Interculturele samenwerking in organisaties - Herman Blom

Interculturele samenwerking in organisaties Herman Blom Professioneel omgaan met verschillen

u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

Interculturele samenwerking in organisaties

Ik geloof dat ik geen groter geschenk kan ontvangen

dan door de ander te worden gezien, te worden gehoord, te worden begrepen en aangeraakt.

Het grootste geschenk dat ik kan geven is de ander te zien, te horen,

te begrijpen, aan te raken.

Wanneer dat gebeurt voel ik dat er contact is gelegd.

– Virginia Satir

Interculturele samenwerking in organisaties

Professioneel omgaan met verschillen

Herman Blom

Derde, herziene druk

bussum 2021

www.coutinho.nl/interculturelesamenwerking3 Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit een inburgeringstoets, een checklist en rollenspellen.

© 2008/2021 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk 2008 Derde, herziene druk 2021

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Digitale Klerken, Utrecht Opmaak binnenwerk: Coco Bookmedia, Amersfoort

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN: 978 90 469 0817 4 NUR: 812

Voorwoord

Multiculturele samenlevingen als de Nederlandse bieden uitzicht op een vreed- zaam en goed samenleven en samenwerken van allen. Diversiteit in de samen­ leving kan namelijk een bron van culturele meerwaarde en economische winst zijn. Organisaties en de publieke ruimte dienen daarvoor wel inclusief te zijn. Mensen kunnen de persoon zijn die ze willen zijn. Allerlei vormen van benade- ling, vaak in samenhang met racisme, worden gelukkig steeds vaker aan de orde gesteld. Binnen de publieke ruimte zijn de vrijheid van ieder individu, gelijkwaar- digheid (antidiscriminatie) en verdraagzaamheid de fundamentele waarden. Om zover te komen is het van belang om alle vragen te stellen die betrekking hebben op de uitdagingen die de multiculturele samenleving met zich meebrengt. Die vragen niet te stellen en de discussies met taboes te bedekken verkleint namelijk de succeskans. Conflicten rondom de thema’s van de multiculturele samenwer- king zijn daarom uiteindelijk een positief teken van uitwisseling en integratie. Gebeurtenissen als de opkomst van de Black Lives Matter-beweging, de proces- sen van vallen en opstaan bij het divers en inclusief maken van organisaties, maar vooral de niet-aflatende maatschappelijke discussie over de plaats van (etnische) minderheden in de samenleving hebben de laatste jaren voor veel nieuwe inzich- ten gezorgd. Onmiskenbaar wordt in organisaties, in wijken en gemeenten en op landelijk bestuurlijk niveau gewerkt aan een ‘goede samenleving’ voor iedereen. Gelijktijdig vallen ook de blokkades, hindernissen en tegenvallende acceptatie van diversiteit in delen van de samenleving op. Die blokkades zitten in de systemen en in de mensen. Alleen door ze aan de orde te stellen kan de ‘omgang met anderen’ een inclusiever karakter krijgen. Daarin ligt de motivatie voor dit boek. In 2005 voltooide ikmijn promotieproject. Het had betrekking op de plaats van Duitse politieagenten met een migratieachtergrond in hun organisatie. Gelijk­ tijdig hield ik me aan Duitse hogescholen al jaren met diversiteitsbeleid bezig. Het thema ‘omgang met mensen die “anders” zijn’ begeleidt mij nu enkele decennia. Wat indertijd in een dissertatie eindigde, vormde vervolgens de inspiratie voor dit boek waarvan nu deze derde herziening verschijnt. Een dergelijk groot project heeft ook invloed op het leven van mijn gezin. Ik wil Ariane, Willem en Johan hier graag met dank noemen.

Herman Blom najaar 2021

Inhoud

Inleiding

11

1

Nederland als migratiesamenleving

15 15 17 19 20 23 28

1.1 1.2 1.3

Inleiding

Wat wordt bedoeld met een migratieachtergrond?

Nederland immigratieland 1.3.1 Verscheidenheid 1.3.2 Enkele overzichten

1.4 1.5

Migratiebewegingen na de Tweede Wereldoorlog

Negen groepen nader bekeken 31 1.5.1 Gerepatrieerde Nederlanders en Indische Nederlanders 31 1.5.2 Molukkers 31 1.5.3 Surinamers 32 1.5.4 Antillianen 33 1.5.5 Gastarbeiders 33 1.5.6 De ‘nieuwe gastarbeiders’ 34 1.5.7 Asielmigranten 37 1.5.8 Illegaal in Nederland gevestigde immigranten 38 1.5.9 Kennismigratie en diplomamigratie 39

1.6

Samenvatting Opdrachten

40

41

2

Wij en zij

43 43 45 47 49 50 53 53 58 59 62 67 71 74

2.1 2.2

Inleiding

Why we hate?

2.2.1 De sociale-identiteitstheorie

2.2.2 Wij en zij

2.2.3 De ontwikkeling van vooroordelen

2.3

Vertekende waarneming

2.3.1 Stereotypen

2.3.2 De attributietheorie 2.3.3 Etnisch profileren

2.4 2.5

Negatieve beelden van de andere groep tegengaan

De salience-interactie

2.5.1 Racisme

2.5.2 Vormen van racisme

2.6

De samenhang tussen vooroordelen, discriminatie en racisme 77

2.7

Nadruk op contact bij de bestrijding van vooroordelen, discriminatie en racisme

81 84 85 89 89 91 92 93 95 98 99

2.8

Samenvatting Opdrachten

3

De strijd om de identiteit

3.1 3.2

Inleiding

Identiteit en sociale identiteit

3.2.1 De keuze voor je identiteit is niet vrij

3.2.2 Inburgeringsprocedures 3.2.3 Nederlandse identiteit Het ‘regelen’ van de identiteit 3.3.1 Identiteit en positiebepaling

3.3

3.3.2 Tussen wal en schip?

105 106

3.3.3 Identiteitsvorming tussen twee culturen 3.3.4 Mitsen en maren bij het model van de identiteitsvorming tussen twee culturen

106 108 109 110 111 114 115 115 119 121 122 123 129 129 130 130 137 138 139 139 149 152 155 158 160

3.4

Adaptatiestrategieën 3.4.1 Integratie 3.4.2 Assimilatie 3.4.3 Separatie 3.4.4 Marginalisering

3.4.5 Kosmopolitische oriëntatie

3.4.6 Kanttekeningen bij de adaptatiestrategieën 3.4.7 Sociaal-economische en sociaal-culturele integratie

3.5 3.6

Een gemeenschappelijke identiteit

Samenvatting Opdrachten

4

Samen leven en werken met cultuurverschillen

4.1 4.2

Inleiding

Cultuurbegrip 4.2.1 Cultuurui

4.2.2 Interculturele nieuwsgierigheid

4.2.3 Etnocentrisme Dimensies van culturen

4.3

4.3.1 Culturele dimensies van Hofstede 4.3.2 Culturele dimensies van Trompenaars

4.3.3 Culturele dimensies van Hall 4.3.4 Culturele dimensies van Pinto 4.3.5 Kritiek geven en ontvangen 4.3.6 Speciaal geval: eigendunk

4.4 4.5 4.6 4.7

Verschillen in communicatiestijl

161 164 166 168 170

Synergie door het benutten van diversiteit

Stappenplan naar synergie

Samenvatting Opdrachten

5 De bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt

173

5.1 5.2

Inleiding

173

Het Amerikaanse voorbeeld 176 5.2.1 Antidiscriminatie: alle mensen hebben gelijke rechten 176 5.2.2 Positieve discriminatie: bevoordeling als middel 177

5.3

Discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt 5.3.1 Werkloosheid onder jongeren met een migratieachtergrond 5.3.2 Stagediscriminatie bij jongeren met een migratieachtergrond 5.3.3 De oorzaken van discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt

179

179

180

182 184

5.3.4 Mismatch op de arbeidsmarkt

5.4

Verschillende vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt 186 5.4.1 Discriminatie bij instroom 187 5.4.2 Discriminatie bij doorstroom en uitstroom 191 5.4.3 Discriminatie op de werkvloer 196 De Nederlandse discussie rondom positieve discriminatie 198 5.5.1 Cultuurverandering door de kritische massa te halen 199

5.5

5.5.2 Positieve actie en positieve discriminatie 5.5.3 De invoering van het vrouwenquotum Het beleid tegen discriminatie in Nederland Het streven naar diverse en inclusieve organisaties

201 204 206 210

5.6 5.7 5.8

Samenvatting Opdrachten

212 212

6

Diversiteit benutten en de inclusiviteit vergroten

215 215 216 219 219 222 226 228 229 230 231

6.1 6.2 6.3

Inleiding

Diversiteit en inclusiviteit

Verschillen kunnen winstgevend zijn

6.3.1 Demografische en sociale veranderingen

6.3.2 Minderheden en de markt

6.3.3 Productiviteit en marketing in gemengde teams

6.4

Succes is niet verzekerd 6.4.1 Groepsvorming

6.4.2 Sociale en cognitieve diversiteit 6.4.3 Intercultureel groepsklimaat

6.5

Inclusiviteitsbeleid 232 6.5.1 De werving van medewerkers uit minderheidsgroepen 233 6.5.2 De werving van leden van minderheidsgroepen 237 6.5.3 De selectie van personeel met een migratieachtergrond 238 6.5.4 Het creëren van draagvlak onder de autochtone collega’s 244 6.5.5 Het behoud en de doorstroom van medewerkers met een migratieachtergrond 247 6.5.6 Arbeidsvoorwaarden 252

6.6

Ontwikkelingsstadia van diversiteitsbeleid 6.6.1 De fasen van het zevenstadiamodel

255 256 258 259 260 261 262 265 265 267 269 274 278 279 282 284 285 288 291 298 299 302 313 320

6.6.2 Motivatie en uitvoering

6.6.3 Van doelgroepenbeleid naar mainstreaming

6.6.4 Taak van de nieuwkomers

6.7

Samenvatting Opdrachten

7

De omgang met culturele dilemma’s

7.1 7.2 7.3 7.4 7.5

Inleiding

De driestappenmethode

Drie posities

Pluralisme in de praktijk

De plaats van religie in de samenleving

7.5.1 De islamitische identiteit

7.5.2 De Nederlandse wet en de sharia

7.5.3 Scheiding kerk en staat? Uitdagingen voor het pluralisme Een clash of civilizations? Op weg naar een nieuw ‘wij’?

7.6 7.7 7.8 7.9

Samenvatting Opdrachten

Literatuur

Register

Over de auteur

Inleiding

De Nederlandse samenleving is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw kleurrijk geworden. De verscheidenheid aan kleur, seksuele geaardheid, biografie, afkomst of heel veel andere factoren neemt in rap tempo toe. Daarmee komen er flink veel kansen en uitdagingen bij. De diverse samenstelling van de bevolking betekent dat mensen met een verschillende sociale en culturele achtergrond elkaar in Neder- land kunnen ontmoeten. Vaak lijken bevolkingsgroepen gewoon langs elkaar heen te leven, maar we zien ook veel geslaagde voorbeelden van ‘samenleven’. Helaas gaat het niet altijd vanzelf goed: vooroordelen, misverstanden en angst voor het onbekende staan een goede samenwerking vaak in de weg. De spanningen tussen de verschillende groepen, tussen de autochtone meerderheid en minderheden met een migratie- achtergrond, maar ook tussen minderheidsgroepen met een migratieachtergrond zijn in de afgelopen jaren voelbaar geweest. Het was de voortdurende dreiging van terrorisme die de spanning tussen de Nederlandse meerderheid en islamiti- sche minderheden op scherp heeft gezet. Black Lives Matter heeft als beweging de positie van alle etnische minderheden in westerse samenlevingen op de agenda gezet. Veel vaker dan voorheen worden nu vooroordelen, discriminatie en racisme aan de orde gesteld. Uitwerkingen van het ‘racismedebat’ zijn zichtbaar in het taal- gebruik, maar ook in discussies over de positie van leden vanminderheidsgroepen in hun omgeving, niet alleen op hun werk. Al met al woedt er een publiek debat over de manier waarop we in Nederland willen samenleven en samenwerken. Die vraag komt in dit boek steeds weer terug. Samenwerking Ons land blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor immigranten. Vroeger kwamen ze als gastarbeider, nu als ‘kennismigrant’, student, illegale migrant of asielzoeker. Immigranten uit Polen en andere Oost-Europese landen zijn onder- tussen voor de arbeidsmarkt zelfs onontbeerlijk geworden. Op verschillende maatschappelijke terreinen zien we dus ontmoetingsplaatsen van mensen met een verschillende culturele achtergrond. School, werkplek en publieke ruimte (op straat, in tram, trein en bus) bieden mogelijkheden tot ontmoeting en samen­ werking. Dit boek wil bijdragen aan een betere samenwerking tussen mensen met een verschillende culturele en sociale achtergrond. Ik belicht de beschreven verschijnselen zo veel mogelijk met behulp van sociaalwetenschappelijke theorieën. Daarnaast stel ik concrete technieken voor waarmee studenten en professionals hun vaardigheden kunnen verbeteren. Het gaat om beroepsmatig en professioneel handelen in een multiculturele context.

11

Interculturele samenwerking in organisaties

We zullen daarom steeds ter verduidelijking voorbeelden analyseren uit de prak- tijk van het hoger onderwijs: situaties op de stage- of werkplek en opleidingssitu- aties op school. Ik nodig de lezer uit actief aan de slag te gaan met dit boek door middel van zelfreflectievragen, tussenvragen, cases en opdrachten aan het eind van elk hoofdstuk. Ik wil met dit boek over interculturele samenwerking in organisaties een bijdrage leveren aan een beter begrip van elkaar en daardoor een betere samenwerkingmet elkaar. De bekende theorievorming over culturele verschillen (Hofstede, Trompe- naars, Hall, Pinto) komt uiteraard aan bod. Centraal staat de vraag hoe je in orga- nisaties en in de samenleving gemeenschappelijke doelen en wegen kunt vinden. Ik wil benadrukken dat de veelgeroemde Nederlandse tolerantie weinig zin heeft wanneer die in de praktijk neerkomt op onverschilligheid en de andere kant op kijken. Interesse voor de anderen, de moed ommet ze in contact te treden en te blijven, maar ook het vasthouden aan fundamentele waarden lijken helaas maar al te vaak een schaars goed te zijn. Dit zijn vaardigheden die eenieder kan tonen, om te beginnen in de eigen straat en op de eigen studie- of werkplek. Segrega- tietendensen in de samenleving, in het wonen, in het werken en in de besteding van vrije tijd, vormen een bedreiging voor de moderne westerse samenleving die Nederland is. Ook overheden en steeds meer bedrijven en organisaties zien een eigen taak hierin. In dit boek behandel ik de mogelijkheden om de grenzen tussen groepen te slechten. Waarover gaat dit boek? ‘Nederland als migratiesamenleving’ (hoofdstuk 1): hoe heeft de toename van de verscheidenheid van de Nederlandse samenleving naar met name afkomst zich ontwikkeld? Migratiebewegingen bestaan uit emigratie en immigratie. Beide ontwikkelen zich niet gelijkmatig. Bovendien stijgt in de regel de toestroom van mensen boven de uitgaande stroom uit. Welke groepen zijn het meest zichtbaar als we over Nederlanders met een migratieachtergrond spreken? ‘Wij en zij’ (hoofdstuk 2): alle mensen zijn lid van een of meerdere culturele en etnische groepen. Hoe verhouden groepen zich tot elkaar in de samenleving? Welke sociaalpsychologische mechanismen spelen hier een rol? Hoe ontstaan vooroordelen, discriminatie en racisme? En wat zijn de methoden om een betere omgang tussen groepen te bereiken? Uiteindelijk gaat het niet alleen om groepen in de samenleving, maar ook om de omgang tussen subgroepen in arbeidsteams in organisaties. ‘De strijd om de identiteit’ (hoofdstuk 3): de eerste generaties etnische minder­ heden voegen zich in onze samenleving in met behoud van een deel van hun oor- spronkelijke waarden en normen. Met welke dilemma’s worden zij geconfronteerd en hoe reageert de autochtone meerderheid? De hoofdvraag is hoe autochtone Nederlanders en Nederlanders met eenmigratieachtergrond gelijktijdig een eigen en een gemeenschappelijke Nederlandse identiteit kunnen scheppen.

12

Inleiding

‘Samen leven en werken met cultuurverschillen’ (hoofdstuk 4): ik behandel in dit hoofdstuk de valkuilen in de omgang met mensen uit een andere cultuur. Wat is de invloed van de cultuur op het denken en handelen van teamleden met een verschillende culturele achtergrond? En hoe worden culturele verschillen in de dagelijkse communicatiestijl zichtbaar? ‘De bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt’ (hoofdstuk 5): dit thema staat hoog op de politieke en maatschappelijke agenda in Nederland. De verbete- ring van de integratie van immigranten in buurten, straten, bedrijven, organisaties en op de arbeidsmarkt maakt het urgent. Ik behandel in dit hoofdstuk vier manie- ren om met verschillen binnen organisaties om te gaan: antidiscriminatie, posi- tieve discriminatie, managing diversity en inclusiviteitsbeleid. Verder bespreek ik verschillende vormen van discriminatie en het in Nederland gevoerde beleid om discriminatie tegen te gaan. ‘Diversiteit benutten en de inclusiviteit verhogen’ (hoofdstuk 6): hoe kunnen we verschillen in organisaties benutten? Ik beschrijf hoe organisaties doelgericht en beleidsmatig kunnen omgaan met verschillen in leeftijd, geslacht, en vooral: culturele achtergrond. ‘De omgang met culturele dilemma’s’ (hoofdstuk 7): misverstanden kunnen door juiste en volledige informatie vaak verholpen worden. Moeilijker wordt het als waarden en gebruiken onverenigbaar zijn. Lastig is het ook als mensen elkaar niet alleen op de inhoud, maar ook op de ‘identiteit’ gaan beoordelen. Toch zal het zijn waarde gaan bewijzen wanneer deze conflictbronnen aan de orde worden gesteld. Ik stel mogelijke wegen voor om samen te leven. Hoe kom je tot een ge- meenschappelijke formulering van kernwaarden terwijl er ruimte blijft voor verschillen? In deze uitgave wordt gebruikgemaakt van de volgende pictogrammen: zelfreflectie tussenvraag website Online studiemateriaal Op www.coutinho.nl/interculturelesamenwerking3 vind je het online studie- materiaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: ▪ een link naar het proefexamen van de inburgeringstoets bij hoofdstuk 3; ▪ een checklist voor de omgang met mensen uit andere culturen; ▪ rollenspellen.

Docenten kunnen antwoorden bij de opdrachten aanvragen.

13

1.1 | Inleiding

Nederland als migratiesamenleving 1

1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Inleiding

Wat wordt met een migratieachtergrond bedoeld?

Nederland immigratieland

Migratiebeweging na de Tweede Wereldoorlog

Negen groepen nader bekeken

Samenvatting

1.1 Inleiding

We leven in een ‘migratiesamenleving’. Enerzijds is Nederland een echt immigra- tieland geworden, anderzijds verlaten veel mensen het land. Jaarlijks ontvangt de Nederlandse samenleving meer dan 200.000migranten uit meer dan 220 landen, die voor kortere of langere tijd in Nederland verblijven. De tendens lijkt stijgend te zijn. Vanaf 2010 kwamen er jaarlijks meer dan 150.000migranten naar Nederland en vanaf 2015 meer dan 200.000. Vandaar dat immigratie tegenwoordig dan ook de belangrijkste bron van de bevolkingsgroei is. Sinds 2015 is de netto-immigratie (de immigratie minus de emigratie) groter dan het geboorteoverschot (het aantal geboorten minus het aantal overledenen). Met het begrip ‘migratiesamenleving’ wordt ook de emigratie omvat. Ener- zijds heeft dat ermee te maken dat als vanouds inwoners met een Nederlandse achtergrond ons land tijdelijk of blijvend verlaten. Anderzijds blijken migranten ook weer het land te verlaten. Zo verwacht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2020) bijvoorbeeld dat driekwart van de migranten die in

15

1 Nederland als migratiesamenleving

2010 naar ons land kwamen, dat inmiddels weer heeft verlaten. Zij keren terug naar hun land van herkomst of reizen door naar een ander land.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen meer dan twee miljoen Indische Neder- landers, Molukkers, Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen, Arubanen, Oost-Europeanen en burgers van een reeks landen in Afrika, Midden-Oosten en Azië naar Nederland. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het aantal herkomst­ landen nog verder toegenomen en komen migranten uit alle delen van de wereld. Wanneer en waarom kwamen ze hier? Zijn ze te beschouwen als één grote groep? Immigranten worden op verschillende manieren benoemd: nieuwe Nederlanders, Nederlanders met een zogenoemde koppeltekenidentiteit (bijvoorbeeld Turks- Nederlands of Pools-Nederlands), migranten, allochtonen of buitenlanders. In dit boek ga ikmee in het actuele taalgebruik: immigranten zijn Nederlanders met een migratieachtergrond. Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen/Arubanen, Oost-Europeanen en vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika vormen de grootste groepen immigranten. Zo wordt Nederland steeds voller en kleurrijker. Je kunt ook zeggen dat de verscheidenheid toeneemt. Die verscheidenheid is te zien naar herkomst, naar verblijfsduur, naar motief en status en bovendien zijn er tussen de Nederlandse gemeenten ook verschillen waarneembaar in hoe divers ze zijn (WRR, 2020). Emigratie van mensen met een Nederlandse achtergrond versterkt die ver- scheidenheid nog eens door de plekken die ze op de arbeidsmarkt achterlaten. Het zijn namelijk voornamelijk werkzame leden van de beroepsbevolking die vaak om niet-economische redenen Nederland verlaten, in tegenstelling tot de emigranten in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. De emigratiewens van mensen met een Nederlandse achtergrond wordt volgens onderzoekers van het Nederlands Inter- disciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en het CBS tegenwoordig ook ingege- ven door een negatieve beoordeling van de leefomgeving – bevolkingsdichtheid, milieuvervuiling, geluidsoverlast – en van de samenleving – de mentaliteit van de bevolking, criminaliteit, of bijvoorbeeld de multiculturele samenleving (zie WRR, 2020, p. 57). Zij vinden werk in het buitenland of richten daar een bedrijf op. De grote verscheidenheid in Nederland maakt het samenleven en samenwer- ken ingewikkelder, of dat nu in buurten, scholen of verenigingen is. Steeds meer bedrijven moeten zich instellen op de samenwerking met ander personeel en andere klanten dan ze gewend waren. Inzicht in de achtergrond van de immigran- ten en hun actuele positie in Nederland is van belang om die samenwerking voor te kunnen bereiden en te begeleiden. Korte inhoud In dit eerste hoofdstuk behandel ik de migratiebewegingen die Nederland tot de multiculturele samenleving hebben gemaakt. Die verscheidenheid van afkom- sten is groter dan ooit tevoren. Alhoewel ook andere bronnen van diversiteit in het streven naar inclusieve organisaties worden behandeld (zoals geslacht of leef-

16

1.2 | Wat wordt bedoeld met een migratieachtergrond?

tijd), heeft dit boek de focus op interculturele verschillen in organisaties. Vandaar dat we in dit hoofdstuk de ontwikkeling van migratiebewegingen onder de loep nemen. Die zijn immers verantwoordelijk voor de verscheidenheid van afkomsten. In paragraaf 1.2 start ikmet de vraag over wie ik het in dit boek heb. Wanneer word je in de statistieken van het CBS en de gemeenten als Nederlander met een migra- tieachtergrond beschouwd? Vervolgens schets ik de bevolkingsontwikkeling van Nederland in de laatste decennia. In paragraaf 1.3 geef ik een algemeen beeld van groepen die in de periode na de Tweede Wereldoorlog als immigrant naar Neder- land kwamen. In paragraaf 1.4 beschrijf ik motieven voor de wens van velen om in Nederland te leven. In paragraaf 1.5 worden verschillende herkomstgroepen be- schreven. Het zijn de negen belangrijkste groepen die na 1945 de weg naar Neder- land hebben gezocht en gevonden. Voor de goede orde eerst een opmerking over enkele begrippen. Immigranten komen een land binnen, zij zijn ‘nieuwkomers’. Emigranten verlaten een land, zij zoeken hun heil elders. Migranten kunnen zowel immigranten als emigranten zijn. Immigranten en hun kinderen worden gerekend tot de groep mensen met een migratieachtergrond. Het CBS rekent tot de burgers met een migratieachter- grond alle personen die zelf in het buitenland zijn geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarmee worden de eerste twee generaties met een migratieachtergrond in de statistieken opgenomen. De derde generatie gaat in de statistieken door voor Nederlander en telt samen met volgende genera- ties niet meer mee bij de aantallen geregistreerde Nederlanders met een migratie- achtergrond. Zij hebben dus een Nederlandse achtergrond zonder de toevoeging ‘met een migratieachtergrond’. Het gebruik van benamingen om de herkomst van immigranten te duiden is niet onomstreden. Werd er in het verleden over gastarbeiders, buitenlanders of alloch- tonen gesproken, de laatste jaren wordt vaak de benaming ‘Nederlander met een migratieachtergrond’ gebruikt. Ook hierop is veel aan te merken. Onderscheid naar herkomst kan immers als ongewenst neveneffect hebben dat het verschillen tussen groepen uitvergroot en bepaalde beelden zoals stigma’s bevordert. Toch meent de Nederlandse regering dat het maken van onderscheid naar herkomst, onder bepaalde voorwaarden, legitiem kan zijn. Zo is het mogelijk om verschillen in gezondheid, onderwijsresultaten en arbeidsdeelname op het spoor te komen, waardoor het mogelijk is gericht beleid te voeren. Ook discriminatie, waarbij mensen ongelijk worden behandeld, kan zo beter worden vastgelegd. Wel gebeurt het maken van onderscheid met mate. De derde generatie wordt niet meer in de statistieken geregistreerd.

1.2 Wat wordt bedoeld met een migratieachtergrond?

17

1 Nederland als migratiesamenleving

Hoe wordt de achtergrond van personen met een migratieachtergrond bepaald? Bij het afbakenen van de groep personen met een migratieachtergrond staat het geboorteland van de ouders centraal. Bij personen met een Nederlandse achtergrond zijn beide ouders in Nederland geboren. Bij personen met een migra- tieachtergrond is ten minste één ouder in het buitenland geboren. Iemand die zelf ook in het buitenland is geboren, behoort tot de eerste generatie, terwijl iemand van de tweede generatie in Nederland is geboren.

Beide ouders in Nederland geboren?

Nee

Zelf in Nederland geboren?

Ja

Nee

Ja

Nederlandse achtergrond

Migratieachtergrond

Tweede generatie

Derde generatie

Eerste generatie

Een ouder in buitenland geboren, een ouder Nederlandse achtergrond Beide ouders tweede generatie

Een ouder tweede generatie, een ouder Nederlandse achtergrond

Beide ouders Nederlandse achtergrond

18 jaar of ouder bij immigratie

6 tot 18 jaar bij immigratie

Jonger dan 6 jaar bij immigratie

Beide ouders in buitenland geboren

Een ouder in buitenland geboren, een ouder tweede generatie

Figuur 1.1 Schematische weergave bepaling achtergrond en generatiegroepen (Ooijevaar & Bloemendal, 2016)

Het bevolkingsaandeel van Nederlanders met een migratieachtergrond passeerde in 2009 de grens van 20 procent en is in 2021 langzaam omhooggekropen naar ongeveer 25 procent van de Nederlandse bevolking. Van de personen met een mi- gratieachtergrond is in 2021 circa 47 procent in Nederland geboren; zij behoren tot de tweede generatie (CBS, 2021). Het gaat bij deze getallen echter om de eerste twee generaties, de volgende generaties vallen buiten deze statistieken. Dat maakt de groep ‘nieuwe Nederlanders’ dus kleiner. Een voorstel van de WRR zou ertoe

18

1.3 | Nederland immigratieland

leiden dat de getelde groep nog kleiner wordt. De WRR breekt er in zijn rapport uit 2020 een lans voor om de definitie van de tweede generatie, en daarmee de totale groep personen met een migratieachtergrond, te versmallen (WRR, 2020). Zijn voorstel is ompersonen vanwie één ouder eenNederlandse achtergrond heeft ook te rekenen tot de personen met een Nederlandse achtergrond. De tweede­ generatiegroep zou daarmee in de statistiek kleiner uitpakken. De redenering: de integratie in de Nederlandse samenleving zal amper verschillen tussen mensen met een of twee Nederlandse ouders. Vanuit dezelfde logica heeft de WRR voor­ gesteld ompersonen die vóór de leeftijd van zes jaar naar Nederland zijn gekomen, te rekenen tot de tweede generatie. Zelfreflectie • Wat vind jij van de voorstellen van de WRR om de definitie van de tweede groep te versmallen? • Wat is het effect wanneer de derde en vierde generatie niet meer met het land van herkomst wordt verbonden in de registratie? Die ‘etnische feiten’ worden immers niet meer geregistreerd. • Wat zijn de voor- en de nadelen van deze manier van registreren? De groei van de Nederlandse bevolking wordt vooral veroorzaakt door immigratie. Tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2020 namhet aantal inwoners vanNederland toe met 507 duizend (De Mooij et al., 2020, p. 28). Van deze groei was 80 procent het gevolg van internationale migratie: het aantal immigranten lag in de afgelopen vijf jaar met 1,2miljoen beduidend hoger dan het aantal emigranten (770 duizend). De overige bevolkingsgroei kwam voort uit natuurlijke aanwas: geboorten minus sterfte. De omvang van de bevolking hangt samen met twee factoren: het geboortesaldo en het migratiesaldo. Het aantal geboorten neemt al geruime tijd af. Het aantal sterfgevallen is iets minder dan het aantal geboorten. Het geboortesaldo , oftewel de natuurlijke aanwas van de bevolking – geboorte minus sterfte – is daarom gering, maar wel positief. Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal im- migranten en het aantal emigranten. Dit saldo is dus positief als de immigratie de emigratie overtreft. Sinds de jaren zestig is het migratiesaldo vrijwel altijd positief geweest. Enerzijds zien we een behoorlijke emigratie, anderzijds wordt die toch in de regel overtroffen door immigratie. Hoewel het geboortesaldo steeds geringer werd, steeg de omvang van de bevolking, wat vooral met het positieve migratie- saldo van doen had. Immigratie is de structurele motor achter de huidige bevol- kingsgroei. Dit wordt duidelijk als we het geboorteoverschot van de inwoners van Nederland met een migratieachtergrond vergelijken met dat van de inwoners met

1.3 Nederland immigratieland

19

1 Nederland als migratiesamenleving

een Nederlandse achtergrond: sinds 2002 is de natuurlijke bevolkingsgroei onder Nederlanders met een migratieachtergrond groter. De natuurlijke bevolkings- groei van burgers met een Nederlandse achtergrond is sinds 2015 zelfs negatief. In deze groep is dus sprake van een sterfteoverschot. Aangezien in Nederland bijna één op de vier inwoners een migratieachter- grond heeft, spreekt de WRR, vanuit een demografisch oogpunt gezien, van een (im)migratiesamenleving: ‘een samenleving waarin een aanzienlijk deel van de bevolking een migratieachtergrond heeft en waarin immigratie de belangrijkste drijfveer achter de bevolkingsgroei is’ (WRR, 2020, p. 35). Het aandeel van de inwo- ners met een migratieachtergrond zal de komende jaren verder stijgen, tot onge- veer een derde in 2050 (WRR, 2020). Hierdoor zal in Nederland migratie de motor achter de bevolkingsgroei blijven. Verscheidenheid ‘In Eindhoven – hart van het Nederlandse Silicon Valley – hebben basisscholen tegenwoordig te maken met een grote instroom van kinderen van Aziatische kennismigranten. Op Basis- school Reigerlaan komen vrijwel alle leerlingen in groep 8 nog uit Nederland, maar bij de kleuters komt al een derde uit het buitenland en bij de peuters zelfs de helft. Naar verwach- ting zijn er in 2030 in Eindhoven bijna 4.000 leerlingen uit gezinnen van kennismigranten. Soortgelijke patronen zijn zichtbaar in gemeenten als Amstelveen en Den Haag. Veel van deze kinderen gaan naar gewone scholen, omdat het internationale onderwijs te duur is of geen plek heeft en ook omdat ouders dat graag willen. De komst van deze migrantenkinderen stelt de scholen voor nieuwe opgaven. Vaak is niet duidelijk hoelang de ouders in Nederland blijven – sommigen blijven maar enkele jaren, anderen uiteindelijk de hele basisschooltijd. De nieuwe verscheidenheid komt boven op de al bestaande verscheidenheid. Zorgpoli Haag- landen, in de wijk Transvaal, is met 18.000 patiënten een van de grootste gezondheidscentra van Den Haag. Van de patiënten heeft 90 procent een migratieachtergrond. Van oudsher hadden veel patiënten een Surinaams-Hindoestaanse of Turkse achtergrond. Maar tegen- woordig zijn er bijvoorbeeld ook duizenden Poolse patiënten, die nauwelijks Nederlands spreken. Dat zorgt voor veel misverstanden en onbegrip tussen huisartsen en patiënten. Het gezondheidscentrum heeft daarom niet alleen personeel in dienst met een Nederlandse, Hindoestaanse of Turkse achtergrond, maar tegenwoordig ook een Poolssprekende huisarts, doktersassistente, fysiotherapeut en apothekersassistente. Alles bij elkaar spreekt het perso- neel tegenwoordig veertien verschillende talen.’ (WRR, 2020, p. 25) 1.3.1 Verscheidenheid

De voorbeelden van Eindhoven en Den Haag laten zien hoezeer de verscheiden- heid in Nederland is toegenomen en van karakter is veranderd. Deze toenemende verscheidenheid neemt minstens vier vormen aan.

20

1.3 | Nederland immigratieland

Meer verscheidenheid aan herkomst De verscheidenheid aan herkomst is toegenomen. Kwamen in de vorige eeuw de meeste migranten uit de buurlanden, uit de voormalige koloniën en uit Marokko en Turkije, sinds het einde van de Koude Oorlog komen migranten uit alle delen van de wereld. De bruiddonorlanden Over verscheidenheid gesproken: er is een bron van immigratie die buiten de bekende rijtjes valt. Toch is die groep aan het groeien en vaak ook in het straatbeeld zichtbaar. In totaal komen de laatste jaren meer vrouwen (70 procent) dan mannen als huwelijksmigrant naar Nederland. Vooral autochtone mannen gaan migratiehuwelijken aan met vrouwen uit de voormalige Sovjet-Unie, Thailand en Brazilië. Deze landen worden wel de ‘bruiddonorlanden’ genoemd. Anders dan de immigratie van partners uit de klassieke migratielanden Marokko en Turkije daalt deze vorm van huwelijksmigratie dus niet. Een belangrijke reden hiervoor is de opkomst van goedkope vakantievluchten naar verre bestemmingen en de komst van het internet. Die leidden ertoe ‘dat menige langeafstandsliefde opbloeide. Dit mondde geregeld uit in huwelijksmigratie richting Nederland en droeg daarmee bij aan de opkomst van de “kleinere” herkomstgroepen in de immigratiestatistiek’ (WRR, 2020, p. 49). Meer verscheidenheid aan verblijfsduur Er is meer verscheidenheid in de duur van het verblijf. De meeste migranten uit het voormalig Nederlands-Indië, Suriname, Turkije en Marokko vestigden zich blijvend in ons land. De laatste decennia zien we echter een flinke toename in het aantal immigranten dat alleen tijdelijk in ons land komt wonen. De WRR spreekt van ‘vlottendheid’. Daarmee bedoelt het WRR dat de immigranten gemiddeld korter blijven (WRR, 2020, p. 62). Zo was van de migranten die in de periode 1995- 1999 naar de drie grote steden (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) kwamen, na twee jaar bijna 16 procent weer vertrokken. Voor de migranten die in de periode 2006-2010 naar deze drie steden kwamen, gold dit al voor 27 procent. In andere steden kan het verloop nog groter zijn. In grootstedelijke provinciegemeenten als Utrecht, Leiden, Eindhoven, Amersfoort en Arnhem is bijna 35 procent van de im- migranten na twee jaar weer vertrokken en in expatgemeenten als Amstelveen, Wassenaar en Voorschoten zelfs bijna 38 procent. Ook deze trend zet waarschijn- lijk door. Het lijkt er dus op dat steedsmeer immigranten passanten zijn geworden. Meer verscheidenheid aan motief en status De verscheidenheid aan migratiemotief en sociaal-economische status is toege- nomen. De ‘klassieke’ immigranten uit Marokko en Turkije waren laaggeschoolde arbeidskrachten. Ook veel van de ‘nieuwe’ arbeidsmigranten uit Polen, Bulgarije en Roemenië verrichten laaggeschoold werk. Maar andere migranten uit die landen en veel migranten uit de Europese Unie (EU), de Verenigde Staten, India en China zijn hoogopgeleid en komen om te studeren of te promoveren en gaan

21

1 Nederland als migratiesamenleving

hier vervolgens aan de slag, bijvoorbeeld in de sector informatie- en communica- tietechnologie (ICT), in de financiële sector of bij een van de vele internationale organisaties en bedrijven die ons land telt. Weer anderen, bijvoorbeeld Syriërs, Somaliërs en Eritreeërs, zijn op de vlucht voor burgeroorlog en onderdrukking. Tot slot zijn er ook nog eens verschillen in juridische status, religie, leeftijd en een groot aantal andere kenmerken die van betekenis zijn voor de maatschappe- lijke positie van migrantengroepen. Meer verscheidenheid tussen gemeenten De verscheidenheid aan de vestigingsplaatsen neemt toe. De nieuwe migranten wonen niet in gelijke mate over het land verspreid. Dat geldt evenzeer voor de ‘klassieke’ migrantengroepen en hun kinderen. Daardoor zijn er tegenwoordig grote verschillen tussen, maar ook binnen, gemeenten. Sommige gemeenten kennen een zeer hoge verscheidenheid, andere gemeenten hebben voorname- lijk inwoners uit een specifiek herkomstland en weer andere gemeenten hebben vrijwel uitsluitend inwoners met een Nederlandse achtergrond. ‘De ene gemeente is de andere niet. In tuinbouwgemeenten, zoals Westland en Zundert, wonen bijvoorbeeld veel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. In voormalige in- dustriesteden als Gouda, Leerdam en Hengelo wonen juist veel “klassieke” migranten uit Turkije of Marokko, terwijl in expatgemeenten als Amstelveen, Wassenaar, Voorschoten en Wageningen veel kennismigranten wonen, bijvoorbeeld uit Azië of de Angelsaksische landen. In grensgemeenten als Kerkrade, Vaals en Baarle-Nassau wonen daarentegen veel Duitsers of Belgen terwijl weer andere gemeenten, zoals Urk, Grootegast of Staphorst, nauwelijks mensen met een migratieachtergrond huisvesten. Al deze gemeenten laten dus heel verschil- lende gezichten van verscheidenheid zien.’ (WRR, 2020, p. 30-31) De toegenomen migratieverscheidenheid drukt een stempel op de Nederland- se samenleving. Nederland is geen ‘nation of immigrants’, zoals Australië, de Verenigde Staten en Canada dat zijn. Die landen voeren al sinds jaar en dag een selectief toelatingsbeleid. Daar heeft de meerderheid van de inwoners een migra- tieachtergrond of stamt af vanmigranten. Nederland is inmiddels wel een ‘country of immigration’ (WRR, 2020). Ongeveer een op de vier inwoners is zelf in het bui- tenland geboren of heeft ten minste één ouder voor wie dat geldt.

22

1.3 | Nederland immigratieland

1.3.2

Enkele overzichten

Grootste bevolkingsgroepen naar achtergrond Op 1 januari 2020 telde Nederland 17,4 miljoen inwoners. Welke achtergrond hebben de grootste groepen?

13186 900

Nederlandse achtergrond

Niet-westers 191400

219400 172 000 236800 177 000 179 400

89100 77 100

Surinaams

Antilliaans

Turks

Marokkaans

Vluchtelingengroepen

91800

45 400 19300

36 500 11300

35800 14 600

13 600

Irakees

Syrisch

Afghaans

Iraans

Westers

259300

241500

154 600

107 800

96 700

48 400 72 600

43400

Duits

Pools

Belgisch

Indonesisch

Legenda Eerste generatie Tweede generatie

Figuur 1.2 Grootste bevolkingsgroepen naar achtergrond op 1 januari 2020 (De Mooij et al., 2020, p. 9)

23

1 Nederland als migratiesamenleving

250

200

150

100

50

0

Bron: CBS

'96

'98

'00

'02

'04

'06

'08

'10

'12

'14

'16

'18

T urkije, Marokko, Suriname en Antillen

overig niet-Europees/Angelsaksisch

Duitsland en België

overig Europees/Angelsaksisch

Figuur 1.3 Aandeel personen met een migratieachtergrond in de Nederlandse samenleving (excl. Nederlandse achtergrond), 1996-2018, x 1000, (WRR, 2020, p.49)

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bron: CBS

Italië

Syrië

India

Polen

China

België

Spanje

Somalië

Bulgarije

Duitsland

Hongarije

Roemenië

Griekenland

Eritrea/Ethiopië

vm. Sovjet-Unie

Turkije, Marokko, Suriname & Antillen

Figuur 1.4 Top 15 nettomigratie, 2008-2018 (naar herkomstgroep; excl. NL), x 1000 (WRR, 2020, p. 12)

24

1.3 | Nederland immigratieland

Het aandeel Nederlanders met een migratieachtergrond op de gehele Nederland- se bevolking kruipt sinds decennia omhoog (figuur 1.3). Een groei van 25 naar 30 procent in de komende jaren ligt voor de hand (CBS, 2021). Onder deze groep vallen zowel mensen die in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) als degenen die in Nederland geboren zijn en van wie ten minste een van hun ouders immigrant was (de tweede generatie). Nederlanders met een Turkse, Marokkaan- se, Surinaamse en Antilliaanse afkomst vormen de grootste immigrantengroepen (figuur 1.3). Bij deze groepen heeft de tweede generatie migranten in omvang in- middels de eerste generatie overvleugeld, op de Antilliaanse Nederlanders na. Over de derde generatie is niets meer te zeggen, omdat die immers niet meer in de statistieken wordt vastgehouden. Opvallend is ook de recent binnengeko- men groep Syrische vluchtelingen. In omvang zullen die in de komende jaren de Antilliaanse Nederlanders gaan inhalen. Figuur 1.4 geeft de top 15 weer van nettomigratielanden voor de periode 2008- 2018. De klassieke herkomstlanden Turkije, Marokko, Suriname en de Antillen komen daarin niet meer voor. De nettomigratie voor die landen was in die periode zelfs negatief: van die groepen verlieten meer mensen Nederland dan er binnen- kwamen. Je kunt stellen dat de verscheidenheid van afkomsten behoorlijk is toe- genomen. De redenen daarvoor zijn heel verschillend: voornamelijk asielmigratie, daarna arbeidsmigratie en bijvoorbeeld gezinsmigratie. Van alle groepen maakten zes vluchtelingengroepen in de periode 2014-2019 de grootste groei door. Het aantal mensen uit Afghanistan, Eritrea, Irak, Iran, Somalië en Syrië nam tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2020 met 117 duizend toe. De piek in deze asielmigratie lag in 2016 —met name door de aanhoudende burgeroorlog in Syrië — toen bijna 28 duizend Syriërs zich in Nederland vestigden. Inmiddels

15 000

10 000

5 000

0

1995

2000

2005

2010

2015 2019*

Polen

Bulgarije

Roemenië

Overig nieuwe EU

Figuur 1.5 Overzicht migratiesaldo naar geboorteland, nieuwe EU (De Mooij et al., 2020, p. 30)

25

1 Nederland als migratiesamenleving

is er ook sprake van gezinshereniging onder asielmigranten. In 2017 en 2018 kwam 25 procent van de Iraakse, 23 procent van de Afghaanse en 15 procent van de Eritrese en Syrische immigranten vanwege gezinshereniging naar Nederland. Na de toetreding tot de Europese Unie in 2004 (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië), 2007 (Bulgarije en Roemenië) en 2013 (Kroatië) is de immigratie uit deze landen sterk toegeno- men (figuur 1.5). Met name de immigratie uit Polen is sinds dit land toetrad tot de EU sterk gestegen; het migratiesaldo schommelt sinds 2010 tussen de 8,5 en 12 duizend Polen per jaar. Ook de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU zorgde voor een (tijdelijke) toename van de immigratie uit die landen, zij het niet zo sterk als bij Polen. Pas na de afschaffing van de tewerkstellingsvergunning voor Bulgaren en Roemenen in 2014 is er sprake van een meer constante toename van immigranten uit Bulgarije en Roemenië, resulterend in een positief migratiesaldo van 5 duizend voor elk van beide landen. Immigranten uit de nieuwe EU-landen zijn voor een groot deel gedreven door de arbeidsmarkt, maar gezinsmigratie speelt inmiddels ook een belangrijke rol.

10 000

5 000

0

-5 000

2019*

2005

2010

2015

1995

2000

Turkije Marokko Suriname (voormalige) Nederlandse Antillen, Aruba

Figuur 1.6 Overzicht migratiesaldo naar geboorteland, vier grootste niet-westerse herkomstgroepen (De Mooij et al., 2020, p. 31)

Tot slot nog de vier ‘klassieke’ migratiegroepen van na de Tweede Wereldoorlog (figuur 1.6). Ze behoren niet tot de grote stijgers, maar hebben wel een groot aandeel in de groep Nederlanders met eenmigratieachtergrond. Na een kleine dip in de migratie in 2013-2015 (waarbij het migratiesaldo voor Turken en Surinamers zelfs licht negatief was: er vertrokken dat jaar meer Turken en Surinamers dan er naar Nederland kwamen) is het migratiesaldo van elk van de vier grootste niet- westerse herkomstgroepen sinds 2016 geleidelijk gestegen. Met name het migra- tiesaldo van Turken nam in deze periode sterk toe – wellicht veroorzaakt door de

26

1.3 | Nederland immigratieland

politiek instabiele situatie in dat land de laatste jaren – en ligt met 5 duizend weer op het niveau van 2001-2002. Bij immigranten uit Turkije, Marokko, Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen is gezinsmigratie met afstand de belangrijk- ste reden voor hun komst naar Nederland. Officiële typen migranten De WRR onderscheidt verschillende typen migranten, op basis van de juridische categorieën (WRR, 2020). De indeling gaat uit van het formele migratiemotief. Dat is de officiële reden waarom iemand besloten heeft naar Nederland te komen. ▪ Arbeidsmigranten: zij komen naar Nederland om hier te werken. Hieronder vallen zowel de laaggeschoolde productiemedewerkers als de professioneel opgeleide kenniswer- kers. De ‘gastarbeiders’ uit de jaren zestig en begin jaren zeventig behoorden tot deze categorie, nu zijn het mensen uit de MOE-landen (Midden- en Oost-Europa) en van buiten Europa (China, India) die naar West-Europa komen. ▪ Gezinsmigranten: zij komen naar Nederland vanwege gezinsvorming of gezinshereni- ging. Er is sprake van gezinsvormende migratie bij een huwelijk of een samenlevings- overeenkomst met iemand die in het buitenland woont en die daarna naar Nederland verhuist. Voegen gezinsleden zich vanuit het buitenland bij hun eerder naar Nederland verhuisde partner of ouders, dan is dit gezinshereniging. Van 1976 tot en met 2005 was de gezinsmigratie van ‘gastarbeiders’ en hun kinderen het meestvoorkomende immigra- tietype in Nederland. ▪ Asielmigranten: zij komen naar ons land als vluchteling, bijvoorbeeld uit vrees voor ver- volging of vanwege gewapende conflicten. Als asielmigranten een permanente verblijfs- vergunning krijgen, volgt vaak gezinsmigratie of gezinshereniging. ▪ Studiemigranten: zij komen naar ons land om een opleiding te volgen. Een groot deel van de studiemigranten vertrekt binnen een paar jaar weer uit Nederland. ‘Het daadwerkelijk motief van mensen om te migreren komt overigens niet altijd overeen met het motief op basis waarvan zij toegang krijgen tot Nederland. Vaak spelen meerdere migratiemotieven tegelijkertijd of volgen deze elkaar in de tijd op’ (WRR, 2020, p. 37). Samenvattend kan worden vastgesteld dat in de vorige eeuw de meeste migran- ten uit onze buurlanden, uit de voormalige koloniën en uit Marokko en Turkije kwamen. Tegenwoordig komen migranten uit alle delen van de wereld. Hierdoor neemt de verscheidenheid aan herkomst in ons land toe. Asielmigratie draagt in hoge mate bij aan de toename van de migratiediversiteit in Nederland. Dat komt door de veelheid aan herkomstlanden vanwaaruit asielmigranten naar Nederland komen en doordat veel van deze groepen voorheen geen migratiegeschiedenis van betekenis met Nederland hadden. Asielmigranten hebben dus voor een groot deel gezorgd voor ‘de nieuwe verscheidenheid’. Gezinsmigratie versterkt dat, omdat het voor veel groepen, met name asielmigranten, de belangrijkste reden is

27

1 Nederland als migratiesamenleving

om naar Nederland te komen. De laatste jaren worden voor migranten arbeid en studie echter een steeds belangrijker motief om naar Nederland te komen.

1.4 Migratiebewegingen na de Tweede Wereldoorlog

Nederland is welbeschouwd altijd een migratieland geweest: het is een komen en gaan van mensen. Af en toe was dat meer, dan weer wat minder. Ik behandel in deze paragraaf de historische trend voor Nederland in de twintigste eeuw na de Tweede Wereldoorlog.

Immigratie vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw

Jaren zestig: komst gastarbeiders Het toegenomen vertrouwen in de economie, het tekort aan arbeidskrachten en de hogere in- dividuele welvaart deden na 1960 de overzeese emigratiegolf snel wegebben. Door de komst van vele gastarbeiders, aanvankelijk uit Italië en Spanje en later voornamelijk uit Turkije en Marokko, sloeg het vertrekoverschot om in een vestigingsoverschot. Vanaf de jaren zeventig: gezinshereniging en gezinsvorming Vanaf de Oliecrisis van 1973 waren nieuwe gastarbeiders niet meer nodig. Dit betekende echter niet dat de immigratie vanuit met name landen als Turkije en Marokko stopte. Aan- vankelijk werd deze vooral bepaald door gezinshereniging (vrouwen en kinderen) en later meer door gezinsvorming (huwelijkssluiting met een partner uit het land van herkomst). Ook de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 leidde tot een grote stroom immigranten naar Nederland. Vanaf de jaren negentig: asielmigratie Vanaf de jaren negentig nam de omvang van de immigratie toe door de komst van asiel­ zoekers uit verschillende delen van de wereld, waaronder het voormalige Joegoslavië, Irak, Iran, Syrië, Eritrea, Somalië, Sri Lanka, Afghanistan en de voormalige Sovjet-Unie. De samen- stelling van de jaarlijkse stroom immigranten werd hierdoor aanmerkelijk diverser. Vanaf de jaren nul: arbeidsmigratie uit de MOE-landen De vergroting van de EU met MOE-landen maakte het voor burgers uit deze landen mogelijk om werk te zoeken in West- en Noord-Europa. Begin jaren nul begon het met seizoenswerk in de land- en tuinbouw, maar al enkele jaren later waren ook in de bouw Oost-Europese ‘gastarbeiders’ prominent aanwezig. Zonder het werk van de stukadoors, elektriciens, lood- gieters, lassers en betonvlechters uit Polen, Roemenië en Bulgarije zou de bouw in Nederland stil komen te liggen.

28

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online