Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren-Wilde, Theunissen

Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren Een praktijkgericht boek voor jeugdprofessionals Jacob de Wilde & Mariëlle Theunissen (red.)

Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren Een praktijkgericht boek voor jeugdprofessionals

Onder redactie van Jacob de Wilde Mariëlle Theunissen

bussum 2023

www.coutinho.nl/iobj Met de code in dit boek heb je toegang tot je online studiemateriaal. Dit materiaal bestaat uit casuïstiek, modules om kennis te trainen en links naar websites voor verdere verdieping. Om je studiemateriaal te activeren heb je onderstaande code nodig. Ga naar www.coutinho.nl/iobj en volg de instructies.

Voorwoord Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren is bedoeld voor jeugd professionals in opleiding en is interessant voor iedereen die met jongeren werkt. Aan de hand van dit boek kunnen aankomende jeugdprofessionals inzicht krijgen in de ontwikkeling van jongeren en belangrijke competenties ontwikkelen bij het begeleiden van jongeren. Ze leren theoretische en prakti sche kennis te combineren en toe te passen. Vanuit de theoretische invalshoek wordt een psychologisch denkraam aangereikt dat houvast biedt bij het be noemen, analyseren en interpreteren van het gedrag en de ontwikkeling van jongeren. De inzichten die de studenten daarmee verwerven, stellen hen in staat in moeilijke situaties verantwoorde keuzes te maken. Goede beslissingen kunnen worden gevolgd door effectief handelen. Daarom besteden we vanuit praktisch perspectief aandacht aan verschillende professionele vaardigheden, onder andere aan gespreksvaardigheden die een doeltreffende begeleiding van jongeren bevorderen. Door de ondersteunende opdrachten in het boek en op de bijbehorende web site zijn studenten en startende jeugdprofessionals die dit boek in hun oplei ding gebruiken, in staat om ervaringen van hun eigen ontwikkeling en die van jongeren te verbinden met theorie en wetenschappelijk onderzoek. Op deze manier doen aankomende jeugdprofessionals en andere begeleiders stevige praktijkgerichte kennis op die hen helpt om hun handelen in hun werk met jongeren te versterken. Bij het beschrijven van de psychologische inzichten hebben we gekozen voor diepte in plaats van voor breedte. We plaatsen de ontwikkeling van jongeren in hun omgeving met behulp van Bronfenbrenners systeemmodel. Vervolgens beschrijven we de theorie van Erikson over de identiteitsontwikkeling van jongeren van 12 tot 22 jaar. Voor ons doel is Eriksons theorie de belangrijkste, inspirerendste en best hanteerbare levensloopbenadering, die bovendien in recente wetenschappelijke literatuur als relevant voor de psychologische ont wikkeling wordt gezien. We werken de identiteitsontwikkeling ook uit op het gebied van de seksuele en de cognitieve ontwikkeling. Bij de bespreking van de cognitieve ontwikkeling kunnen we niet om de theorie van Piaget heen. In actuele wetenschappelijke publicaties blijken zijn opvattingen nog steeds als basis te worden gebruikt. Ook beschrijven we recente ontwikkelingen van hersenonderzoek met betrekking tot de identiteit van jongeren.

Dit boek is bedoeld voor (aankomende) jeugdprofessionals en is geschreven door opleiders van jeugdprofessionals en leraren. Er is uitgebreid aandacht voor ontwikkelingen binnen de neurowetenschap en de meest recente kennis uit hersenonderzoek. Daarnaast wordt jongerenbegeleiding in jongerenwerk en jeugdzorg uitgewerkt. Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren is deels gebaseerd op het boek Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding , een boek voor aanstaande leraren. We besteden twee hoofdstukken aan identiteitsontwikkeling. In hoofdstuk 2 wordt identiteitsontwikkeling bekeken vanuit het perspectief van de omge ving van de jongere. Recente maatschappelijke ontwikkelingen en het leven in een omgeving met specifieke kenmerken, bijvoorbeeld een grootstedelijke omgeving, hebben veel invloed op de ontwikkeling van jongeren. In hoofd stuk 3 bekijken we identiteitsontwikkeling vanuit de persoon van de jongere zelf en staan we stil bij existentiële vragen, zoals: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Hoofdstuk 4 gaat nader in op de ontwikkeling van de intelligentie en diverse theorieën over cognitieve ontwikkeling. In hoofdstuk 5 richten we ons specifiek op de seksuele ontwikkeling van jongeren. De hoofdstukken 6 (over jongerenwerk en jeugdzorg), 7 (‘Begeleiding vanuit jongerenwerk’) en 8 (‘Begeleiding vanuit jeugdzorg’) laten zien hoe al deze kennis over de ontwik keling van jongeren gebruikt kan worden door jeugdprofessionals. Daarnaast hoort bij dit boek een website met online studiemateriaal (www. coutinho.nl/iobj), die verbreding en verdieping biedt bij alle hoofdstukken. We willen de collega’s en studenten die vanuit hun expertise aan dit boek heb ben bijgedragen hartelijk bedanken. In het bijzonder bedanken we ∙ Clementine Degener , werkzaam bij de opleiding Social Work van de Hoge school Rotterdam. Ze houdt zich bezig met het onderwerp ‘identiteitsver sterkend handelen in de jeugdzorg en het onderwijs’; ∙ Jos van der Wal , voorheen werkzaam aan hogescholen in Groningen en Leeuwarden. Als ontwikkelingspsycholoog heeft hij zich gespecialiseerd in identiteitsontwikkeling; ∙ Dilana Schaafsma , doet onderzoek naar seksuele opvoeding en onder steuning vanuit een sekspositief oogpunt en werkt bij Fontys Pedagogiek; ∙ Jolanda Sonneveld , werkzaam bij de Hogeschool van Amsterdam. Daar is ze onderzoeker op het terrein van jongerenwerk en docent bij de minor Jongerenwerk en de master Social Work; ∙ Tanny Bakker , docent Social Work bij de Hogeschool van Amsterdam met ruime ervaring in de jeugdzorg;

∙ Huib Giltay Veth , orthopedagoog en werkzaam bij de Hogeschool van Amsterdam bij de opleiding Social Work. Hij is betrokken bij meerdere modules met als onderwerp identiteitsontwikkeling. We willen verder bedanken voor het meedenken: Jan Veldkamp , werkzaam bij de opleiding Social Work van de Hogeschool Rotterdam met als speciali satie het thema ‘geweld, mishandeling, misbruik en seksualiteit’, Inga Dijcks , gz-psycholoog jeugd, werkzaam in Rosmalen, en Silvia de Wilde , gz-psycho loog/psychotherapeut, werkzaam in Den Bosch.

De auteurs, zomer 2023

Inhoud

Leeswijzer

17 19

Eisen van bekwaamheid voor de jeugdprofessional Social Work

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

21

Jacob de Wilde

1.1 Inleiding

23 24 26 28 30 30 31 31 34 35 37 43 44 44 44 45 47

1.2 Leeftijd en gedrag

1.3 Jongeren, jeugd, pubers en adolescenten 1.3.1 De puberteit begint steeds vroeger

1.3.2 Invloeden digitalisering

1.4 Jeugdprofessionals helpen bij identiteitsontwikkeling 1.5 Beeldvorming over jongeren in de adolescentiefase

1.5.1 Beeldvorming in de massamedia 1.5.2 Beeldvorming in de sociale wetenschap 1.5.3 Onderzoek naar mentaal welbevinden 1.5.4 Beeldvorming in de neurowetenschap

1.6 Begrip als voorwaarde voor professionele begeleiding

1.6.1 De biologische factor (nature) 1.6.2 De sociale factor (nurture)

1.6.3 De historische factor (nature en nurture) 1.6.4 Bijzonderheden uit de individuele levensgeschiedenis (nature en nurture)

1.7 Verder oefenen en casuïstiek

2 Sociale omgeving en identiteitsontwikkeling Mariëlle Theunissen, Clementine Degener en Jos van der Wal

49

2.1 Inleiding

51 52 54 57 67

2.2 Ecologisch systeemmodel van Bronfenbrenner

2.2.1 De invloed van het tijdssysteem 2.2.2 De invloed van het macrosysteem 2.2.3 De invloed van het microsysteem

2.3 Identiteitsontwikkeling door invloeden van de omgeving en jongerenbegeleiding 2.3.1 Begeleiding van jongeren die leven in verschillende werelden 87 2.3.2 Begeleiding van jongeren die bezig zijn met identiteitsvraagstukken en sociale media 88 2.3.3 Begeleiding van jongeren die te maken krijgen met echtscheiding 89 2.3.4 Begeleiding van jongeren die moeite hebben om met leeftijdgenoten om te gaan 90 2.4 Verder oefenen en casuïstiek 90 3 Identiteitsontwikkeling en persoonlijkheid 93 Mariëlle Theunissen, Clementine Degener en Jos van der Wal 86

3.1 Inleiding

95 96

3.2 Persoonlijkheid

3.2.1 Persoonlijkheid volgens Freud

100 104 107 110 116

3.3 Identiteit

3.4 Het schema van de menselijke levensloop 3.4.1 De acht fasen van de levensloop 3.5 De adolescentie nader bekeken 3.5.1 Onderzoek over identiteitsontwikkeling

116 3.5.2 De crisis in de adolescentie: identiteit versus identiteitsverwarring 120 3.6 Identiteits- en persoonlijkheidsontwikkeling in jongerenbegeleiding 126 3.6.1 Het besef van continuïteit positief beïnvloeden 127 3.6.2 Het besef van (h)erkenning positief beïnvloeden 128 3.6.3 Het besef van vrijheid in afhankelijkheid positief beïnvloeden 129 3.6.4 Het besef van een zinvolle toekomst positief beïnvloeden 131 3.7 Verder oefenen en casuïstiek 135 4 De ontwikkeling van de intelligentie 137 Jos van der Wal en Jacob de Wilde

4.1 Inleiding

141 141 142 143 144

4.2 Nadere bepaling van het begrip intelligentie

4.2.1 De intelligentietest 4.3 Intelligentie en cognitie

4.3.1 Ontwikkeling van de hersenen

4.4 Vormen van intelligentie

145 146 147 150 156 158 158 167 169 169 170 171 174 177 178 179 179 184 192 197 197 197 199 201 203 206 207 209 214 195

4.4.1 Rationele intelligentie 4.4.2 Morele intelligentie 4.4.3 Emotionele intelligentie 4.4.4 Meervoudige intelligentie

4.5 Het ontwikkelingsverloop van intelligentie/cognitie 4.5.1 Cognitieve ontwikkeling volgens de fasetheorie (Piaget) 4.5.2 Cognitieve ontwikkelingsfasen versnellen (Vygotsky) 4.5.3 Cognitieve ontwikkeling is continue verandering (dynamische systeemtheorie)

4.6 Cognitieve kenmerken bij jongeren

4.6.1 Begripsvorming 4.6.2 Egocentrisch denken

4.6.3 Begeleiden van jongeren bij egocentrisch denken en begripsvorming 4.7 Cognitieve ontwikkeling en identiteitsontwikkeling 4.7.1 De invloed van jeugdprofessionals op het zelfbeeld van adolescenten

4.8 Cognitieve ontwikkeling en begeleiding

4.8.1 De mindset

4.8.2 Beïnvloeden van gevoel met behulp van gedachten: de rationeel-emotieve training

4.9 Verder oefenen en casuïstiek

5 Seksuele ontwikkeling

Jacob de Wilde en Dilana Schaafsma

5.1 Inleiding

5.2 Visie op seksualiteit

5.2.1 Gezonde seksuele en relationele vorming

5.3 De invloed van lichamelijke veranderingen op seksuele beleving van jongeren

5.3.1 Lichaamsbeeld

5.4 Opvattingen van jongeren over seksualiteit

5.5 De invloed van media op de seksuele opvatting van jongeren 5.6 De invloed van de groep op de seksuele identiteit van jongeren

5.7 Seksueel gedrag van jongeren

5.8 Vragen die jongeren hebben over seksualiteit

5.9 De invulling van seksuele identiteit vanuit biologische en culturele benaderingen

215 216 218 224 226 226 228 228 229 230

5.9.1 Biologische benaderingen 5.9.2 Culturele benaderingen

5.10 Jongeren met een licht verstandelijke beperking en seksualiteit 5.11 Begeleiding van jongeren bij seksuele ontwikkeling 5.11.1 Handelingsverlegenheid en handelingsmogelijkheden 5.12 Ondersteuning van gezonde en positieve seksuele ontwikkeling

5.12.1 Leren om goed contact te leggen 5.12.2 Plezier in seksualiteit 5.12.3 Vlaggensysteem 5.12.4 Veilig vrijen, verliefdheden

233 5.12.5 Begeleiding van jongeren met een licht verstandelijke beperking 235 5.13 Seksueel online gedrag: cyberseks 236 5.14 Seksueel grensoverschrijdend gedrag 238 5.14.1 Verschillend denken over grensoverschrijdend gedrag 241 5.14.2 Seksueel misbruik van jongeren 243 5.15 Verder oefenen en casuïstiek 249 6 Jeugdprofessionals in het sociaal domein 251 Jolanda Sonneveld, Tanny Bakker en Jacob de Wilde

6.1 Inleiding 6.2 Jeugdwet

253 253 254 255 255 256 256 257 258 259 262 263 264 265 265 267 268 270

6.3 Het jeugdstelsel

6.3.1 Pedagogische civil society 6.3.2 Sociale basisvoorziening

6.3.3 Wijkteam

6.3.4 Specialistische jeugdzorg 6.4 Jeugdprofessionals als opvoeders

6.4.1 Beschermende factoren en risicofactoren 6.4.2 Empowerment en presentiebenadering

6.5 Methodieken en methoden als hulpmiddel

6.5.1 Talentgericht werken 6.5.2 Methodiek sociaal netwerk 6.5.3 Oplossingsgericht werken

6.6 Moreel-ethische aspecten bij jongerenbegeleiding 6.6.1 Richtlijnen voor moreel-ethisch handelen

6.6.2 Algemene richtlijnen 6.7 Verder oefenen en casuïstiek

7 Begeleiding vanuit jongerenwerk Jolanda Sonneveld en Jacob de Wilde

271

7.1 Inleiding

273 273 274 276 276 277 277 277 278 279 280 287 288 289 289 290 293 293 295 295 296 298 300 300 302 302 305 307 310 311 312 313 314 316 291

7.2 Wat is jongerenwerk? 7.3 Doelen in het jongerenwerk 7.4 Methodieken in het jongerenwerk 7.4.1 Ambulant jongerenwerk 7.4.2 Individuele begeleiding

7.4.3 Groepswerk

7.4.4 Informatie en advies 7.4.5 Youth Organizing

7.4.6 Meidenwerk

7.5 Methodische uitgangspunten 7.6 Met wie werkt jongerenwerk samen? 7.6.1 Jongerenwerker en school 7.6.2 Jongerenwerk en de politie

7.6.3 Jongerenwerk en sportverenigingen

7.7 Verder oefenen en casuïstiek

8 Begeleiding vanuit jeugdzorg Tanny Bakker en Jacob de Wilde

8.1 Inleiding

8.2 Wat is een jeugdprofessional in de jeugdzorg?

8.3 Jeugdhulp

8.3.1 Generalistische basishulp (eerste lijn) 8.3.2 Specialistische hulp (tweede lijn) 8.3.3 Hoogspecialistische hulp (derde lijn)

8.4 Jeugdbescherming 8.5 Jeugdreclassering

8.6 Residentiële hulpverlening

8.6.1 Lichte vormen van residentiële hulpverlening 8.6.2 Intensieve vormen van residentiële hulpverlening

8.7 Plan van aanpak jeugdzorg 8.8 Sociale media en jeugdzorg 8.9.1 Belang van uitwisseling 8.9.2 Drie aspecten 8.9.3 Het schooldomein 8.10 Verder oefenen en casuïstiek

8.9 Jongerenwerk en jeugdzorg: samen groeikansen scheppen

9 Gesprekstechnieken en gespreksvormen

317

Jacob de Wilde en Huib Giltay Veth

9.1 Inleiding

353 355 355 356 358 359 361 362 364 366 371 373 376 378 380 319 320 322 323 326 329 333 337 338 341 344 347 348 348 350 351 352 352

9.2 Gesprekstechnieken 9.3 Gespreksvormen

9.3.1 Het diagnose-receptgesprek 9.3.2 Het participatiegesprek 9.3.3 Het tweekolommengesprek 9.3.4 Het slechtnieuwsgesprek 9.3.5 Het conflictoplossingsgesprek 9.3.7 De provocatieve gespreksvorm 9.3.8 Het ontwikkelingsgesprek 9.3.9 De oplossingsgerichte aanpak 9.4 Het empathisch vermogen vergroten 9.4.1 Afstemmen op referentiekader 9.4.2 Afstemmen op taalgebruik 9.3.6 Het reflectiegesprek

9.4.3 Afstemmen op passie en motivatiemomenten 9.4.4 Afstemmen op houding en gebaar

9.5 Verder oefenen en casuïstiek

10 Probleemgedrag bij jongeren Jacob de Wilde en Huib Giltay Veth

10.1 Inleiding

10.2 Omschrijving van probleemgedrag 10.3 Het biopsychosociaal model

10.4 Signaleren en inventariseren van probleemgedrag (probleeminventarisatie)

10.5 Zichtbare en verborgen signalen

10.6 Invloeden op probleemgedrag: risico- en beschermende factoren

10.7 Hersenwerking en probleemgedrag

10.7.1 Hyperactiviteit, impulsiviteit en aandachttekort

10.7.2 Drugs- en alcoholgebruik 10.7.3 Internetverslaving

10.7.4 Psychose

10.7.5 Antisociale persoonlijkheid

10.7.6 Depressie 10.7.7 Eenzaamheid

10.7.8 Pestgedrag

383 390 394 396 397 419 420 429

10.7.9 Schoolproblemen 10.7.10 Keuzeproblemen

10.8 Verder oefenen en casuïstiek

Literatuur

Illustratieverantwoording

Register

Over de auteurs

Leeswijzer

Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren omvat een groot deel van de generieke kennisbasis voor jeugdprofessionals in opleiding met betrekking tot de ontwikkeling van de jongeren en jongerenbegeleiding. De pedagogische kant – die de basis is voor een goede omgang met jongeren – komt hier geïn tegreerd aan de orde. Gebruiksmogelijkheden Het boek kan worden gebruikt: ∙ in colleges : docenten kunnen de besproken onderwerpen behandelen in hoorcolleges en de opdrachten benutten in werkcolleges; ∙ voor zelfstudie : elk hoofdstuk begint met leerdoelen en een schema van de kern van het hoofdstuk. De opdrachten in elke paragraaf dienen ter verdieping. De antwoorden staan achter in het boek. Ook is er webonder steuning met tal van opdrachten en proeftoetsen; ∙ als naslagwerk : met behulp van het register achter in het boek kan gericht gezocht worden naar begrippen; ∙ bij onderzoek : de gegeven aanzetten voor onderzoek op de werkplek (stage) kunnen worden gebruikt om eigen onderzoek op te zetten en uit te voeren. Opzet In het inleidende hoofdstuk 1 bakenen we de leerstof af en lichten we onze uitgangspunten toe. Hoofdstuk 2 behandelt de invloed van de sociale omge ving op de identiteit. In hoofdstuk 3 gaan we dieper in op de begrippen ‘iden titeit’ en ‘persoonlijkheid’. Hierbij spelen twee aspecten een belangrijke rol: de ontwikkeling van het denken en de ontwikkeling van de seksualiteit. Deze aspecten en de betekenis ervan voor de identiteitsontwikkeling werken we uit in respectievelijk de hoofdstukken 4 en 5. In de slotparagrafen van de hoofd stukken 1 tot en met 5 wordt steeds aangegeven wat de behandelde materie betekent voor de jongerenbegeleiding. In hoofdstuk 6 staan jongerenwerk en jeugdzorg centraal, en hoofdstuk 7 en 8 gaan dieper in op de jongerenbege leiding in respectievelijk jongerenwerk en jeugdzorg. De laatste twee hoofd stukken bevatten technieken en praktische aanwijzingen voor het voeren van gesprekken met jongeren en het omgaan met gedragsproblemen.

17

Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren

Online studiemateriaal Op www.coutinho.nl/iobj vind je het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: ∙ beeldmateriaal en artikelen bij de opdrachten ∙ casuïstiek

∙ oefentoetsen ∙ rollenspelen ∙ begrippenlijst

Naar de website wordt verwezen met de volgende pictogrammen: artikelen en andere teksten filmpjes en podcasts casuïstiek en oefentoetsen Meer informatie over de casuïstiek en de oefentoetsen vind je onder het kopje ‘Algemeen’ op de website. Docenten kunnen via de website extra toetsmateriaal aanvragen. Tot slot Dit boek gaat over jongeren en is geschreven voor jeugdprofessionals. In de praktijk en in de literatuur komen we ook woorden als ‘jeugdigen’, ‘begelei ders’, ‘jeugdzorgwerkers’ of ‘sociaal werkers’ tegen. Om het boek leesbaar te houden hebben we gekozen voor de woorden ‘jongere’ en ‘jeugdprofessional’. De lezers kunnen deze woorden waar nodig vervangen door woorden uit hun eigen context.

18

Eisen van bekwaamheid voor de jeugdprofessional Social Work Om professioneel te kunnen functioneren, zal de jeugdprofessional bij de be geleiding van de jongere bij de identiteitsontwikkeling over tal van compe tenties moeten beschikken. De competenties die in dit boek centraal staan, kun je samenvatten in drie categorieën, die in de praktijk niet los van elkaar te zien zijn: Pedagogisch bekwaam Waar sprake is van jongeren, is er sprake van pedagogiek. Dit is aan de orde in verschillende hoofdstukken, zoals bij de bespreking van het pedagogisch kli maat, het empathisch vermogen van de jeugdprofessional, het plan van aan pak bij problemen, en gespreksvormen en -technieken. De opdrachten in het boek nodigen uit tot onderzoek en meningsvorming over bewustwording van de pedagogische bekwaamheid bij de begeleiding van identiteitsontwikkeling. Vakinhoudelijk bekwaam We geven inzicht in de identiteitsontwikkeling van jongeren op verschillen de gebieden, zoals de ontwikkeling van de persoonlijkheid, intelligentie, sek sualiteit en omgang met anderen. Deze ontwikkelingen worden in verband gebracht met theorie over ontwikkelingspsychologie en recent hersenonder zoek. Hoe deze specifieke ontwikkeling kan worden begeleid komt in ieder hoofdstuk aan de orde. Ook besteden we in de hoofdstukken 7 en 8 aandacht aan de inhoudelijke kant van jongerenwerk en vormen van jeugdzorg. Methodisch bekwaam Jongerenwerk en jeugdzorg besteden aandacht aan de methodische wijze waarop jongeren kunnen worden benaderd en hoe dit kan worden uitgevoerd. In de hoofdstukken 6, 7 en 8 worden hier voorbeelden van beschreven. Hierbij wordt rekening gehouden met de complexe dynamiek tussen micro-, meso- en macroniveau en komen ethische dilemma’s aan bod.

19

Identiteitsontwikkeling en begeleiding van jongeren

In schema:

brede professionele basis

empathisch

pedagogisch bekwaam

reflectief gespreksvaardig

uitgaan van kracht jongere (empowerment)

samenwerkend

organiserend en plannend

identiteits ontwikkeling jongere

vak inhoudelijk bekwaam

methodisch bekwaam

onderzoekend, signalerend

oplossingsgericht

20

 

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

Jacob de Wilde

Theorie

Begeleiding

door leeftijdsfasen wijzigt het gedrag door

jongeren helpen bij hun identiteitsontwik keling

lichamelijke en geestelijke veranderingen

daartoe heeft de professional, om het gedrag van de jongere te begrijpen, nodig:

de adolescentiefase ( ± 10 tot 24 jaar) kenmerkt zich door: • experimenteren

kennis en inzicht in nature, nurture:

• stemmingswisseling • in zichzelf gekeerd

factoren: • biologische factor • sociale factor • historische factor • bijzonderheden uit de individuele levensgeschiedenis

• onzeker • kritisch • stress • ...

fasen en periode-indeling:

jongeren-/jeugdfase perioden: • vroege adolescentie (puberteit) • middenadolescentie • late adolescentie beeldvorming in: • massamedia • sociale wetenschap • neurowetenschap (hersenstructuur) heeft invloed op jongeren en jeugdpro fessionals

t

21

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

Leerdoelen Je leert in dit hoofdstuk een aantal kenmerkende begrippen van identiteitsontwikkeling en aspecten die van invloed zijn op de identiteitsontwikkeling en professionele begelei ding van jongeren. Begrippen levensfase, levensloop, levensperiode, jongere-/jeugdfase, adolescentie, puberteit, beeldvorming, hersenstructuur, nature-nurture, biologische factor, sociale factor en his torische factor Identiteitsontwikkeling Je leert: ∙ wat de relatie is tussen leeftijd en gedrag in de adolescentiefase – door kenmerken te noemen van hoe leeftijd en gedrag elkaar beïnvloeden; ∙ toe te lichten waarom de puberteit steeds vroeger begint; ∙ dat opvattingen over ontwikkelingsfasen in de loop der tijden veranderen – door toe te lichten hoe men in vroeger tijden ontwikkelingsfasen zag; – door actuele opvattingen van de adolescentiefase te beschrijven; ∙ wat de beeldvorming van de adolescentieperiode inhoudt ∙ door te benoemen vanuit welke gezichtspunten de beeldvorming wordt bepaald; ∙ door de verschillende beelden nader toe te lichten en de invloed hiervan te verklaren; ∙ door onderzoeksgegevens over de beeldvorming te interpreteren; ∙ hoe de ontwikkeling van de hersenen van adolescenten verloopt ∙ door de hersenstructuur, hersenfuncties en hersenontwikkeling van de adolescent toe te lichten.

Jongerenbegeleiding Je leert:

∙ als jeugdprofessional het gedrag van jongeren te begrijpen door je kennis te vergroten van wat de invloed van nature, nurture en de historische context is op de individuele levensgeschiedenis van adolescenten.

22

1.1 Inleiding

1.1

Inleiding

De jongerenfase is een fase waar het vinden van een eigen identiteit van jon geren sterk naar voren komt: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Jongeren beleven dit allemaal op hun eigen wijze, sterk beïnvloed door omgeving en aanleg. We beginnen met het beschrijven van een paar voorbeelden van jongeren in de puberteit en kenmerkend gedrag voor deze fase. Vervolgens gaan we nader in op wat de jongerenfase inhoudt en hoe jongeren deze fase beleven. Roos (13) zit op het vmbo, verzuimt veel, is brutaal tegen jeugdprofessionals, heeft vaak ruzie en haar leerprestaties zijn slecht. Het is opvallend dat Roos geregeld optrekt met kinderen die veel jonger zijn en kinderlijk spel en gedrag vertoont. Aan de andere kant heeft ze veel interesse in jongens, ze kleedt zich uitdagend en maakt zich zwaar op. Vaak is ze in de buurt waar oudere jongens hangen, met wie ze achter op de scooter wegrijdt. Roos komt steeds vaker met sieraden en dure kleren op school. Jongerenwerk maakt zich zorgen om moge lijke betrokkenheid in het circuit van loverboys. Shayenne is 16 jaar en woont bij haar moeder en twee halfbroers. De drie kin deren hebben elk een andere vader. Shayenne heeft een licht verstandelijke be perking. Ze heeft ernstige gedragsproblemen: ze gaat volledig haar eigen gang, accepteert geen grenzen en regels en vertoont agressief gedrag. Ze is vaak be trokken bij vechtpartijen en zorgt voor overlast op straat. Ze heeft veel contacten met criminele jongeren en begeeft zich vaak in gevaarlijke situaties. Shayenne gaat al een jaar niet naar school en blowt. Ze is aangemeld bij jeugdhulp. (Ad viesraad WMO Leiden, 2013) Niet alle jongeren vertonen opstandig gedrag , zoals uit het volgende voor beeld blijkt. Britney: ‘ Ik ben een brave puber. Ik heb weleens meningsverschillen met mijn ouders, maar dat hoort er een beetje bij. Verder doe ik wat iedere puber doet: mijn ouders helpen, afspreken met vrienden, appen en instagrammen. Met vriendinnen doe ik meidendingen, zoals winkelen’ (Martens et al., 2016).

23

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

1.2

Leeftijd en gedrag

Pubers poneren dikwijls hun eigen mening. Ze experimenteren daarbij hoe ver ze hiermee kunnen gaan. Daardoor lopen ze nogal eens tegen grenzen aan, wat kan leiden tot conflicten met de omgeving. Ze hebben als het ware een natuurlijke drang om tegen gezag in te gaan. Ook is kenmerkend dat ze last kunnen hebben van stemmingswisselingen . Op het ene moment krijgen ze de slappe lach en op het andere moment zijn ze chagrijnig. Er zijn ook pubers die in zichzelf gekeerd zijn . Dezen zijn hun eigen criticus en lijken welhaast overmatig consciëntieus te zijn. Ze maken zich veelvuldig zorgen, zijn onzeker en trekken zich van tijd tot tijd in zichzelf terug. Ze zijn gevoe lig voor kritiek en hebben uitvoerige kritiek op hun ouders. We zien dat sommige jongeren tamelijk snel veranderen, zelfs voor hun directe omgeving. We geven enkele voorbeelden van de manier waarop jon geren hun belevingswereld beschrijven. Dit geeft een goede indruk van wat er bij hen leeft. Snelle verandering Een meisje van 13 schrijft in de rubriek Achterwerk ( VPRO Gids ) over haar 13-jari ge vriendin dat ze heel erg veranderd is sinds ze naar de brugklas zijn gegaan. Ze maakt zich zwaar op, denkt alleen maar aan jongens en rookt. Ze schrijft: ‘Ze heeft ook al gebekt met elke jongen die ze wel leuk vindt. Ze doet aan de lijn terwijl ze helemaal niet dik is. We hebben nog weinig contact. Ze zegt soms zelfs geen hoi meer tegen mij omdat ze dan met andere vrienden is en ze zich voor mij schaamt. Met haar ouders hoef ik niet te gaan praten, dat helpt toch niet, want haar ouders kan het niet zoveel schelen.’ Ze is bang dat er iets met haar vriendin gebeurt omdat ze met de verkeerde mensen omgaat. Lastige tijd Jurjen: ‘Ik vind de puberteit best wel lastig. Ja, het is niet altijd maar leuk. Toen ik dertien was had ik niet veel vrienden. Nu zou ik zeggen dat ik toen best aso ciaal was. Ik gamede vooral veel. Dat doe ik nu amper meer. Ik maak vaak ruzie met mijn ouders. Ik kreeg een keer gigantische ruzie met mijn vader omdat ik mijn tanden niet gepoetst had. We stonden op het punt elkaar de hersens in te slaan. Toch hou ik veel van mijn ouders. Ik laat ze dat niet echt weten, maar het is wel zo.’ (Martens et al., 2016) In de twintiger jaren van deze eeuw blijken jongeren sterk te worden beïn vloed door de corona pandemie, zoals het volgende verhaal van de 13-jarige Tigo laat zien.

24

1.2 Leeftijd en gedrag

Je mocht niks Tigo: ‘Wat een vervelende tijd. Je mocht niks. Niet naar school, niet naar voetbal. Niet naar je vrienden, maar dat laatste deden we toch. We gingen naar het schoolplein en daar kwamen de anderen ook. Komen daar twee van die boa’s. Zeggen ze: “Jullie moeten naar huis gaan anders krijgen jullie 95 euro boete. Het virus is gevaarlijk.” Of wij dat niet wisten. Wij met die klojo’s in gesprek. Nou dat gaf ook geen bal. We moesten wegwezen. Wij weg, om even later, toen we ze niet meer zagen, toch weer terug te komen.

Figuur 1.1

Coronatijd: mondkapjes

Thuis moesten we schoolwerk doen via de computer. Was ik zo mee klaar, dan maar gamen en Netflix kijken. Nou dat verveelt ook. En dan je ouders, die thuis werkten. “Doe je je schoolwerk wel? Sta nou eens op. Doe dit, doe dat.” En dan die mondkapjes…!’ (De Wilde, 2020b) Er waren ook jongeren die thuis werken in de coronatijd wél prettig vonden, vooral in het begin. Ze hadden thuis minder last van schoolstress (grote prestatiedruk). Zij vonden dat ze meer tot hun recht kwamen als ze de op drachten die ze via een app van school kregen rustig thuis konden maken (Dujardin, 2020). Wellicht herken je uit de voorgaande voorbeelden iets van jezelf toen je in de puberteit zat. In de puberteit vinden opvallende veranderingen plaats, zo wel geestelijk als lichamelijk. Deze veranderingen komen niet bij iedereen op dezelfde leeftijd. Sommige jongeren zijn vroegrijp , of juist laatbloeiers . Ook kan iemand lichamelijk vroegrijp zijn maar in emotioneel opzicht nog tamelijk kinderlijk. En ten slotte kunnen zich grote verschillen voordoen in de manier waarop de veranderingen ervaren en verwerkt worden. Gezien de individuele verschillen is het moeilijk om in strikte zin te spreken van leeftijdgebonden gedrag. De beschrijvingen die we in deze pa ragraaf opgenomen hebben zijn dan ook van toepassing op de gemiddelde jongere.

25

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

Verwerkingsopdracht 1.1 Wat weet jij nog van je puberteit (ongeveer 13 jaar)? Gebruik eventueel een foto om je geheugen op te frissen. ∙ Hoe zag je eruit, welke kleding droeg je het liefst? ∙ Hoe was je voor anderen: op school, met je ouders, andere gezinsleden? ∙ Hoe was je gedrag in de klas? ∙ Hoe ging je om met huiswerk? ∙ Wie waren je idolen? ∙ Wat waren je belangrijkste ideeën en gevoelens? ∙ Hoe kijk je nu op deze periode terug? ∙ Welke belangrijke overeenkomsten en/of verschillen met 13-jarigen van nu zie je? Verwerkingsopdracht 1.2 In twee- of drietallen: bedenk wat je van je medestudenten zou willen weten over de tijd dat zij puber waren en formuleer open vragen, bijvoorbeeld over uiterlijk, relatie met ouders, gedrag in de klas, vrienden, idolen, huiswerk, religie, verliefdheid, hobby en schoolstress. Interview elkaar om de beurt. De begrippen ‘jongeren’, ‘jeugd’, ‘pubers’ en ‘adolescenten’ komen alle voor in de literatuur. Er is geen eenduidige afbakening. Vooral de begrippen jon geren en jeugd worden vaak door elkaar gebruikt. De Raad voor Volksge zondheid en Samenleving (2018) definieert iedereen in de leeftijdsperiode van 0 tot 27 jaar als jongere. In de Jeugdwet wordt onder jeugd verstaan de persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en in sommige gevallen – als hulp nog langer nodig is – de leeftijd van 23 jaar (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, z.d.). In de psychologie zijn ado lescenten mensen in de leeftijd van 10 tot 24 jaar, alhoewel daar ook geen eenduidigheid over is. De puberteit valt onder de vroege adolescentie. Hoe wel bij sommige jongeren de puberteit al vroeger begint, beschouwen we jongeren in de leeftijd van 10 tot 15 jaar als pubers. In dit boek beschouwen we iedereen onder de 24 als jongere. De begrippen ‘puberteit’ en ‘adolescentie’ verwijzen oorspronkelijk vooral naar de kenmerken van de lichamelijke ontwikkeling tot volwassenheid, bijvoor beeld de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken (het krijgen van lichaamsbeharing en nieuwe lichaamsvormen). Het Latijnse woord pubertas betekent ‘huwbaar’, en de betekenis van pubes is ‘geslachtsrijp’. Adolescere be- Jongeren, jeugd, pubers en adolescenten

1.3

26

1.3 Jongeren, jeugd, pubers en adolescenten

tekent ‘opgroeien, rijp worden’, en met het woord adolescentia werd in het oude Rome de leeftijdsfase van 17 tot 30 jaar aangeduid. Voor velen was dit de laatste fase van hun leven! Gedurende de adolescentie treden voorspelbare fysieke, neurologische en psychologische veranderingen op, die tot uiting komen in gedrag, gedach ten, behoeften en gevoelens. Op grond van deze veranderingen worden er binnen de adolescentiefase drie periodes onderscheiden: ∙ In de vroege adolescentie (ofwel de puberteit) staan de lichamelijke groei en rijping en de daarmee verbonden psychoseksuele ontwikkeling cen traal. Ook komt het losmakingsproces tussen adolescenten en hun ouders op gang. ∙ Typerend voor de middenadolescentie is dat de adolescent experimenteert met de vele nieuwe keuzemogelijkheden. ∙ De late adolescentie staat voor velen in het teken van het aangaan van ver plichtingen op het gebied van maatschappelijke positie en persoonlijke relaties. De adolescentiefase is onderdeel van de levensloop van de mens. Met het begrip levensloop worden de verschillende fasen aangeduid die een vaste volgorde hebben en onderling samenhang vertonen. We richten ons in dit boek voornamelijk op de fase tussen de kindertijd en de volwassenheid: de adolescentie die – zoals alle fasen – uit meerdere periodes bestaat. Een peri ode is een deel van een fase met eigen kenmerken. Voor zover we het begin en einde van periodes aangeven met leeftijden, moeten die worden opgevat als gemiddelden. In figuur 1.2 en 1.3 worden de begrippen schematisch weergegeven.

Figuur 1.2

De levensloop

27

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

adolescentiefase

± 10-12 jaar

± 15 jaar

± 22-24 jaar

± 18 jaar

± 8 jaar meisjes

± 9 jaar jongens

vroegrijpe puberteit

periode puberteit in het algemeen

periode van de vroege adolescentie

periode van de middenadolescentie

periode van de late adolescentie

Figuur 1.3

Adolescentiefase en periodes daarin

1.3.1

De puberteit begint steeds vroeger

Onderzoek naar de puberteit in verschillende landen laat zien dat het begin van de puberteit aan het vervroegen is; daarbij lopen meisjes ook nog iets voor op jongens (Bradley et al., 2020). De oorzaak hiervan zijn de sterk ver beterde leefomstandigheden in ontwikkelde landen. Hier is de start van de biologische rijping vervroegd naar de leeftijd van 10 jaar, en soms nog eer der. Een concreet gevolg is dat sommige meisjes hun eerste menstruatie al krijgen als ze 10 jaar zijn. Een aantal deskundigen pleit er daarom voor om de adolescentiefase te laten beginnen op 10-jarige leeftijd en op te trekken naar 24 jaar. Professor Susan Sawyer van het Centre for Adolescent Health in Melbourne stelt voor de adolescentiefase pas bij 24 jaar te laten eindi gen vanwege twee factoren: de rijping (eerste factor) en de sociale context (tweede factor). Wat de rijping betreft zien we dat het menselijke lichaam zich na het 18e, 19e jaar doorontwikkelt. Zo blijft het brein lang na het 20e levensjaar nog groeien, en verstandskiezen ontstaan bij veel mensen niet voor ze 25 zijn. Bij de tweede factor gaat het om het feit dat jongeren later afstuderen, later gaan werken en trouwen, en later kinderen krijgen. Sawyer pleit voor het aanpassen van de wetgeving en van sociaal beleid. Zo zouden jeugdondersteunende maatregelen moeten kunnen doorlopen tot het 25e jaar (Sawyer et al., 2018). Drie eeuwen geleden werden 7-jarigen nog beschouwd als volwassenen in zak formaat (Dasberg, 2009). Na een korte periode werden ze zo snel mogelijk in aanraking gebracht met alle facetten uit de wereld van de volwassenen, zoals in sommige delen van de wereld nog steeds het geval is. Zo werden 11-jarigen uitgehuwelijkt en trokken 14-jarigen te voet de wijde wereld in om een ambacht

28

1.3 Jongeren, jeugd, pubers en adolescenten

te leren. De visie op jongeren veranderde onder invloed van de ideeën van de verlichting (ongeveer van 1700-1800), die de mens centraal stelde.

Figuur 1.4 Kinderarbeid

Pas vanaf ongeveer 1750 kregen jongeren hun eigen wereld, ver weg van die van de volwassenen. Deze jongerenperiode noemt Dasberg jeugdland . Het wa ren eerst de kinderen uit de gegoede stand die echt kind mochten zijn. Met de afschaffing van de kinderarbeid (1874) volgden ook kinderen uit andere soci aal-economische groepen. Opvoeders vulden in hoe ‘jeugdland’ vorm moest krijgen, onder andere door kinderen in aanraking te brengen met moralistische kinderboeken (zoals De brave Hendrik ) en gedichten. Moralistische kinderliteratuur Kent gij Hendrik niet, die altijd zo beleefd zijn hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele mensen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zo gehoorzaam is, en om dat hij zich zo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. ( Nicolaas Anslijn , 1810) Na de oorlog verdween jeugdland geleidelijk en zocht de opgroeiende jeugd wegen om actief deel te nemen aan de volwassen wereld. Gebeurtenissen als de Vietnamoorlog, de dreiging van kernenergie, studentenstops, woningnood, grote verschillen tussen rijk en arm, en het feminisme zorgden ervoor dat jonge ren betrokken raakten bij de veranderingen in de maatschappij. Demonstraties, media, discussies waar jongeren aan meededen, in ieder geval waar jongeren kennis van kregen, hadden hun invloed op hun kijk op de wereld.

29

1 Begripsbepaling en uitgangspunten

Uit de voorgaande beschrijving blijkt wel dat het denken over jongeren his torische wortels heeft en dat de kenmerken in de loop der eeuwen veran derd zijn onder invloed van veranderende sociaal-economische omstandig heden en nieuwe kennis over de mens.

1.3.2

Invloeden digitalisering

Aangezien kinderen vandaag de dag opgroeien in het digitale tijdperk staan jongeren in directe verbinding met de (harde) werkelijkheid van de volwas sen wereld. Zij hebben in het digitale domein vaak een technische voor sprong op hun ouders, die daardoor soms in hun onzekerheid bij hun pu bers ook meer volwassenheid op andere gebieden veronderstellen. Jongeren worden digital natives genoemd , hun ouders digital immigrants (Rimfeld et al., 2016). Digital natives zijn handiger maar niet altijd verstandiger dan di gital immigrants in het omgaan met de computer. Omdat er aan de andere kant sprake is van een foreveryoungcultuur (jong is de norm en ‘je bent zo oud als je je voelt’) gaan ouders en jongeren meer dan voorheen op voet van gelijkheid met elkaar om. Sommige ouders wil len ook liever vriend dan opvoeder zijn van hun puber, hetgeen resulteert in bijvoorbeeld meer vrijheid en zakgeld. Maar schijn kan bedriegen, en mogelijk is dit eerder een oppervlakkige dan een fundamentele verande ring. Jongeren maken een duidelijke ontwikkeling door alvorens van vol wassenheid sprake is, zoals we in dit boek laten zien, maar we betogen ook dat die ontwikkeling verschillend kan uitwerken bij subculturele groepen en de individuele jongeren. Voor opvoeders blijft het een uitdaging om kinde ren te begeleiden bij alle mogelijkheden, moeilijkheden en keuzes die ze in de huidige samenleving tegenkomen. En omdat die samenleving opener en meer geïndividualiseerd is dan ooit tevoren, kunnen jongeren de begelei ding van hun opvoeders goed gebruiken en hebben ze die soms zelfs hard nodig. Indien dit niet toereikend is, kunnen jeugdprofessionals worden in geschakeld.

1.4

Jeugdprofessionals helpen bij identiteitsontwikkeling

Jeugdprofessionals in jongerenwerk en jeugdzorg kunnen, in samenwerking met ouders en onderwijs, worden ingezet om te helpen om problemen met jongeren te voorkomen en/of jongeren die dreigen te ontsporen of ont spoord zijn te begeleiden.

30

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online