbij is dan echter geen extra winst te boeken als het gaat om het in de praktijk brengen van onderlinge steun en respect voor diverse andere ervaringen en gezichtspunten. Materiaal Afhankelijk van de gemaakte keuzes zul je als begeleider materialen moeten klaarzetten of voorbereiden. Het is verstandig om de volgende materialen altijd bij de hand te hebben: • afbeeldingensets en/of symboolkaartjes bij elke module; • woordenlijsten en/of -kaartjes bij elke module; • evaluatieboom op posterformaat; • flinke bol wol; • stickers met de namen van de deelnemers;

18

Hoe werkt dit boek?

• oude kranten en tijdschriften; • gekleurd papier; • wit papier (A3 of A4, om op te tekenen); • post-its; • kleurpotloden en/of vetkrijt;

• pennen en papier; • tape en plakband; • scharen; • stoepkrijt en wisser; • fluitje; • dobbelsteen; • matjes om comfortabel op te liggen; • bord met krijtjes/stiften; • een smiley en een grumpy (een neerwaartse smiley) op het bord; De afbeeldingen in het werkboek zijn bewust getekend in een stijl die redelijk neutraal is. De personen hebben alleen een silhouet en zo min mogelijk specifie ke kenmerken. Er zijn afbeeldingen van voorwerpen, van personen en van situ aties. De situaties (praatplaten) zijn in het participatief groepswerk het belang rijkst. Deze kunnen ook door de deelnemers zelf gecreëerd worden om verhalen met betekenis voor te stellen. Vooral in de Z-route kan het goed zijn om samen tekeningen te maken en hierover in gesprek te gaan. Een goede situatietekening voldoet dan aan de volgende eisen: • Het onderwerp is een thema dat gevoelens oproept, bijvoorbeeld een situatie waarin een waarde als gelijkheid of respect een rol speelt. • De tekening is alledaags en herkenbaar, bijvoorbeeld een situatie thuis, op straat of in de winkel. • De tekening bevat een contrast of actie, bijvoorbeeld bekend/onbekend, nieuw/oud, nieuwkomer/Nederlander. • De tekening gaat over één thema, zodat het gesprek de diepte kan ingaan, bijvoorbeeld het verschil tussen de generaties. • Op de tekening staat minimaal één persoon met wie de deelnemers zich kun nen identificeren, zoals een volwassen man of vrouw. • De tekening is zo eenvoudig mogelijk, zonder overbodige toevoegingen zoals objecten of details in de kleding. • De afbeelding raakt de belangstelling en/of een emotie, bijvoorbeeld door het tonen van afstand of ongelijkheid. • kussentje of pet; • (schoenen)doos; • camera of smartphone om foto’s te maken.

Aan de tekeningen worden geen esthetische eisen gesteld.

19

Sociaal met taal

Foto’s kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het oproepen en vertellen van verhalen. Een eenvoudige manier is om een set fotokaartjes of symboolkaartjes aan te schaffen en aan de basismaterialenlijst toe te voegen. Maar ook een photo- voice -opdracht behoort tot de mogelijkheden: stel een vraag en laat de deelne mers met hun smartphone een foto maken en hierover vertellen (zie module 7). Woordenlijsten en stellingen en dergelijke zijn opgenomen in het werkboek, zo dat de deelnemer ze kan nalezen en oefenen. Je kunt het werkboek gebruiken om een pagina te (laten) kopiëren op wat steviger papier en hiervan kaartjes te knippen. Het werkboek vormt ook de basis voor een portfolio van de deelnemer. Een whiteboard heeft de voorkeur boven een smartboard, omdat de prenten hier magnetisch op aangebracht kunnen worden en de deelnemers op hun eigen plek kunnen nadenken over wat ze willen tekenen of schrijven, waarna zij hun briefje op het bord kunnen bijplakken. Hier spelen concentratie en beweging dus een rol. Als je bedreven bent in het gebruik van het smartboard en de deelnemers hierin goed meeneemt, kan ook dit goed werken, mits er voldoende concentratie en beweging in het programma aanwezig blijven. Ruimte Voor veel van de voorgestelde activiteiten is het nodig om elkaar goed te kun nen aankijken met zo min mogelijk barrières. Ook is het belangrijk om vanaf het begin de gedachte te doorbreken dat het gaat om lessen, waarbij een docent vertelt en de lerenden moeten luisteren. Dit kan voor deelnemers het enige be kende model van leren zijn, en dat is niet per se verbonden aan succeservaringen. In de waardevolle gesprekken is sprake van een gelijkwaardige uitwisseling van ervaringen, meningen en informatie – anders dan klassiek onderwijs dus. Kies daarom voor een van de volgende opstellingen in de ruimte:

20

Deel 1 Achtergronden

1 De methodologie

1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Het beleid van de overheid: integratie Het doel van inburgering: participatie

Inspelen op diversiteit

De herkomst van participatief werken De successen van participatief werken De principes van participatief groepswerk

In dit hoofdstuk staat de logica van de methode centraal, de methodologie: de achterliggende redenen en de oorsprong van de werkwijze. Van tijd tot tijd verandert de inburgeringspraktijk onder invloed van nieuwe in zichten en sturing, vertaald naar wetgeving. Het is van belang om te beseffen dat deze veranderingen meestal maar voor een klein deel ingegeven zijn door nieu we wetenschappelijke inzichten of effectiviteitsmetingen. Ze zijn veelal gekleurd door politieke stromingen en veronderstellingen. In dit hoofdstuk beschrijven we de twee richtinggevende concepten ‘integratie’ en ‘participatie’ waarop de Wet inburgering 2021 gebaseerd is – inclusief de daarmee verbonden dilemma’s. Hieruit komt een heldere opdracht naar voren om de waardevolle gesprekken een plek te geven in de inburgeringspraktijk. Om recht te doen aan de diversiteit van zowel nieuwkomers als Nederlanders leggen we daarna de mogelijkheden van participatief groepswerk uit. Het beleid van de overheid: integratie In een veel aangehaald schematisch model onderscheidt Berry (2006, aangehaald in Van ’t Rood et al., 2020) vier mogelijke acculturatieprocessen, dat wil zeggen: vier manieren waarop migranten zich kunnen verhouden tot een nieuwe cultuur (zie tabel 1.1). Hun participatie in de nieuwe samenleving kan al dan niet slagen, en dat kan al dan niet met behoud van de eigen cultuur.

1.1

Tabel 1.1 – Acculturatieprocessen van Berry (2006)

Cultuurbehoud: JA Cultuurbehoud: NEE

Integratie Separatie

Participatie: JA Participatie: NEE

Assimilatie

Marginalisatie

De Nederlandse overheid stelt zich met haar beleid te richten op integratie. Dat wil zeggen, het doel is dat migranten deel gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving met behoud van eigen culturele waarden. De verplichte onderdelen van inburgering zijn echter vrijwel geheel ingevuld als voorlichting en vertellen

22

1.1 | Het beleid van de overheid: integratie

óver de Nederlandse samenleving, met weinig aandacht voor de vraag hoe divers deze kan zijn en welke grenzen die diversiteit kent. Het gaat hier om grensthe ma’s en dilemma’s waarmee we als samenleving zelf stoeien en soms worstelen. Juist die vaardigheid om met zulke thema’s te stoeien is een belangrijk onderdeel van het integratieproces en mag niet overgeslagen worden. Een inclusieve samenleving, waarin iedereen meetelt en naar vermogen mee doet, vergt inspanningen op het gebied van onderwijs en dienstverlening. Daarbij kunnen we inburgering als een plicht zien, met het onderwijs als dienstverlening en het voltooide examen als bewijs van succes. Maar inburgeren is natuurlijk veel méér. Het is een proces van kennismaken, van nieuwe gewoontes leren ken nen, nieuwe smaken proeven, nieuwe verantwoordelijkheden krijgen en nieuwe denkbeelden gaan waarderen. Geen enkele samenleving, en zeker ook de Nederlandse niet, is een stabiel en consistent pakket waarden, dat zomaar overdraagbaar is. Integendeel, er zijn spanningen en tegenstrijdigheden in de samenleving die op gespannen voet staan met zelfverklaarde waarden als respect en vrijheid. Er zijn bevochten rechten, zoals gelijkheid van vrouwen, die nog altijd niet volledig gerealiseerd zijn en per manent onder druk staan. En er zijn processen, zoals digitalisering en kansenon gelijkheid, waardoor continu verandering optreedt – of zou moeten optreden. De samenleving is een steeds bewegend geheel van praktijken en debat, en inburge ring kan niet alleen gaan over ‘de heilige huisjes’, alsof er rotsvaste waarheden zijn. Wereldwijd zijn veel inburgeringstrajecten, paradoxaal genoeg, cultureel eenzij dig. Spanningen tussen meerderheid en minderheden worden niet besproken. Culturele diversiteit binnen de samenleving en ook verschillen tussen de inbur geringsplichtigen worden niet meegenomen. Zo dragen de cursussen niet actief bij aan interculturele competenties. Hier is nog een wereld te winnen. En dat kan met participatieve methodieken, waarin samen ontdekken vooropstaat. Voordat we uitleggen hoe de arbeidsmarkt in elkaar steekt en hoe men kan sol liciteren, is het bijvoorbeeld belangrijk om te weten welke ervaringen de deelne mers al meenemen en welke waarde zij al dan niet hechten aan werk. Als we dat overslaan, leiden de inspanningen van het inburgeringstraject meestal slechts tot schijnbare aanpassing. Waarden winnen altijd. En over waarden kunnen we pra ten. We kunnen erover discussiëren, erom lachen, ze doorleven en veranderen. Dat kan op alle niveaus en met oog voor ieders inbreng, mits je sensitief bent voor de kenmerken van de deelnemers in je groep. Een inburgeringsproces is dan ook geen neutraal proces. Sommige migranten nemen vrij gemakkelijk nieuwe denkbeelden over, andere versterken na de mi gratie juist hun eigen identiteit. Dat is niet uniek voor migratie naar Nederland; het is een kenmerk van migratie in het algemeen. We zien dit ook bij Nederlan ders in het buitenland: van volledig aangepaste families in Nieuw-Zeeland tot

23

1 | De methodologie

Nederlandse enclaves in de Verenigde Staten, waar alles na twee eeuwen lijkt op een klassiek ‘Holland’ dat we zelfs in Nederland niet meer kennen. Inburgering gebeurt dan ook niet in een sociaal vacuüm. Een wet kan nieuwkomers verplichten om respect te tonen voor Nederlandse waarden en normen. Een toets kan ervoor zorgen dat zij kennis tot zich ne men. Maar iedereen die inburgeringsactiviteiten begeleidt, zal merken dat het overdragen van informatie niet per se zorgt dat deelnemers die informatie ook echt internaliseren. Informatie kan botsen met eigen overtuigingen of gewoon tes, waardoor het inburgeringsproces kan uitmonden in schijnbare aanpassing. Om echte impact te hebben, zou inburgering een dialectisch proces moeten zijn: heen en weer overwegen wat eigen waarden zijn, wat nieuw of anders is en hoe de nieuwkomer zich daartoe op een goede manier kan verhouden, binnen de kaders van de wet en in de vrijheid van zijn denken. De participatieve groepsmethodiek die in dit boek praktisch wordt beschreven, voert terug op constructivistische methodes uit de jaren zestig van de vorige eeuw. De onderliggende veronderstelling is dat elke samenleving gebaseerd is op geconstrueerde waarheden, die ‘vloeibaar’ zijn: ze staan niet vast en zijn niet voor iedereen hetzelfde. Heeft Nederland een individualistische prestatiecul tuur? Mogelijk is individueel geluk heel belangrijk, maar dat hoeft geen tegen stelling te vormen met het hechten aan gemeenschapszin. Hoe is dat in balans? Waar burgers dergelijke afwegingen kunnen maken, zijn zij meer in evenwicht en zijn zij actief-kritische leden van de samenleving. Dat is een opdracht voor álle inwoners, zeker niet alleen voor nieuwkomers. Inburgeren doen we samen. De samenleving is niet als pakket overdraagbaar, maar continu in verandering. Het doel van inburgering: participatie Het doel van inburgering is participatie, zo blijkt uit de Wet inburgering 2021. Participatie is een veelzijdig concept. Denk hierbij bijvoorbeeld aan actief zijn in de buurt, dagelijkse taken kunnen uitvoeren, werken als het kan, aanspraak kunnen doen op je rechten, kunnen omgaan met andersdenkenden, waarden en normen leren kennen (en je hiertoe verhouden), kinderen opvoeden en meetel len: zien en gezien worden. Meedoen betreft het hele leven. In de onderzoeksliteratuur wordt dan ook gesproken van verblijfsrechtelijke, economische, politieke, culturele en psycho logische participatie (Goodman, 2015; zie tabel 1.2). Deze komen niet allemaal aan bod in de verplichte inburgeringsonderdelen, waarschijnlijk omdat bepaalde aspecten van politieke, culturele en vooral psychologische participatie als moei lijk toetsbaar worden gezien. De methodiek in dit boek vindt haar oorsprong in de periode 2001-2018. De werkwijze is ontwikkeld samen met niet-westerse vrouwen met een migratieach-

1.2

24

1.2 | Het doel van inburgering: participatie

Tabel 1.2 – Vormen van participatie (Goodman, 2015) Vorm van participatie

Onderdeel in de inburgering Participatieverklaringstraject (PVT)

Verblijfsrechtelijk: voorwaarden om in Nederland te mogen blijven Economisch: werken of een opleiding volgen om te gaan werken Politiek: gebruikmaken van actief en passief stemrecht en de inrichting van de staat begrijpen Cultureel: de taal beheersen en actief en passief kunnen deelnemen aan culturele evenementen en activiteiten Psychologisch: welzijn en welbevinden in de dagelijkse activiteiten (eventueel samen met gezins- en familieleden)

Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) Kennis van de Nederlandse maatschap pij (KNM)

Nederlandse taal (NT2)

Hierin is niet apart voorzien, het is ech ter de basis voor de andere onderdelen

tergrond die nauwelijks naar school waren geweest en in Nederland in een iso lement terecht waren gekomen. Voor hen was de psychologische participatie zo uitdagend dat de andere vormen niet tot ontwikkeling kwamen. Velen van hen lijden onder een laag gevoel van eigenwaarde, weinig zelfvertrouwen en diverse psychosomatische klachten, waardoor zij belemmerd werden in hun participatie in de samenleving en hun burgerschap. Door al tijdens de inburgering aandacht aan de psychologische participatie te besteden, kan een dergelijk isolement deels voorkomen worden. De docent of begeleider die deelnemers uit deze doelgroep treft, staat voor me thodologische uitdagingen. Dit zijn volwassenen die geen ervaring hebben met formeel onderwijs, laaggeletterd zijn en daardoor moeite hebben om kennis te memoriseren, maar die wel uitgebreid gebruikmaken van mondelinge en visuele geheugentechnieken. In hun eigen omgeving hebben zij soms weinig in te brengen en naar hun mening wordt lang niet altijd gevraagd. Sterker nog, de Nederland se mondigheid kan haaks staan op hun socialisatie. Zij hebben dan ook andere pedagogische behoeften dan lerenden met een begeleide opleidingsachtergrond. Hierdoor is de kracht van de participatieve methode juist bij deze groep zichtbaar geworden. Paradoxaal genoeg is voor hogereordevaardigheden name lijk niet altijd een hoge mate van geletterdheid nodig. Analfabeten kunnen zelfs beter leren in sociaal-constructivistische methodes, die een beroep doen op hun levensvaardigheden en samenwerkingsvaardigheden. In klassikale en instructie ve onderwijssettings doen zij voortdurend faalervaringen op (Nieuwboer & Van ’t Rood, 2016). Dergelijke deelnemers zullen in de Z-route instromen. Er is echter iets voor te zeggen om voor alle inburgeringsniveaus de psychologische participatie als basis

25

1 | De methodologie

te nemen van de andere vormen van participatie. Dat zorgt voor veiligheid, voor goede gesprekken en voor een leerklimaat waarin alle deelnemers successen kun nen behalen en kunnen leren participeren, omdat de leerstof over henzelf gaat. Inspelen op diversiteit Inburgeringsplichtigen zijn volwassenen die om welke reden dan ook blijvend in Nederland zijn, terwijl zij geboren en opgegroeid zijn buiten Nederland. De groep is bijzonder divers: van hoogopgeleid tot nauwelijks opgeleid, vrijwillig of noodgedwongen gemigreerd en van jong tot oud. Terwijl sommige deelnemers, veelal afkomstig uit westerse landen, zich nauw verwant weten met de Neder landse taal en cultuur, voelen andere zich vervreemd. De inburgering vindt plaats in Nederland, een land dat steeds meer diversiteit kent. Het is verleidelijk om de werkelijkheid te versimpelen en stereotiepe woor den, beelden en verhalen te gebruiken om duidelijk te maken wat Nederland is. Maar de tijd dat we allemaal een bosje bloemen meenamen als we ergens op bezoek gingen is net zo goed voorbij als de tijd dat we allemaal klompen droegen – als die tijd ooit al heeft bestaan. In de inburgeringspraktijk willen we recht doen aan diversiteit. De Wet inbur gering 2021 biedt verschillende leerroutes. Deze diversificatie is belangrijk, om dat leerprocessen moeten aansluiten bij de startpositie van lerenden. Alleen dan slaan ze geen ‘stapstenen’ in het leerproces over – een te grote sprong naar de volgende stapsteen in de kolkende rivier betekent onherroepelijk een ontmoedi gend ‘nat pak’. Net zo goed als de startpositie is de keuze voor didactische werk vormen bepalend voor succes. Zijn de inburgeringsplichtigen hoogopgeleid en zijn zij gewend om hun ge dachten onder woorden te brengen, te argumenteren en uitspraken op waarde te schatten, dan hebben zij een ander type begeleiding nodig dan deelnemers die dat niet gewoon zijn. Een debat, het bespreken van een krantenartikel of het schrijven van stellingen kan voor de eerste groep een uitstekende werkvorm zijn. Analfabeten en mensen zonder formele opleiding leven vaak (en in toene mende mate) aan de rand van de samenleving, zeker naarmate deze verder mo derniseert. Zij moeten al hun kracht en vindingrijkheid inzetten om te overleven in een omgeving waarin zij geen invloed van betekenis lijken te hebben. Hun aanpak is soms verbazingwekkend effectief. Maar om te kunnen meedoen, is het niet voldoende om zich aan te passen. Het is ook nodig om assertief te zijn, het vermogen te hebben om zich te verdedigen of te onderhandelen over de eigen belangen. Mogelijk kies je dan voor een rollenspel, het uitbeelden van een situa tie of een excursie. In deze publicatie houden we rekening met de diverse achtergronden van de lerende nieuwkomers. Voor iedereen brengt het wonen in een nieuw land uitda gingen met zich mee. En naarmate de realiteit waaraan de nieuwkomer gewend

1.3

26

1.4 | De herkomst van participatief werken

was meer afwijkt van het nieuwe bestaan, worden die uitdagingen groter. We zullen in deze publicatie materialen aanreiken voor waardevolle gesprekken in de inburgeringspraktijk waarbij jij én de groep wat te kiezen hebben. De herkomst van participatief werken De in deze publicatie beschreven methodiek gaat uit van participatief groepswerk. De basis daarvan is gelegd door pedagoog Paulo Freire (1921-1997). Hij leidde in de jaren zestig van de vorige eeuw een nationaal alfabetiseringsprogramma in Noordoost-Brazilië. Freire was van mening dat taal een middel is waarmee de werkelijkheid begrepen en beschreven wordt. Het beheersen van de taal geeft toe gang tot invloed. Taal legt bovendien een soort filter over de werkelijkheid heen. Wat niet onder woorden wordt gebracht, bestaat niet. Als er bijvoorbeeld niet over armoede wordt gesproken en als er geen aandacht voor armoede is bij dege nen die beleid en middelen regelen voor interventies en onderzoek, zal armoede (of een ander probleem) onzichtbaar blijven. Juist mensen met weinig invloed zijn hiervan de dupe. Terwijl juist zij minder in de positie zijn om hun problemen te agenderen. Taal is dus een machtsinstrument. Freire zag laaggeletterdheid dan ook niet als een individueel tekort, maar als een maatschappelijk gevolg van beleid. Bovendien gaf hij aan dat taalonderwijs niet gericht zou moeten zijn op de grammatica en het taalsysteem, waarmee de werkelijkheid alleen maar gerepro duceerd zou worden. Taalverwerving is volgens hem een sociaal proces. De be langrijkste functies ervan zijn communiceren en in het dagelijks leven kunnen functioneren. Het gaat dus niet om het begrijpen van de taal, maar om het be grijpen van elkaar. Taal is een hoogst persoonlijk instrument, en geen nationaal bezit. Dit is niet beperkt tot een vaardigheid, maar strekt zich uit tot levens vorming. Bovendien stelt taal iemand in staat om voor zichzelf en gezamenlijke belangen op te komen. Waar mensen een minderheidstaal spreken, hebben zij vaak minder inspraak en sluit het beleid minder op hen aan. Onderwijs moet dan ook niet gericht zijn op het leren van een taalsysteem en kennis over de maatschappij, maar op het eigen leven en participatie. Onderwijs moet volgens dit perspectief dan ook niet gericht zijn op de overdracht van een cultuur en socialisatie, maar op emancipatie, invloed en kritisch mogen zijn op bestaande machtsverhoudingen. Freire beschreef wat dit vraagt van docenten. Freires visie wordt ook wel de emancipatorische of kritische pedagogiek ge noemd. Door de rol van het onderwijs heel anders te definiëren en te ontwerpen, wordt onderwijs een sociaal proces van de lerenden zelf. Door deze vorm van volwasseneneducatie kunnen zij zich een zinvolle positie verwerven in de maat schappij. Een concreet voorbeeld is de toegang tot water, een wereldwijd probleem. Deelnemers aan een freiriaans programma worden zich bewust van de machtsver schillen: waarom heeft de landeigenaar als enige eigenaarschap van de waterbron, terwijl de ongeletterde dorpelingen het water nodig hebben? Vervolgens is het zó relevant en urgent om in actie te komen dat de deelnemers de taal leren om argu menten voor vrije toegang tot water om te zetten in petities en vergunningsaanvra-

1.4

27

Made with FlippingBook flipbook maker