Samen opvoeden - Joris van Veen

JORIS VAN VEEN (RED.)

SAMEN OPVOEDEN

Oriëntatie op pedagogische werkvelden

HANS VAN DER HEIJDE KLAAS BRUIN LUUK KAMPMAN SASKIA OOSTERHOFF

Samen opvoeden

Oriëntatie op pedagogische werkvelden

Lennie Haarsma Lisa van den Heuvel

Joris van Veen (red.) Ida van Asselt-Goverts Jan Bekker Alicia Euwema Tessy Gaykema Marjolein Goderie Carolien Gravesteijn

Hans Janssen Edwin Nieman

Laura Nooteboom Dick Oudenampsen Lisette van der Poel

Derde, herziene druk

bussum2022

www.coutinho.nl/samenopvoeden3 Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit opdrachten bij elk hoofdstuk, links naar websites en aanvullende links, en de casusteksten van elk hoofdstuk gebundeld, met opdrachten en een aanvullende casegeschiedenis.

© 2011/2022 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gege vensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toe gestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk 2011 Derde, herziene druk 2022

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: studio Pietje Precies bv, Hilversum Foto’s omslag: Harold Versteeg, ANP & Pierre Crom Foto’s binnenwerk: © ANP Photo

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Perso nen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. De personen op de foto’s komen niet in de tekst voor en hebben geen relatie met hetgeen in de tekst wordt beschreven, tenzij het anders vermeld is.

ISBN: 978 90 469 0815 0 NUR: 766

Voorwoord Dit boek is bedoeld om jou een inkijk te bieden in het – brede – werkveld van professionals in het jeugddomein. In welke sectoren zou je met bijvoorbeeld een opleiding Social Work, Pedagogiek of Pedagogisch Management Kind en Educatie aan de slag kunnen. Wat zou je, als professional, in die sector kunnen gaan doen? Want zeg nu eerlijk, hoe goed heb jij zicht op de verschillende werkterreinen waar je kunt werken? Wat is jouw beeld van het beroep? Voor jou hebben we dit boek geschreven, omdat jij wilt werken in het jeugd domein en je graag iets wilt kunnen betekenen voor jeugdigen en hun ouders. Voor jou is het dan prettig om zo vroeg mogelijk in je opleiding een helder en realistisch beroepsbeeld te hebben. Het zou mooi zijn als dit boek je daarbij helpt, zodat je bewuste keuzes kunt maken voor de invulling van je opleiding en voor je verdere loopbaanontwikkeling. We denken dat het je studiesuc ces kan vergroten, omdat we weten dat verkeerde verwachtingen over je toe komstige beroep bij studenten kan leiden tot uitval. Van hen die het boek al gebruiken, krijgen we te horen dat het ondersteunend is voor een degelijke werkveldoriëntatie. Het helpt bij het kiezen van een juiste stageplaats doordat het inzicht geeft in wat een professional nu precies doet. Inmiddels is het alweer zes jaar geleden dat de laatste editie verschenen is. Er hebben grote stelselwijzigingen plaatsgevonden, er is nieuwe wetgeving aan genomen en het werkveld heeft zich verder ontwikkeld. Verschillende evalu aties hebben geleid tot nieuwe acties om de verschillende sectoren te blijven verbeteren en om de gewenste transformatie te realiseren. Voor de uitgever en auteurs is dit voldoende aanleiding om het boek te actualiseren. Op basis van veranderingen in het werkveld en op basis van reacties van lezers van het boek hebben we gekozen voor een duidelijkere structuur. Het eerste deel van het boek bevat nu een algemene, overkoepelende inleiding over de kern van het beroep van de pedagogisch professional en een hoofd stuk over jeugdbeleid. In de andere hoofdstukken worden de verschillende werkterreinen belicht waarin pedagogisch professionals werken en waar ze voor opgeleid worden. Daarnaast hebben we in deze editie een gedetailleerde praktijkcasus geïntroduceerd die als rode draad in ieder hoofdstuk terugkomt om het perspectief van een specifiek werkveld uit te lichten.

Samen opvoeden is daarmee een praktisch boek gebleven over de praktijk van alledag dat een helder beeld geeft van de beroepen in het jeugddomein. Het laat zien hoe de verschillende werkvelden met elkaar verweven zijn en hoe de verschillende pedagogisch professionals met elkaar en met andere disciplines samenwerken. Al jaren heeft het boek bij verschillende opleidingen een vaste plek in het onderwijs. Wij hopen dat het ook jou kan helpen bij een goede voorbereiding op een mooie baan als pedagogisch professional in een van de werkvelden.

Joris van Veen Voorjaar 2022

Inhoud

Leeswijzer

15

Deel 1

Algemeen

19

1 Samen opvoeden

21

Inleiding op het jeugddomein Joris van Veen & Hans Janssen 1.1 Inleiding

21

1.2 De maatschappelijke opdracht van pedagogisch professionals in het jeugddomein 1.3 Begrippenkader: kennis van opgroeien en opvoeden

22 24 25 26 27 28 29 31 33

1.3.1 Pedagogiek 1.3.2 Opvoeding

1.3.3 Doel van opvoeden

1.4 De opvoed- en opgroeiomgeving stimuleren en het opvoedproces begeleiden

1.4.1 Brede blik

1.4.2 Normale en afwijkende ontwikkeling van jeugdigen

1.4.3 Ouderschap en opvoederschap

1.4.4 Systemisch werken 35 1.5 De rol en taak van pedagogisch professionals in het jeugddomein 37 1.5.1 Opvoedomgeving versterken 38 1.5.2 Opvoedingsrelaties versterken 39 1.5.3 Opvoedingsrelaties herstellen 39 1.5.4 Methodisch werken 42 1.6 (Maatschappelijke) ontwikkelingen in het beroepenveld 43 1.6.1 Meer mondigheid, meer inspraak 43 1.6.2 Individualisme – participatiesamenleving 44 1.6.3 Superdiversiteit 44 1.6.4 Wijzigingen in wetgeving 44 1.7 Competenties van de pedagogisch professional in de pedagogische werkvelden 45

2 Ieder kind telt mee

49

Over jeugdbeleid Jan Bekker 2.1 Inleiding

49 50 51 53 53 54 54 55 56 57 59 61

2.2 Lokaal jeugdbeleid – een eerste schets

2.2.1 Jeugdvraagstukken

2.3 Verschuiving van het huidige jeugdbeleid

2.3.1 De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

2.3.2 De Jeugdwet

2.3.3 De Wet langdurige zorg (Wlz) 2.3.4 Gemeentelijk jeugdbeleid

2.3.5 Decentralisatie

2.4 Jeugdzorgstelsel in transitie

2.5 Ontwikkelingen in het jeugdzorgstelsel

2.6 De rol van pedagogisch professionals in het jeugddomein

Deel 2

Preventie en basisvoorzieningen

65

3 It takes a village to raise a child Het werkveld welzijnswerk Lisette van der Poel & Edwin Nieman 3.1 Inleiding op het werkveld

67

67 71 72 74 75 77 78 78 78 79 80

3.1.1 Contextuele benadering

3.2 Profiel van de doelgroep

3.3 Functies van de pedagogisch professional in de buurt

3.4 Werkwijze en methoden 3.5 Praktijkervaringen

3.5.1 Young Leaders 3.5.2 De Vreedzame Wijk

3.5.3 Buurtvaders

3.6 Ontwikkelingen

3.7 Competenties van de pedagogisch professional in de buurt

4 Partnerschap in opvangen en opvoeden

83

Het werkveld kinderopvang Tessy Gaykema 4.1 Inleiding op het werkveld

83 85 86 87

4.1.1 Historie 4.1.2 Wetgeving 4.1.3 Toezicht

4.2 Profiel van de doelgroep

88 90 90 92 93 93 94 94 95 96 97 97 98 98 98 99

4.3 Functies van de pedagogisch professional in de kinderopvang

4.3.1 Maatschappelijke functies 4.3.2 Organisatorische functies

4.3.3 Mentor

4.3.4 Hbo-professionals in de kinderopvang

4.4 Werkwijze en methoden

4.4.1 Kennis, kunde en vaardigheden

4.4.2 Pedagogische visie 4.4.3 Interactievaardigheden

4.4.4 Videofeedback

4.4.5 Voorschoolse educatie

4.5 Praktijkervaringen

4.5.1 Wet IKK

4.5.2 Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang 4.5.3 Samenwerking met het basisonderwijs 4.5.4 Voor- en vroegschoolse educatie 4.6.1 Samenwerking met het basisonderwijs 4.6.2 Expertisecentrum Kinderopvang 4.6.3 Toekomst van de kinderopvang 4.7 Competenties van de pedagogisch professional in de kinderopvang 4.6 Ontwikkelingen

100 102 102 102 103

105

5 Passend onderwijs

107

Het werkveld onderwijs Alicia Euwema & Carolien Gravesteijn 5.1 Inleiding op het werkveld

107 109 110 110 111 112 112

5.2 Het onderwijs: een grote diversiteit aan leerlingen

5.2.1 Zorgplicht

5.2.2 Passend onderwijs 5.2.3 Speciaal onderwijs

5.3 Functies van de pedagogisch professional in het onderwijs

5.3.1 Stimuleren van de ontwikkeling

5.3.2 Signaleren en begeleiden van problemen in de ontwikkeling 5.3.3 De relatie met de ouders onderhouden en hen ondersteunen 114 5.3.4 Samenwerking met andere professionals in de zorgketen 115 5.3.5 Het ondersteunen van en vormgeven aan het schoolbeleid 116 113

5.4 Werkwijze en methoden

117

5.4.1 Leerlingen stimuleren in hun sociaal-emotionele ontwikkeling

117 119 121

5.4.2 Interventies 5.5 Praktijkervaringen

5.6 Ontwikkelingen in het onderwijs: een blik op de toekomst 123 5.7 Competenties van de pedagogisch professional in het onderwijs 124

Deel 3

Jeugdhulp en jeugdbescherming

127

6 Problemen met opgroeien en opvoeden

129

Het werkveld jeugdhulp Joris van Veen 6.1 Inleiding op het werkveld

129 130 131 131 132 133 134 135 137 137 138 139 139 140 140 141

6.1.1 Historische achtergrond 6.1.2 De Wet op de jeugdzorg

6.1.3 Van geïndiceerde jeugdzorg naar jeugdhulp

6.1.4 Een continuüm van jeugdhulp 6.1.5 Gespecialiseerde jeugdhulp

6.2 Profiel van de doelgroep

6.2.1 Achtergronden van opgroei- en opvoedproblemen 6.3 Functies van de pedagogisch professional in de jeugdhulp

6.3.1 Ambulante jeugdhulp 6.3.2 Jeugdhulp in een verblijf

6.3.3 Diagnostiek

6.4 Werkwijze en methoden

6.4.1 Methodieken in de ambulante jeugdhulp 6.4.2 Methodieken in de jeugdhulp in een verblijf

6.5 Praktijkervaringen 6.6 Ontwikkelingen

144 6.6.1 Een centrale integrale lokale aanpak (Wraparound Care) 144 6.6.2 Verdere ambulantisering 145 6.6.3 Gezinsgerichte benadering 145 6.6.4 Professionalisering in de jeugdhulp (beroepsregistratie) 145 6.7 Competenties van de pedagogisch professional in de jeugdhulp 147 6.7.1 Basishouding 147 6.7.2 Samenwerkingsvaardigheden 147 6.7.3 Theoretisch inzicht en methodisch werken 148 6.7.4 Reflectieve vaardigheden 148

7 Voldoende beschermd?

149

Het werkveld jeugdbescherming Lennie Haarsma 7.1 Inleiding op het werkveld 7.1.1 Jeugdbescherming

149 150 151 152 152 153 153 154 157 158 160 161 161 162 164 164 164 165 166 166 166 168 169 169 170 172 172 173 173 175

7.1.2 Veilig Thuis

7.1.3 Raad voor de Kinderbescherming

7.1.4 Jeugdreclassering

7.1.5 Gecertificeerde Instellingen 7.1.6 Voldoende beschermd?

7.2 Profiel van de doelgroep

7.3 Functies van de pedagogisch professional in de jeugdbescherming 7.3.1 De kinderbeschermingsmaatregelen

7.3.2 Rechten van kinderen

7.3.3 De medewerker van Veilig Thuis

7.3.4 Raadsonderzoeker 7.3.5 Jeugdbeschermer 7.4 Werkwijze en methoden

7.4.1 Signs of Safety

7.4.2 De generieke onderzoeksmethode van de RvdK

7.4.3 Methodiek complexe scheidingen

7.4.4 Doorbraakaanpak

7.4.5 Hou Vast-w

7.4.6 Werken met de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming 7.5.1 Jeugdbeschermingstafel 7.5.2 Pilots Jeugdbeschermingsketen 7.5.3 Kinderombudsman over rapportage 7.5 Praktijkervaringen

7.6 Ontwikkelingen

7.6.1 Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming met Regionale Veiligheidsteams 7.6.2 RSJ: extra juridische bescherming bij uithuisplaatsing

7.6.3 Actieprogramma Zorg voor de Jeugd

7.6.4 Hoge werkdruk

7.7 Competenties van de pedagogisch professional in de jeugdbescherming

175

8 In de fout

179

Het werkveld aanpak van jeugdcriminaliteit Marjolein Goderie 8.1 Inleiding op het werkveld

179 180 181 183 184 184 185 185 186 187 189 189 191 192 192 193 194 195 196 198 198 198 199 200

8.1.1 Jeugdcriminaliteit 8.1.2 Jeugdstrafrechtketen

8.2 Profiel van de doelgroep

8.2.1 Gezinssysteem 8.2.2 12-minners 8.2.3 First offenders

8.2.4 Niet-westerse allochtone jongeren 8.2.5 Jongeren met een verstandelijke beperking 8.3 Functies van de pedagogisch professional in de jeugdreclassering 8.2.6 Veelplegers

8.3.1 Preventie

8.3.2 Opvang en behandeling

8.4 Werkwijze en methoden

8.4.1 Taakstraf

8.4.2 Jeugdreclasseringsmaatregel 8.4.3 Andere sancties en interventies

8.4.4 Nazorg

8.4.5 Pedagogische invalshoek

8.5 Praktijkervaringen

8.5.1 Leven in een JJI

8.5.2 Het Zorg- en Veiligheidshuis 8.5.3 Kinderrechters aan het woord

8.6 Ontwikkelingen

8.7 Competenties van de pedagogisch professional in de jeugdreclassering

203

Deel 4

Differentiatie tweede lijn

205

9 De geest van de jeugd van tegenwoordig

207

Het werkveld zorg voor kinderen met psychische problemen Laura Nooteboom 9.1 Inleiding op het werkveld

207 210 211 213

9.2 Profiel van de doelgroep

9.2.1 Diagnostiek

9.2.2 Voorbeelden van psychische stoornissen

9.3 Functies van de pedagogisch professional in de jeugd-ggz 9.3.1 Jeugd- en gezinswerker in een lokaal wijkteam

216 216 217 217 219 220 220 221 221 222 222 223 223 226 226 227 227 231 234 235 240 241 243 244 245 245 246 246 247 247 247 248 231

9.3.2 Sociotherapeut 9.3.3 Ouderbegeleider 9.4 Werkwijze en methoden 9.4.1 Psycho-educatie

9.4.2 Cognitieve gedragstherapie

9.4.3 Systeemtherapie

9.4.4 High and Intensive Care Jeugd

9.5 Praktijkervaringen

9.5.1 Een korte geschiedenis van de jeugd-ggz

9.5.2 Jeugd-ggz onder druk 9.5.3 Jeugd-ggz in beweging

9.6 Ontwikkelingen

9.6.1 Preventie en het voorkomen van ggz-problematiek

9.6.2 Netwerkpsychiatrie 9.6.3 Technologische innovatie

9.6.4 Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek 227 9.7 Competenties van de pedagogisch professional in de jeugd-ggz 228

10 Hoezo beperkt?

Het werkveld zorg voor chronisch zieke kinderen en kinderen met een lichamelijke beperking Dick Oudenampsen 10.1 Inleiding op het werkveld

10.2 Profiel van de doelgroep

10.2.1 Zieke jeugdigen

10.3 Functies van de pedagogisch professional in de zorg voor jeugdigen met een lichamelijke beperking

10.3.1 Nulde lijn 10.3.2 Eerste lijn 10.3.3 Tweede lijn

10.4 Werkwijze en methoden

10.4.1 Praktische pedagogische gezinsbegeleiding

10.4.2 Op Koers 10.4.3 Sport heroes

10.4.4 PECS

10.4.5 Mentorprojecten

10.4.6 Cyberpoli

10.5 Praktijkervaringen

10.6 Ontwikkelingen

250 250

10.6.1 Participatie en belangenbehartiging 10.6.2 Van ziekenhuisopname naar intensieve kindzorg thuis 10.6.3 Erkenning levenslange en levensbrede zorg- en ondersteuningsvragen 10.7 Competenties van de pedagogisch professional in de zorg voor jeugdigen met een lichamelijke beperking

250

251

252

11 Je bent zo mooi anders dan ik

255

Het werkveld zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking Ida van Asselt-Goverts & Lisa van den Heuvel 11.1 Inleiding op het werkveld

255 257

11.2 Profiel van de doelgroep

11.3 Functies van de pedagogisch professional

in de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

262 263 264 265 266 266 267 267 268 270 273

11.3.1 Ondersteuningsmogelijkheden 11.3.2 Het stimuleren van de ontwikkeling 11.3.3 Opvoedingsondersteuning 11.3.4 Orthopedagogische begeleiding

11.3.5 Netwerkversterking

11.4 Werkwijze en methoden

11.4.1 Werken met een ondersteuningsplan

11.4.2 Methodieken

11.5 Praktijkervaringen 11.6 Ontwikkelingen

11.7 Competenties van de pedagogisch professional in de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

274

Literatuur

277

Register

301

Over de auteurs

315

Leeswijzer Ben je net begonnen met een studie en heb je nog geen duidelijk beeld van de mogelijkheden die je hebt om straks als professional in het jeugddomein aan de slag te gaan? Dan sta je niet alleen. Veel beginnende studenten die met kinderen en jongeren willen werken, weten nog niet precies wat ze la ter willen gaan doen met hun studie en op welke terreinen ze aan de slag kunnen. Misschien hebben ze een globaal beeld: ‘iets’ met kinderen. Of mis schien hebben ze al concretere plannen: jongeren helpen die in de knel zit ten. Om een weloverwogen keuze te kunnen maken, is een scherper beeld nodig. Om je te kunnen oriënteren, om je voorkeur te kunnen bepalen en een richting te kunnen kiezen is overzicht over de werkvelden waarin pro fessionals in het jeugddomein actief zijn noodzakelijk. In dit boek maak je kennis met werkterreinen waarop professionals in het jeugddomein actief zijn. Verschillende auteurs, ieder expert in een specifiek werkveld, bieden je een kijkje in de keuken van dat werkterrein. De opbouw en opzet van dit boek Dit boek is ingedeeld in vier delen. Deel I begint met een overkoepelen de inleiding over de kern van het beroep van de pedagogisch professional: waar houdt de professional in het jeugddomein zich – in hoofdlijnen – mee bezig, waarin onderscheidt de pedagogisch professional zich van andere professionals in het jeugddomein zoals de (jeugd)verpleegkundige, de leer kracht en (jeugd)fysiotherapeut, die ook werken met jeugdigen? Op basis van hoofdstuk 1 krijg je een helder beroepsbeeld en zicht op de belangrijk ste werkzaamheden die worden uitgevoerd. In hoofdstuk 2 behandelen we het jeugdbeleid en komt de context van dit beleid aan de orde. Voor een goed beroepsbeeld is het ook belangrijk dat je zicht hebt op wat het sociale domein is en hoe in Nederland de zorg en hulp is geregeld. Daarna beschrijven we in deel II, III en IV negen verschillende werkter reinen waar de pedagogisch professionals werken. We volgen daarbij een duidelijke lijn. We beginnen in deel II dicht bij huis: bij de alledaagse op voeding thuis én in de kinderopvang, het onderwijs en het jeugdwerk in de buurt en de vragen waarvoor veel ouders en professionals zich bij de opvoe ding geplaatst zien. We behandelen de pedagogische basisvoorzieningen en de wijze waarop de pedagogisch professional vooral preventief te werk gaat.

15

Samen opvoeden

We richten ons op de professional die de leefomgeving zowel binnen als buiten het gezin versterkt om te zorgen dat jeugdigen in de samenleving mee kunnen blijven doen. Maar soms is er meer nodig. En zoals de jeugdigen en hun ouders met complexe opvoedvragen toegeleid worden naar zwaardere vormen van on dersteuning, kijken we ook in dit boek steeds verder: in deel III gaan we via hulp in het onderwijs of jeugdhulp in de buurt naar de zwaardere vor men van jeugdhulp, de jeugdbescherming en jeugdreclassering. In deel IV zoomen we specifiek in op de werkterreinen van de meer gespecialiseerde vormen van zorg voor kinderen met psychische problemen en/of een be perking, onderdeel van de brede specialistische jeugdhulp. In dit boek wordt met de term jeugdigen of de jeugd iedereen bedoeld van 0 tot 18 jaar. Met de term kinderen duiden we in dit boek de leeftijdsgroep 0- tot 12-jarigen aan. Met jongeren bedoelen we in dit boek de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar. Voor een student die zich wil oriënteren op mogelijke werkvelden, is het be langrijk dat die werkvelden onderling vergeleken kunnen worden. Daarom hebben we er in dit boek voor gekozen om elk werkterrein langs eenzelfde lijn te beschrijven. Elk hoofdstuk begint met een uitwerking van steeds de zelfde casus over hetzelfde gezin, maar dan toegespitst op het desbetreffen de werkterrein. Een doorlopende casus kan helpen om een realistisch beeld te krijgen van elk werkterrein. De casus wordt gevolgd door een inleiding in het betreffende werkveld: waar gaat het om in deze sector, wat speelt er? Vervolgens worden de doelgroep (of doelgroepen) van het werkveld, de functies en de specifieke methodieken die in dat werkveld worden toege past beschreven. Dat gebeurt globaal, want voor een verdere verdieping in de methoden zijn heel wat andere boeken beschikbaar; in dit boek gaat het om een eerste kennismaking, een oriëntatie. Iedere auteur geeft vervolgens een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen in de praktijk, zodat je een beeld krijgt van waar we nu in elk werkveld staan en wat we in de toekomst mogen verwachten. Elk hoofdstuk sluit af met een paragraaf over compe tenties, waarin de volgende vraag centraal staat: is dit werkveld iets voor jou en wat heb je concreet nodig – aan kennis, vaardigheden en houding – om op dit terrein succesvol en met plezier aan de slag te kunnen? Kaderteksten In elk hoofdstuk dat een werkterrein beschrijft, zijn kaderteksten opgeno men over de volgende onderwerpen:

16

Leeswijzer

• Recht Wie met of voor kinderen werkt, moet weten waar kinderen (en ouders) recht op hebben. In elk hoofdstuk tref je daarom een kader aan waar in wordt uiteengezet aan welke kinderrechten het betreffende werkveld appelleert. Daarbij is voor bijna alle auteurs in dit boek het Verdrag inza ke de Rechten van het Kind, dat in 1989 door de Verenigde Naties werd aangenomen, het uitgangspunt. • Diversiteit Als pedagogisch professional krijg je te maken met een grote verschei denheid aan jeugdigen, ouders en mensen in hun netwerken. Denk aan verschillen in leeftijd, culturele achtergrond, seksuele oriëntatie, gender, financiële situatie, taal en geletterdheid. De combinatie van verschillen is bepalend voor iemands positie in de maatschappij. Het is van groot belang dat elke professional in het sociaal domein beschikt over kennis van de verschillende diversiteitsfactoren. Bij de werkvelden wordt be schreven wat daarvan te merken is en waar professionals op inspelen. • Preventie In elk werkveld – zelfs het repressiefste – worden preventieve doelen na gestreefd. Een van de preventieve doelstellingen is het verminderen van gespecialiseerde hulp door eerder in te zetten op de juiste hulp, demedi calisering, ontzorgen en normaliseren. Daarom vind je in elk hoofdstuk een kader over preventie. Op welke wijze versterken de professionals het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang? • Participatie Vertrekpunt voor zorg en ondersteuning is – zeker sinds de invoering van de nieuwe Jeugdwet en de Wmo (2015) – steeds meer de eigen kracht van burgers, jong en oud. Bij dat geloof in de eigen kracht past vertrouwen in de kijk van cliënten op de ondersteuning die ze – zo nodig – van professionals krijgen. Daarom is in bijna elk hoofdstuk in dit boek een kadertekst over participatie ingevoegd. • Integraal samenwerken Integrale samenwerking tussen sectoren en disciplines is zeer belang rijk. In elk werkveld werken professionals in het jeugddomein samen met professionals uit heel andere disciplines, die vaak werkzaam zijn bij andere instanties. Ook werken professionals van verschillende werkge-

17

Samen opvoeden

bieden in het jeugddomein steeds meer samen. Over interprofessionele samenwerking zijn er daarom ook kaderteksten te vinden. • Wetgeving Bijna het complete stelsel van voorzieningen, inclusief de daaraan ten grondslag liggende visies en de verantwoordelijkheid voor de uitvoe ring, is door een aantal recente wetswijzigingen en nieuwe wetten in grijpend aan het veranderen. Daarmee zijn nieuwe kaders – ook voor het werk van professionals in het jeugddomein – ontstaan. Omdat de actuele wetswijzigingen en nieuw ingevoerde wetten zo bepalend zijn voor het werkterrein van professionals in het jeugddomein, geven we in de kaderteksten kort de belangrijkste karakteristieken daarvan voor elk werkveld weer. • Onderzoek Jeugdregio’s – gemeenten en aanbieders gezamenlijk – staan voor de uitdaging om de noodzakelijke vernieuwing van de zorg te realiseren. Deze innovatie, die in elk werkveld wordt gevraagd, doet een sterk be roep op domeinoverstijgend onderzoek. Deze innovaties kunnen niet worden opgelost door één werkveld of vakgebied maar vragen samen werken en expertise vanuit meerdere werkvelden en vakgebieden. Voor elk werkveld hebben we om die reden een aantal belangrijke onderzoe ken toegelicht. Hiernaast is een aantal kaderteksten opgenomen die buiten deze categorie ën vallen. Online studiemateriaal Op www.coutinho.nl/samenopvoeden3 vind je het online studiemateri aal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: • Opdrachten bij elk hoofdstuk, die je kunnen helpen om je – alleen of sa men met jaargenoten – nog beter te oriënteren op de beschreven werk terreinen. • Links naar de websites waar in de hoofdstukken naar verwezen wordt, en aanvullende links bij ieder hoofdstuk naar interessante websites, vi deo’s, artikelen en andere bronnen en hulpmiddelen. • De casusteksten van elk hoofdstuk gebundeld, met bijbehorende op drachten en een aanvullende casegeschiedenis.

18

Deel 1 Algemeen

1 Samen opvoeden

Inleiding op het jeugddomein

Joris van Veen & Hans Janssen

1.1

Inleiding

Het werkterrein van pedagogisch professionals is breed: het welzijn en de ont wikkeling van jeugdigen, zodat alle jeugdigen in Nederland gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de samenleving. Ze werken in de kinderopvang, de buitenschoolse opvang, het onderwijs en het welzijnswerk. Ze zijn evengoed werkzaam op terreinen waar ze jeugdigen tegenkomen die in hun ontwikkeling worden bedreigd – jeugdigen met gedrags- of ontwikkelingsproblemen – en met ouders die vast lopen of dreigen vast te lopen in de opvoeding. Ze werken in de jeugdhulp, gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg (psychiatrie), reclassering en justitiële zorg, en op kinderafdelingen van ziekenhuizen. Dit boek laat de vele werkterreinen van pedagogisch professionals in het jeugddomein zien. Ze zijn werkzaam in uiteenlopende functies op zeer diver se gebieden. Maar ze hebben allemaal één ding gemeen: ze zetten zich – direct

21

1 • Samen opvoeden

of indirect – in voor het welzijn van jeugdigen en voor hun ontwikkelingskan sen, voor opvoeders en de opvoedomgeving. Wat doen pedagogisch professionals in het jeugddomein precies? Hoe ziet het beroep van deze professionals eruit? In het eerste deel van het boek (hoofd stuk 1 en 2) gaan we op zoek naar antwoorden op die vragen. Die zoektocht begint met een verkenning van de maatschappelijke opdracht van de pedago gisch professional. Deze opdracht onderscheidt de pedagogisch professional van andere professionals in het jeugddomein. Daarna staan we kort stil bij de expertise waar de pedagogisch professi onal over moet beschikken. Elke beroepsgroep is gebaat bij een heldere om schrijving van zijn competenties en expertise. Dat geldt ook voor pedagogisch professionals. Ze hebben te maken met verschillende vraagstukken in zeer uiteenlopende situaties waarin ze de opvoed- en opgroeiomgeving versterken. Vervolgens gaan we in op de problemen en uitdagingen die zich bij de opvoeding kunnen voordoen, vooral omdat veel professionals in het jeugd domein in hun werk met gevolgen van opvoed- en ontwikkelingsproblemen geconfronteerd worden. Uiteindelijk komen we dan uit bij de vraag op welke terreinen pedagogisch professionals precies werkzaam zijn en wat hun rol en takenpakket op die terreinen inhouden. We gaan uitvoerig in op de veranderingen, met name in de wetgeving, die bepalend zijn voor het actuele jeugdstelsel. In de hoofdstukken 3 tot en met 11 lichten experts de specifieke werkter reinen toe waarop pedagogisch professionals actief zijn. Wie zich verdiept in het Nederlandse (jeugd)zorgstelsel, ontdekt dat er een lappendeken is ontstaan van beroepen. Door toenemende specialistische ken nis en de daarmee samenhangende werkvelden en beroepen zijn we steeds meer onderscheid gaan maken tussen professionals in verschillende werkvel den. Je zou kunnen zeggen dat we in Nederland voor elk ‘probleem’ een pro fessional hebben. De jeugdverpleegkundige houdt zich met iets anders bezig dan de kinderfysiotherapeut, de leerkracht of de pedagogisch professional. Al deze professionals hebben gemeen dat ze zich inzetten voor jeugdigen in Nederland, zodat die zich optimaal kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de maatschappij. Zo levert de jeugd-, wijk- of ziekenhuisverpleegkundige een bijdrage aan het herstel en in stand houden van de gezondheid van jeug- De maatschappelijke opdracht van pedagogisch professionals in het jeugddomein

1.2

22

1.2 • De maatschappelijke opdracht van pedagogisch professionals in het jeugddomein

digen; de verpleegkundige is expert op het terrein van gezondheidszorg. De kinderfysiotherapeut is een expert op het terrein van bewegen en maakt het jeugdigen mogelijk om (opnieuw) dagelijkse activiteiten uit te voeren en deel te nemen aan activiteiten in hun omgeving. De leerkracht is een educatie ve professional en heeft primair een onderwijstaak. Om alle jeugdigen goede ontwikkelingskansen te bieden is goed onderwijs essentieel. Van educatieve professionals wordt vooral verwacht dat ze vakbekwaam zijn in het voorbe reiden van de jeugdigen op de arbeidsmarkt. Pedagogisch professionals onderscheiden zich van jeugdverpleegkundigen, leerkrachten en kinderfysiotherapeuten door hun expertise op het gebied van het opgroeien en opvoeden. Hun maatschappelijke opdracht ligt primair op het gebied van het bevorderen van het welzijn en de ontwikkeling van jeugdi gen door het versterken van het gewone leven, zodat ze mee kunnen blijven doen in de samenleving. Ze zijn experts op het terrein van het opvoeden van jeugdigen in diverse contexten, waarbij het welzijn en de ontwikkeling van jeugdigen naar volwassenheid centraal staan. Pedagogisch professionals zou je daarom kunnen typeren als specialisten in het begeleiden van het gezins systeem bij het opvoedproces. Een van hun doelen is voorkomen dat ouders in de opvoeding vastlopen, ook als er sprake is van ernstige opgroei- en op voedproblematiek. Maar ze zijn evenzeer specialisten in het versterken van de opvoedomgeving buiten het gezin. Denk aan het versterken van gemeen schappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van jeugdi gen, wat wordt aangeduid als ‘pedagogische civil society’ (De Winter, 2011). Voor de pedagogisch professionals als beroepsgroep is er, in tegenstelling tot de beroepsgroep van de verpleegkundigen, leerkrachten of fysiotherapeuten, geen eenduidige overkoepelende beroepsnaam te vinden. In elk werkveld wordt de pedagogisch professional weer anders genoemd. In de huidige prak tijk is er dan ook veel discussie over het beroepsbeeld van deze professionals: het mist een scherpe begrenzing. Zo roept de term (jeugd)verpleegkundige een eenduidig beeld op van een professional met een witte jas. Iemand met medische kennis, werkzaam op bijvoorbeeld een kinderafdeling in een zie kenhuis of als wijkverpleegkundige aan een verpleeg- of kraambed. De term leerkracht roept het beeld op van een juf of meester voor de klas in het basis onderwijs of op de middelbare school. Iemand die verstand heeft van rekenen en leesmethoden, maar ook van de inrichting van de didactische en pedagogi sche omgeving van jeugdigen op school. De term pedagogisch professional roept meestal een heel divers beeld op. Voor de een is het een pedagoog die werkt met jeugdigen in de opvang, voor

23

1 • Samen opvoeden

de ander een jeugdhulpverlener die werkt op een leefgroep en voor weer een ander is het vooral een sociaal werker die werkzaam is met jeugdigen in de wijk. Stel jezelf maar eens de vraag welk beeld jij hebt van het beroep. Komt jouw beeld overeen met het beeld dat anderen hebben? Wat zijn volgens jou typische werkzaamheden die pedagogisch professionals uitvoeren? De pedagogisch professional valt onder de sociale beroepen of welzijnsberoe pen, ook wel de sociaal-agogische beroepen genoemd. Deze zijn gericht op het bevorderen van sociale verandering, sociale cohesie en het welzijn van men sen. Binnen het agogisch werk is de pedagogisch professional specifiek gericht op het bevorderen van de sociale verandering en het welzijn van jeugdigen en hun ouders. Om die reden is de professional geen agogische professional, maar een peda-agogische professional . De pedagogisch professional is dienstverlener maar ook hulpverlener, werkt preventief en/of curatief maar altijd met jeugdi gen, hun ouders en het netwerk – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de agoog of gerontoloog, die zich primair richt op de volwassenen of de ouderen. Tot op heden is er geen eenduidige beroepsnaam gevonden voor de agogi sche en pedagogisch professionals, terwijl de discussie om alle welzijnsberoe pen (in het sociaal-agogisch domein) samen te brengen onder één beroep al in 2006 speelde (Vlaar, z.d.). Ga maar eens na welke zoektermen jij gebruikt als je op zoek bent naar een vacature of stageplek. Kies je voor de term pedagoog, sociaal werker, jeugd- en gezinsprofessional, maatschappelijk werker of toch voor de pedagogisch medewerker? In dit boek gebruiken we de term pedagogisch professionals als overkoe pelende naam. In de volgende paragrafen staan we stil bij de algemene kennis en kunde waar pedagogisch professionals in het jeugddomein over moeten beschikken. Een eerste verkenning van begrippen uit de vaktaal van pedagogisch profes sionals in het jeugddomein betekent meteen een eerste verkenning van het vakgebied. Iedere beroepsgroep heeft belang bij een helder begrippenkader. Dat maakt het gemakkelijker om onderling – met collega’s – en in contacten met andere professionals te communiceren en voorkomt misverstanden. Een pedagogisch professional is een professional die kennis heeft opgedaan uit verschillende sociale wetenschappen, zoals de psychologie, de sociologie en de pedagogiek. Binnen de pedagogiek gaat het om kennis van zaken uit verschillen- Begrippenkader: kennis van opgroeien en opvoeden

1.3

24

1.3 • Begrippenkader: kennis van opgroeien en opvoeden

de stromingen, zoals de ecologische pedagogiek, gezinspedagogiek en orthope dagogiek. Die ‘zaken’ betreffen dan jeugdigen, hun ontwikkeling en het opvoe dingsproces dat plaatsvindt in opvoedingsrelaties binnen en buiten het gezin. Pedagogiek of opvoedkunde in brede zin is de wetenschap die de opvoe ding bestudeert. Een belangrijk onderdeel van die wetenschap is de ontwikke lingspsychologie, de kennis van het ontwikkelingsproces dat jeugdigen door maken. Kennis van de systeemtheorie en de sociale en omgevingspsychologie is tevens onontbeerlijk om het opvoeden en het opvoedproces te kunnen be grijpen. Pedagogiek is te definiëren als de toegepaste wetenschap die in kaart brengt hoe het proces verloopt dat zich tussen jeugdigen en volwassenen (ou ders en andere opvoeders) afspeelt en dat jeugdigen helpt en stimuleert om zich te ontwikkelen tot volwassenen die verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor anderen. De belangrijkste begrippen hebben betrekking op de doelgroep – of liever gezegd: de jeugdigen, hun ouders en het netwerk met wie professionals in het jeugddomein te maken hebben – en het doelgebied: de opvoeding en ontwik keling en alle problemen die zich daarbij kunnen voordoen. Om te beginnen: waar komt het woord ‘pedagoog’ vandaan? Dit woord is af geleid van twee Griekse woorden: pais en ago of agein . ‘Pais’ betekent kind. In de Griekse cultuur van ruim tweeduizend jaar geleden bedoelden ze daarmee alle jeugdigen en jongeren die nog niet de volwassen leeftijd hadden bereikt. In die tijd werden jongeren eerder als volwassen beschouwd dan nu, zo rond een jaar of 16. Vaak waren jongvolwassenen – dat wil in dit geval zeggen: jonge mannen – al op jeugdige leeftijd nodig om oorlog te kunnen voeren. ‘Ago’ of ‘agein’ betekent leiden, begeleiden (‘ago’ betekent: ik (bege)leid, ‘agein’ staat voor het werkwoord (bege)leiden). Het samengestelde woord ‘pais ago’ betekent dus zoiets als jeugdigen begeleiden op hun weg naar volwassenheid. Pedagogiek is in de afgelopen eeuw steeds meer een empirische wetenschap geworden die het moet hebben van onderzoek, waarnemingen, feiten en cij fers. In de jaren vijftig van de vorige eeuw waren professionals in het jeugddo mein verhoudingsgewijs veel meer georiënteerd op fenomenologie en filoso fie; ze bestudeerden bijvoorbeeld ‘het wezen van de eerste ontmoetingen die een kind heeft’ (Buytendijk, 1965). Sommigen vroegen zich zelfs openlijk af of opvoedkunde wel een empirische wetenschap zou kunnen zijn (Gielen & Strasser, 1964). 1.3.1 Pedagogiek

25

1 • Samen opvoeden

Nu – ruim zestig jaar later – houden pedagogen zich expliciet bezig met tal van empirische studies. Ze bestuderen onder andere gedetailleerd het proces van hechting van kinderen in de basisschoolleeftijd, zoals Kerns en Richardson in Attachment in middle childhood (2005) of de neurologische gevolgen van kindermishandeling (Van IJzendoorn, 2010). De woorden ‘pedagoog’ en ‘pedagogiek’ roepen de vraag op wat het ver schil is tussen het dagelijkse opvoedingswerk van ouders en de professionele bijdrage die professionals in het jeugddomein kunnen leveren. Iedereen is op gevoed, dus iedereen weet in principe wat opvoeden is en wat het betekent om opgevoed te worden. Maar is iedereen ook opvoedingsdeskundige en een professional? Op de eerste vraag, wat het verschil is tussen het dagelijkse opvoedwerk van ouders en de professionele bijdrage daaraan van pedagogisch professio nals, komen we uiteraard terug. Op de laatste vraag kunnen we klip-en-klaar antwoorden: nee, niet iedereen die opgevoed is, is opvoedingsdeskundige. Een aantal mensen heeft uit de eigen opvoeding wijze lessen getrokken. Je zou ze ‘deskundigen’ kunnen noemen. Iemand met de nodige inzichten in het opvoeden. Maar met alleen ervaringskennis ben je nog geen professional. Pedagogisch professionals zijn wel opvoedingsdeskundigen. Ze zijn in staat om methodisch te werk te gaan, omdat ze op een systematische, bewuste, doelgerichte en navolgbare werkwijze een specifiek opvoedvraagstuk kunnen beantwoorden met het oog op een bepaalde doelstelling. En wat verstaan we dan onder het begrip opvoeden? In de Opvoedingscanon omschrijven de samenstellers René Diekstra en Milou van Hintum opvoeden als de invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de ontwikke ling van een kind (Diekstra & Van Hintum, 2010). Volgens deze definitie zou iedereen die bewust of onbewust invloed op jeugdigen uitoefent, een ‘opvoe der’ zijn. De vraag is of deze definitie niet wat al te simpel is. Want wie oefe nen er allemaal – bedoeld of onbedoeld – invloed uit op jeugdigen? Ouders natuurlijk. En leerkrachten. En andere belangrijke volwassenen in het leven van een kind, zoals crècheleiders, jeugdwerkers en familieleden. Daarnaast kunnen ook vrienden, de voetbaltrainer en de wijkagent grote invloed hebben op de ontwikkeling van jeugdigen. Zijn zij dan ook ‘opvoeders’? In het dagelijks spraakgebruik betekent opvoeden: jeugdigen grootbrengen, hen lichamelijk en geestelijk ‘vormen’. Dat gebeurt door hen te voeden (het woord ‘voeden’ is niet voor niets de kern van het woord ‘opvoeden’!), hen te 1.3.2 Opvoeding

26

1.3 • Begrippenkader: kennis van opgroeien en opvoeden

koesteren, hun aandacht te geven, hen aan te moedigen en hun regels en gren zen te leren, en door hun – als het moet honderd keer – te vertellen wat ze moeten weten om nu en later, als volwassenen, op een plezierige en construc tieve manier met andere volwassenen en kinderen te kunnen participeren in de samenleving. Als professionals het hebben over opvoeding, bedoelen we in feite ‘opvoe dingsrelaties’, dat wil zeggen de relatie tussen ouders (of andere opvoeders) en het kind. Opvoeding vindt immers binnen die relatie plaats. Als we het over opvoeding hebben, bedoelen we tevens ‘opvoedingsintenties’: ouders en andere opvoeders hebben immers nadrukkelijk de intentie om invloed uit te oefenen op een kind en het besef om daar verantwoordelijkheid voor te ne men, en het kind zo te begeleiden op weg naar volwassenheid. Dat maakt van opvoeding een belangrijke maatschappelijke functie. Immers, door jeugdigen goed op te voeden wordt de basis gelegd voor de samenleving in de toekomst. Dit alles gebeurt procesmatig, het is een ontwikkelingsgang die de volwasse nen in hun rol als opvoeder samen door de tijd maken en waarbij iedereen die betrokken is bij het opvoedproces elkaar wederzijds beïnvloedt. Over het doel van opvoeden bestaat grote consensus. Hierover zijn de meeste professionals het met elkaar eens. Het gaat om volwassenwording, het kind begeleiden tot een bepaalde mate van volwassenheid, het ‘leren’ op eigen be nen te staan. Als het stadium van volwassenheid wordt bereikt, dan zal de opvoedingsrelatie er een zijn tussen twee volwassenen, waarbij de verant woordelijkheid van de opvoeder afneemt en het kind maatschappelijke ver antwoordelijkheid kan nemen. De Nederlandse opvoedkundige M.J. Langeveld, die in het midden van de vo rige eeuw een aantal publicaties over opvoeding en didactiek uitbracht, ziet opvoeding als een ontmoeting tussen een volwassene en een kind, waarbij volwassenen erop gericht zijn dat het kind uiteindelijk zelfstandig en mondig wordt (Langeveld, 1967). De pedagoog Kok beschrijft het doel van opvoeden als de mogelijkheid om de eigenheid van een kind te laten ontplooien (Kok, 2005). Opvoeden beoogt de ontwikkeling tot de optimale vorm uit te lokken. Huub Angenent definieert in zijn boek Opvoeding en persoonlijkheids ontwikkeling (2013) opvoeding als het begeleiden van jeugdigen in hun per soonlijkheidsontwikkeling, met als doel bevorderen dat jeugdigen in iedere leeftijdsfase adequaat functioneren. Alle aspecten van hun persoonlijkheid 1.3.3 Doel van opvoeden

27

1 • Samen opvoeden

– intellectueel, sociaal en emotioneel – moeten worden aangesproken en jeugdigen moeten leren functioneren in interpersoonlijke relaties en in groter maatschappelijk verband. Het onderzoek Opvoeden in Nederland onder bijna 1.300 gezinnen (Rispens et al., 1996) toonde aan dat ouders grote betekenis toekennen aan gezinsop voeding en vooral de persoonsvorming van hun jeugdigen tot doel hebben. De meeste ouders die aan het onderzoek meededen, hadden veel aandacht voor de sociale en morele aspecten van de ontwikkeling. Ouders streven vol gens Rispens et al. vooral de ontwikkeling van autonomie en sociaal gevoel na. Jeugdigen moeten leren verantwoordelijkheid te dragen, rekening te houden met anderen en zelfstandig te oordelen. De belangrijkste opvoedingsdoelen die telkens in de literatuur genoemd worden, zijn terug te brengen tot een paar kernbegrippen die met elkaar een harmonisch geheel vormen: • Zelfstandigheid en autonomie. Jeugdigen moeten later, als ze volwassen zijn, op eigen benen kunnen staan en niet langer afhankelijk zijn van hun ouders, leerkrachten of andere belangrijke volwassenen om hen heen. • Persoonlijkheidsontwikkeling. Jeugdigen moeten hun kwaliteiten en ster ke kanten kunnen ontdekken en moeten zich ontwikkelen tot verstandige volwassenen die goed voor zichzelf kunnen opkomen (assertiviteit) en die rekening houden met anderen (sensitiviteit, sociaal gedrag). Uit een onderzoek vanDe Roos en Bucx (2015) onder oudersmet een niet-wes terse migratieachtergrond komt naar voren dat de opvoeddoelen van ouders kunnen verschillen, afhankelijk van de cultuur maar ook van de levensom standigheden. Uit dit verkennend onderzoek komt naar voren dat ouders met een migratieachtergrond andere accenten in de opvoeding leggen, die soms terug te voeren zijn op de opvoedingstradities in het land van herkomst. Zo neemt autonomie bij niet-westerse gezinnen een minder centrale plek in.

1.4

De opvoed- en opgroeiomgeving stimuleren en het opvoedproces begeleiden

Om de opvoeddoelen te kunnen behalen is een veilige en stimulerende op voed- en opgroeiomgeving nodig. Dit is een natuurlijke opdracht voor elke ouder en familie. Ze zijn primair verantwoordelijk. Maar bij het op een goede wijze naar de volwassenheid begeleiden van jeugdigen spelen ook andere be trokkenen op school en in de maatschappij een cruciale rol, zoals vrienden,

28

1.4 • De opvoed- en opgroeiomgeving stimuleren en het opvoedproces begeleiden

ouders van klasgenoten, en mensen uit de buurt. De professionals kunnen hierin ondersteunend zijn; ze verstaan de kunst om integraal te werken en om tijdig te signaleren en aanvullende expertise in te schakelen. Ze zijn in staat om de (mede)opvoeders weer grip te geven wanneer het opvoedingsproces stagneert, en weten wat er nodig is om te voorkomen dat te veel jeugdigen niet gezond en veilig genoeg opgroeien en onvoldoende mee kunnen doen in de samenleving. Ze hebben hier een opleiding tot pedagogisch professional voor gevolgd. Kenmerkend voor pedagogisch professionals is hun brede kijk op jeugdigen en op opvoeding. Ze zien een kind in ontwikkeling en kijken als het ware over de grenzen van de verschillende ontwikkelingsstadia heen: Hoe gaat dit kind zich ontwikkelen in een volgende fase? Wordt die koppige peuter straks een onhandelbaar schoolkind en een rebelse puber, of zou dat mee kunnen vallen? En wat is daarvoor in de opvoeding van het kind nodig? Hoe kunnen we zorgen dat kinderen een goede start maken, omdat we weten dat juist die eerste duizend dagen cruciaal zijn voor een goede jeugd? En hoe kun je ouders hierin ondersteunen en begeleiden, ook als er zich (ernstige) opgroei- en op voedproblemen voordoen? Je zou dit de verticale as van de pedagogische blik kunnen noemen (Kuipers, 2008). Op de horizontale as kijken pedagogisch professionals verder. De opvoeding is geen exclusieve taak van ouders alleen. Ouders zijn niet de enige opvoeders en gezinnen zijn niet de enige plek waar jeugdigen worden opgevoed. Als jeugdigen groter worden, komen ze in heel andere verbanden terecht: de kinderopvang, de peuterspeelzaal, de school, de sportvereniging en de (on line) vriendenkring. Ook daar wordt opgevoed. De volwassenen uit het net werk van het gezin die vanuit een informele of formele rol betrokken zijn bij het opgroeien en opvoeden van jeugdigen worden medeopvoeders genoemd (Kalis, 2020). Het zijn die ondersteunende personen die zich in de verschil lende leefwerelden van het kind en gezin bevinden en invloed hebben op de wijze waarop jeugdigen zich ontwikkelen. De verbanden worden pedagogi sche milieus genoemd. 1.4.1 Brede blik

29

1 • Samen opvoeden

Individuele pedagogische vraagstukken

Collectieve pedagogische vraagstukken P e d a g og i sc h pr o f e s s io nal s

Opgroeien en opvoeden door ouders in de thuissituatie

Opgroeien en opvoeden in de leefwereld buiten het gezin

Figuur 1.1

Weergave van de horizontale en verticale pedagogische blik

De school wordt als tweede pedagogisch milieu gezien. Onderwijs is een bui tengewoon belangrijk pedagogisch milieu. Niet alleen omdat jeugdigen zich via de school en de leerkracht essentiële kennis en vaardigheden eigen kunnen maken, maar ook – en misschien wel vooral – omdat ze in het onderwijs er varingen opdoen die voor hun hele verdere leven bepalend kunnen zijn. Leer krachten zijn dan ook buitengewoon belangrijke personen in het leven van jeugdigen. Op de basisschool brengen jeugdigen tijdens een schoolweek soms meer tijd door met hun leerkracht dan met hun ouders. Bakker, Ter Bogt en De Waal spreken in hun boek Opgroeien in Nederland (1993) van ‘tweede opvoeders’. Alles wat daarbuiten valt, staat bekend als het derde opvoedmi lieu, zoals de activiteiten die in de buurt plaatsvinden, de sportvereniging, activiteiten met leeftijdgenoten. Naast deze traditionele pedagogische milieus is de laatste decennia een nieuw virtueel milieu ontstaan (Meesters, 2018). Het vierde milieu is de virtuele ruimte, waar jeugdigen veel tijd met elkaar doorbrengen. In alle ‘verbanden’ waarmee jeugdigen te maken krijgen, doen ze ervarin gen op en worden ze vertrouwd gemaakt met de waarden, normen, opvat tingen en gedragsregels die in hun omgeving worden gehanteerd. Dat proces vindt plaats via – onder andere – imitatie, uitleg en sociale controle. Anders gezegd: in al die verbanden vindt een vorm van socialisatie plaats. Socialisatie is het totale leerproces waardoor jeugdigen zich ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan de samenleving.

30

1.4 • De opvoed- en opgroeiomgeving stimuleren en het opvoedproces begeleiden

Gaat het in het ene opvoedmilieu misschien wat moeizaam, dan zijn er mogelijk nog wel positieve ontwikkelingen te melden op andere fronten. Voor pedagogisch professionals speelt ook de vraag of er voldoende samenhang is tussen de verschillende leefwerelden waarin jeugdigen opgroeien en zich ontwikkelen: Groeit een kind op tussen twee werelden? Wordt het in de war gebracht doordat er thuis compleet andere regels en normen gelden dan bui tenshuis, bijvoorbeeld op school? Met hun brede blik op deze horizontale as zijn pedagogisch professionals in staat om een vertaalslag te maken van in dividuele vraagstukken van een kind naar collectieve pedagogische kwesties. Van pedagogisch professionals vergt het begeleiden van deze opvoedvraag stukken kennis over de normale en afwijkende ontwikkeling van jeugdigen. Kennis over de verschillende ontwikkelingsdomeinen van kinderen is essen tieel om te snappen waardoor ontwikkelingsproblemen kunnen ontstaan. Vrijwel geen enkel kind ontwikkelt zich precies volgens het boekje. Een ‘ge middeld’ kind bestaat niet. Ieder kind volgt min of meer een eigen ontwik kelingslijn. Het ene kind begint door alle records te breken – het zit, staat en praat veel eerder dan de even oude baby van de buren – maar daarna doet het ’t weer een poosje kalmer aan. Het andere kind komt in de ontwikkeling wat trager op gang, maar haalt daarna zijn leeftijdgenootjes wel weer in. De ene baby begint met kruipen, de andere leert eerst zitten. De ontwikkeling verloopt ook niet bij alle jeugdigen in exact hetzelfde tempo: sommige jeug digen komen al op jonge leeftijd in de puberteit, andere wat later; sommige zijn snel klaar met puberen, andere doen er jaren over. Daarom is een kleine achterstand in de ontwikkeling niet direct een reden voor ongerustheid en is een kleine voorsprong geen reden om het kind direct aan te melden bij een school voor hoogbegaafden. Een achterstand in de ontwikkeling is alleen ver ontrustend als die wordt veroorzaakt door een onderliggend probleem en als dit van negatieve invloed is op de verdere ontwikkeling van het kind; dan is professionele hulp noodzakelijk (Janssen & Beuker-Tierie, 1981). Problemen kunnen zich op tal van terreinen voordoen: problemen in de re latie met de ouders, psychische of psychosociale problematiek, gedragsproble men van allerlei aard, gezondheidsproblemen (waaronder drugs- of overmatig drankgebruik), problemen met leren of met school (zoals spijbelen en vroeg tijdig schoolverlaten), problemen met vrienden en problemen met het vinden van werk. Zo weten we uit onderzoek dat 11 procent van de kinderen in groep 6 tot en met 8 in het basisonderwijs en speciaal onderwijs soms tot vaak gepest worden (Nederlands Jeugdinstituut, 2022b), en dat jeugdigen op jonge leeftijd al 1.4.2 Normale en afwijkende ontwikkeling van jeugdigen

31

Made with FlippingBook. PDF to flipbook with ease