In verbinding - De Vries, Gilzing (red.)

Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding

Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding Integraal perspectief op kind en jongere

Peter de Vries en Rob Gilsing (redactie)

bussum 2023

www.coutinho.nl/oojv Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit extra opdrachten, suggesties voor verder lezen en een begrippen- en afkortingenlijst.

© 2023 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, me chanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege staan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk ver schuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteursrechtelijk be schermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Buro Gom, Arnhem

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Perso nen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN: 978 90 469 0808 2 NUR: 766

Voorwoord Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding is een studieboek waar in het veld van onderwijs, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp grote be hoefte aan is. Dat werkveld, waar professionals met elkaar het verschil kunnen maken voor een kind, een jongere of een ouder, staat voor een noodzakelijke, urgente vernieuwing. Die vernieuwing van het denken en het werk rond kind, jongere en gezin moet tot stand komen door verbinding van kinderopvang/on derwijs, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg en aanpalende domeinen. Dat moet dringend gebeuren: omdat het onderwijs of de kinderopvang vaak niet past bij de vraag van de jeugdige, vanwege het ontbreken van pluriforme kennis op de werkvloer, omdat het aantal kinderen en jongeren in de jeugdzorg schrikbarend toeneemt, omdat er te veel kinderen en jongeren thuiszitten en omdat gemoti veerde professionals zich nu soms machteloos voelen. De titel van dit boek, Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding , sluit aan bij die urgente, noodzakelijke vernieuwing. Het is fijn dat dit boek er is. Een boek met theoretische achtergronden, maar vooral ook met veel praktische voorbeelden, die je aan het denken zetten en die soms pijn doen. Voorbeelden van kinderen en jongeren die gedrag vertonen dat ingewikkeld is en die op pas sende wijze geholpen moeten worden. Voorbeelden van ouders die met de han den in het haar zitten en geen uitweg zien met hun kind, maar ondertussen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Voorbeelden van professionals die het goed bedoelen, maar door gebrek aan kennis oplossingen in de weg staan of te snel en eenzijdig oordelen. Als ervaringsdeskundige vanuit meerdere disciplines weet ik hoe mooi het werk voor de doelgroep kind en jongere is. Het is werk dat ertoe doet, iedere dag opnieuw. Maar je kunt dit werk niet in je eentje af. Je beschikt natuurlijk over je eigen kennis en vaardigheden, maar toch zul je vaak ook anderen nodig hebben. Samenwerking is essentieel. In 2018 verscheen het advies Mét andere ogen (Peeters et al., 2018). Mijn coauteurs en ik schreven dit voor een groot aantal betrokken landelijke partijen, verenigd in de coalitie Onderwijs-Zorg-Jeugd. Onze opdracht luidde: ‘Breng ad vies uit over hoe de samenwerking tussen de domeinen onderwijs, zorg en jeugd verbeterd kan worden.’ Wij gaven schijnbaar eenvoudige adviezen die gaan over een gemeenschappelijke visie, over regie, over kennisdeling en over intensief sa menwerken. De adviezen bleken uiting te geven aan wat professionals en ande ren voelden dat nodig was. Vooral de titel Mét andere ogen sprak voor zichzelf: je doet het werk mét elkaar.

Samenwerking tussen professionals uit verschillende disciplines blijkt het best te werken als die professionals langdurig op de werkplek in één team met elkaar kunnen werken vanuit dezelfde visie. Met behoud van de eigen expertise en vaardigheden leren zij dan van elkaar en spannen zich gezamenlijk in voor de kinderen of jongeren die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Dit voorkomt een eenzijdige blik. Alle mensen kijken met hun eigen ogen en zien wat hun geleerd is. Een oordeel is snel gegeven. Maar de blik van een orthopedagoog is anders dan die van een maatschappelijk werker, jeugdarts of docent. De veelzijdige kijk en kennis van een team helpen om kinderen en jongeren vroegtijdig te onder steunen en daarmee problemen te voorkomen of te beperken. Een van onze adviezen was om vooral ook de ouders en het kind of de jon gere zelf te betrekken bij de aanpak van hun problemen. Dat advies wordt in dit boek nadrukkelijk onderschreven en van voorbeelden voorzien. Oordeel niet te snel, vraag door en gun anderen hun kennis en mening. Dit boek is samengesteld met veel ‘andere ogen’: ogen van deskundigen die veel gezien hebben en ons vertellen over hun onderzoeken en hun ervaringen. Prachtig dat deze specialisten hun belangrijke bijdragen aan dit boek hebben ge leverd; het is daarmee ook een goed voorbeeld van de samenwerking die zo hard nodig is. Na lezing van deze schat aan informatie trok ik de volgende conclusie: het gaat in je werk om het hebben van een open houding. Je moet nieuwsgierig zijn naar wat een ander te vertellen heeft, doorvragen en niet te snel oordelen. Ik wens je veel plezier en wijsheid bij het doornemen van dit boek en het uitvoeren van de opdrachten. Een studieboek dat uitnodigt om je open te stellen voor samenwerking en vernieuwing.

René Peeters, landelijk ambassadeur samenwerking onderwijs, jeugd en zorg 2019-2021

Inhoud

Inleiding

12

Deel 1 Problematiek

1 Bij welke vraagstukken is samenwerking relevant?

20 21 24 25 26 27 28 29 30 31 32 34 35 37 38 39 41 43 45 46 49 51 52 53 56 58 61 63

1.1 Samenwerking in context

1.2 Coöperatie: het kind of de jongere in het kamertje

1.3 Coördinatie: luisteren en vertalen

1.4 Collaboratie: samen uitzoeken, samen leren 1.5 Samen weet je meer en kom je verder

1.6 Lef, durf, geduld en vertrouwen

1.7 Ten slotte

2 Normaliseren, demedicaliseren en trends 2.1 Wat is jeugdhulp en wat zijn de trends?

2.2 Trends in de samenleving 2.3 De gewenste opvoeding 2.4 Medicaliseren en normaliseren

2.5 De rol van normaliseren in onze samenleving

2.6 Ten slotte

3 Preventie en vroegsignalering

3.1 Organisatie 3.2 Informatie

3.3 Kennis

3.4 Communicatie

3.5 Mindset 3.6 Ten slotte

4 Thuiszitters

4.1 Verkenning van de problematiek

4.2 Signaleren van beschermende en risicofactoren

4.3 Ontwikkelingen in het werkveld

4.4 Perspectieven van professionals, ouders en leerling in samenwerking

4.5 Wat werkt in de aanpak van thuiszitters

4.6 Concrete schooloverstijgende ontwikkelingen en praktijken

66 70 71

4.7 Handelingsperspectieven voor professionals

4.8 Ten slotte

Deel 2 Uitgangspunten samenwerking

5 De regie van kinderen en jongeren en hun ouders

74 75 77 80 83

5.1 Maatschappelijke verschuiving

5.2 Bouwstenen voor samenwerking in de pedagogische driehoek

5.3 Valkuilen professional

5.4 Ten slotte

6 Integraal werken: domeinoverstijgend samenwerken aan een hulpaanbod op maat 84 6.1 Basisprincipes van integraal werken 85 6.2 Intensiteit en vormen van integraal werken 88 6.3 Wat vraagt integraal werken van professionals? 91 6.4 Dilemma’s en uitdagingen die integraliteit beïnvloeden 93 6.5 Ten slotte 95 7 Interprofessioneel handelen: wat is dat en welke mindset heb je ervoor nodig? 96 7.1 Benodigde mindset 99 7.2 Bruggenbouwers 105 7.3 Innovatie en cultuurverandering 107 7.4 Ten slotte 109

8 Interprofessioneel samenwerken

110 111 117 119 120 122

8.1 Wat is interprofessionele samenwerking? 8.2 Belemmerende en stimulerende factoren 8.3 Interprofessioneel samenwerken en de AVG 8.4 Competenties voor interprofessioneel samenwerken

8.5 Ten slotte

Deel 3 De verschillende partijen en perspectieven

9 De verschillende partijen

124 125 126

9.1 Wees als professional duidelijk

9.2 De belangen van professionals en ouders/verzorgers

9.3 Vertrouwen opbouwen

127

9.4 De psychologische basisbehoeften van jeugdigen, ouders/verzorgers en professionals

129 131 132 133 134 138 140 141 143 145 147 148 150 151 153 154 155 155 156 158 160 162 165 166 167 168 170 171 173 144

9.5 De geschiedenis van ouders

9.6 Ten slotte

10 Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs

10.1 Passend onderwijs

10.2 Samenwerkingsverbanden passend onderwijs

10.3 OOGO

10.4 Poreuze randen, gedeelde waarden

10.5 Ten slotte

11 Gespecialiseerd onderwijs

11.1 Van idiotenschool naar inclusiever onderwijs: de positie van gespecialiseerd onderwijs in Nederland

11.2 Een dekkend netwerk en passend aanbod

11.3 Expertise en toeleiding 11.4 Welkom in de klas

11.5 Speciaal (basis)onderwijs als schakel in een groter geheel

11.6 Ten slotte

12 Kinderdagcentra en andere zorgvoorzieningen in de context van het recht op onderwijs

12.1 Toenemend bewustzijn van het recht op onderwijs

12.2 Tyltylonderwijs

12.3 Het kinderdagcentrum

12.4 De zorgboerderij

12.5 Samen naar School-klas

12.6 Het recht op onderwijs in praktijk brengen

12.7 Ten slotte

13 Geschiedenis van de kinderopvang

13.1 Bewaarplaatsen

13.2 Kinderdagverblijven

13.3 Ontwikkeling opvangcapaciteit

13.4 Wet kinderopvang

13.5 De Wet OKE

13.6 De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang

174

13.7 Brede school en integraal kindcentrum

175 176 176 177 179 180 184 190 194 195 196 199 200 203 207 211 212 213 216 217 218 219 220 221 222 224 225 227 229 229 231

13.8 Jeugdzorg

13.9 Gezonde Kinderopvang en Gezonde School

13.10 Ten slotte

14 Gemeenten en gemeentelijke toegang

14.1 De Jeugdwet en de taken van gemeenten 14.2 Vormgeving gemeentelijke taken

14.3 Relatie met het onderwijs

14.4 Ten slotte

15 Uitdagingen in het residentieel onderwijs

15.1 De context

15.2 Leerrecht: elk kind heeft recht op onderwijs 15.3 Alternatieven voor onderwijs in de residentiële zorg 15.4 Doorontwikkelen van residentieel onderwijs

15.5 Competenties

15.6 Ten slotte

16 De POH-Jeugd: spin in het web

16.1 Werkwijze, hulpvragen en begeleiding 16.2 Opleiding en achtergrond van de POH-Jeugd 16.3 Samenwerking met de huisarts 16.4 Samenwerking met ouders en school

16.5 Meerwaarde 16.6 Ten slotte

17 Jeugdgezondheidszorg: samenwerking voor gezondheid en welzijn van jeugdigen

17.1 Jeugdgezondheidszorg in het algemeen 17.2 Jgz en samenwerking in het primair onderwijs 17.3 Jgz en samenwerking in het voortgezet onderwijs

17.4 Kwetsbare leerlingen 17.5 Gezonde School-aanpak

17.6 Samenwerken

17.7 Ten slotte

Deel 4 Kaders

18 Wetgeving

234 236 237 238 240 241 242

18.1 Spiegelwetgeving

18.2 Wat betekent de wetgeving rond passend onderwijs voor scholen? 18.3 Wat betekent de Jeugdwet voor gemeenten en zorgaanbieders?

18.4 Waar zit de samenhang tussen de twee wetten? 18.5 Waar zit de disbalans tussen de twee wetten? 18.6 De Algemene Verordening Gegevensbescherming

18.7 Andere wetten die een rol spelen bij samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp

247 249

18.8 Ten slotte

19 Professionele standaarden voor samenwerken: hoe ziet dat eruit in de praktijk? 19.1 De kwaliteit van hbo-professionals: professionele standaarden

250 252 254 258 262 264 281 288

19.2 Theoretische basis voor samenwerken

19.3 Samenwerken in de praktijk

19.4 Ten slotte

Literatuur

Register

Over de auteurs

Inleiding Peter de Vries & Rob Gilsing

Waarom samenwerken? Iedereen die met kinderen en jongeren te maken heeft, is het erover eens dat jeugdigen recht hebben op de beste kansen om zichzelf te ontwikkelen. Voor het bevorderen van die kansen zijn in eerste instantie de ouders aan zet, maar daarnaast zijn er nog veel andere partijen die hierin een rol hebben. Denk aan vrijetijdsverenigingen, jeugdgezondheidszorg, welzijnsorganisaties (kinder- en jongerenwerk) en het medische domein. Onomstreden is de rol van het onder wijs. We verwachten immers van alle jeugdigen dat ze in ieder geval vanaf de leerplichtige leeftijd van 5 jaar tot aan het halen van een startkwalificatie deelne men aan het onderwijs. Het onderwijs ziet in principe alle kinderen en jongeren gedurende langere tijd op alle weekdagen – schoolvakanties uitgezonderd. Lera ren en andere aan scholen verbonden professionals nemen bijna dagelijks waar hoe (de kansen van) jeugdigen zich ontwikkelen. Daarnaast is er een belangrijke rol voor de jeugdhulp, vooral als leerlingen en/of ouders (tijdelijk) extra on dersteuning kunnen gebruiken bij het omgaan met onalledaagse problemen in opgroeien en opvoeden. Ondanks de vaak gedane constatering dat de Nederlandse jeugd tot de ge lukkigste ter wereld mag worden gerekend, is de groep jeugdigen die een beroep doet op jeugdhulp of op extra ondersteuning in het onderwijs (passend onder wijs) aanzienlijk en de laatste decennia sterk in omvang gegroeid. Vaak hangen problemen op school samen met problemen in opgroeien en opvoeden in de thuisomgeving. Scholen hebben een vanzelfsprekende en belangrijke rol in het onderkennen van dergelijke problemen. Daarmee is de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp van groot belang. In die samenwerking spelen ouders én kinderen en jongeren zelf een grote rol: het gaat tenslotte over hen. Een goede samenwerking tussen in ieder geval ouders en jeugdigen, onderwijs en jeugd hulp is dan ook een noodzakelijke voorwaarde voor effectieve ondersteuning bij het vóórkomen en ook bij het voorkómen van opvoed- en opgroeiproblemen. Afstemming tussen deze partijen bevordert het werken volgens een gezamen lijke aanpak. Landelijk beleid In zowel de Wet passend onderwijs als de Jeugdwet is deze samenwerking een belangrijk uitgangspunt. De Wet passend onderwijs (2014) wil voor elke jeugdi ge een passende onderwijsplek realiseren. Dit gebeurt door meer duidelijkheid

12

Inleiding

te scheppen over de toewijzing van extra ondersteuning; door goede docenten voor de klas die zich ondersteund weten door team, school(bestuur) en samen werkingsverband; door het aantal thuiszitters te minimaliseren; en door een be tere afstemming tussen zorg en onderwijs. Minder bureaucratie en meer ruimte voor lokaal maatwerk in de samenwerkingsverbanden zijn daarbij belangrijke voorwaarden (Graas & Ledoux, 2017). De Jeugdwet (2015) maakte gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van passende jeugdhulp. De belangrijkste aan leidingen voor deze wet waren dat én het jeugdzorggebruik al jarenlang toenam én de kwaliteit van de jeugdhulp zelf onder druk stond. De Wet passend onderwijs en de Jeugdwet delen een aantal uitgangspun ten. Beide beogen een beweging ‘naar voren’: meer preventieve hulp en onder steuning, ook in de omgeving van de jeugdige. Beide wettelijke kaders stellen centraal wat kinderen of jongeren (en gezinnen) nodig hebben. Betere verbin ding tussen de domeinen onderwijs en jeugdhulp – met ieder hun eigen visie, werkwijze, cultuur en financieringssysteem – moet ertoe leiden dat deze uit gangspunten van beide wetten gerealiseerd kunnen worden, opdat jeugdigen en ouders optimale zorg kunnen ontvangen. Samenwerking in de praktijk Er is in beleid en praktijk veel aandacht voor het realiseren van een krachtige verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp. Het proces om deze te realiseren ver loopt evenwel vaak moeizaam. Veel gemeenten melden dat ze nog onvoldoende toekomen aan het leggen van deze verbinding (Friele et al., 2018). Een derde van de samenwerkingsverbanden en een kwart van de gemeenten is (zeer) ontevre den over de aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp (Van der Grinten et al., 2018). Wachtlijsten voor jeugdhulp, drempels tussen onderwijs en jeugdhulp, onduidelijkheid over verantwoordelijkheden en problemen met financiering worden genoemd als belangrijkste struikelblokken, waardoor zorg niet tijdig en/ of niet passend is. Onderzoek onder ouders over passend onderwijs laat een discrepantie zien. Over het algemeen zijn ouders tevreden, vooral de ouders met kinderen die niet veel ondersteuning nodig hebben (Ledoux, 2017). Ouders met kinderen die meer ondersteuning nodig hebben, zijn veel minder tevreden (Ou ders & Onderwijs, 2019). Ledoux en Waslander (2020) concluderen dat het vele bestuurlijk overleg tussen gemeenten, samenwerkingsverbanden en schoolbe sturen niet leidt tot gezamenlijk beleid rond leerlingen die zowel extra onder wijsondersteuning nodig hebben als een beroep moeten doen op jeugdhulp. De oorzaken voor de moeilijk tot stand komende samenwerking zijn divers. Bij de verschillende professionals schort het nogal eens aan kennis van elkaars terreinen, wat de mogelijkheden van een interdisciplinaire aanpak in de praktijk beperkt. Dit wordt nog versterkt doordat onderwijs en jeugdhulp onder ver-

13

Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding

schillende ministeries vallen en daardoor te maken hebben met verschillende wet- en regelgeving, andere geldstromen, enzovoort. De pijn van het missen van verbinding wordt echter vooral door de ouders gevoeld, en natuurlijk door de kinderen en jongeren. Visie op de samenwerking De samenwerking tussen ouders en jeugdigen, onderwijs en jeugdhulp hebben we gevat in een model (zie figuur 0.1). Hierin vormt de passende ondersteuning aan en preventieve inzet bij jeugdigen en gezinnen de kern; versterking van de verbinding tussen onderwijs en het jeugddomein is hierop gericht. Die ‘passen de ondersteuning’ definiëren we als hulp die zo snel als nodig ingezet wordt, af gestemd is op risico’s/problemen en sterke kanten bij jeugdigen en ouders, en zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig is. Direct om deze kern staan in de eerste schil de uitvoerende professionals, eventueel in samenwerking met het socia le netwerk van gezinnen: docenten, intern begeleiders, schoolmaatschappelijk werkers, schoolverpleegkundigen, medewerkers van wijkteams, jeugdhulppro fessionals, jongerenwerkers en wijkagenten. In deze eerste schil spelen factoren als vaardigheden en professionalisering van professionals, de ruimte voor reflec tie, evaluatie en effectief interprofessioneel overleg en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden. In de tweede schil zitten de bestuurders en beleids makers die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs en jeugdhulp. Zij stellen kaders en creëren randvoorwaarden voor hun professionals, zoals het werken volgens een gemeenschappelijke visie en gedeelde waarden en doelen. Bestuur ders en beleidsmakers (en ook professionals) opereren in een maatschappelijke context – de buitenste schil. Deze bestaat uit vele factoren, zoals de (veranderen de) opvattingen over wat normaal en wat afwijkend is in de ontwikkeling van kinderen, ontwikkelingen in door jeugdigen en ouders ervaren prestatiedruk, en ontwikkelingen in gemiddelde klassengrootte in het onderwijs. We richten ons in dit boek zowel op de samenwerking en afstemming tussen professionals binnen elke ring – bijvoorbeeld tussen de intern begeleider en de jeugdhulppro fessional (schil 1) of het samenwerkingsverband en de gemeente (schil 2) – als ook op de interacties tussen de diverse schillen. Thuiszitters zijn een goed voorbeeld van hoe het ontbreken van de verbinding uit de hand kan lopen. Volgens de officiële cijfers kende Nederland in 2019 maar liefst 4.790 thuiszitters, leerlingen die meer dan drie maanden niet naar school kunnen en dus zonder onderwijs thuiszitten. Volgens de gegevens van Ouderver eniging Balans gaat het zelfs om bijna 15.000 leerlingen, doordat veel thuiszitters nog wel ingeschreven staan bij een school (Boomsma, 2020). Onze verlegenheid met thuiszitters maakt duidelijk dat onderwijs en zorg soms onvoldoende op

14

Inleiding

maatschappelijke context

bestuurders en beleidsmakers

uitvoerende professionals

toegang tot (specialistische) jeugdhulp

preventie

kinderen en gezinnen

onderwijs

veiligheid

preventie en passende ondersteuning

Figuur 0.1

De schillen voor passende ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen

elkaar aansluiten; leerlingen en hun ouders worden daar de dupe van. Het terug dringen van handelingsverlegenheid en daarmee het realiseren van de verbin ding is een belangrijke opdracht voor alle professionals – nu en in de toekomst. Wanneer onderwijs, jeugdzorg en ouders constructiever én in een vroeger stadium met elkaar samenwerken, zal dat leiden tot beter onderwijs en betere jeugdzorg die integraal wordt aangeboden. Professionals kunnen zich dan geza menlijk inspannen om schotten en andere blokkades weg te nemen. Niet alleen in aanbod, maar ook in bijvoorbeeld financiële en juridische zin. De stem van het kind of de jongere zelf zal hierin een belangrijke plek moeten krijgen. Beschikbare kennis Er is de afgelopen jaren veel kennis beschikbaar gekomen over wat wel en niet werkt in de verbinding tussen onderwijs en jeugddomein. Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) staat een dossierpagina ‘Verbinding onder wijs en jeugdhulp’ met een database met tips, informatie, praktijkvoorbeelden en kwaliteitsindicatoren over die verbinding (zie ook Nederlands Jeugdinstituut, 2017). Ook zijn er vele pilots die een optimale verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp beogen (meer dan tweehonderd; Van der Grinten et al., 2018). De

15

Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding

praktijkervaringen die hieruit voortkomen worden veelvuldig gedeeld, bijvoor beeld in het NJi-rapport Verrassend passend (Schouten et al., 2019), waarin op ba sis van acht praktijkvoorbeelden werkzame factoren worden gebundeld. Smeets en Van Veen (2018) delen de kennis over samenwerkingspraktijken die naar vo ren komt uit hun onderzoek naar vier pilots. Ze geven daarnaast een overzicht van Nederlandse en internationale literatuur met kenmerken van succesvolle samenwerkingen tussen instellingen die jeugdigen en gezinnen ondersteunen. Het consortium Evaluatie Passend Onderwijs voerde bovendien een landelij ke inventarisatie uit naar werkzame factoren en knelpunten (Van der Grinten et al., 2018). Zoals aangestipt in het Voorwoord van dit boek geeft de coalitie Onderwijs-Zorg-Jeugd in het onderzoek Mét andere ogen adviezen over hoe de samenwerking tussen onderwijs, zorg en jeugd versterkt kan worden (Peeters et al., 2018). Bij de VNG houdt de commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs zich met dit thema bezig. In de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd (AWTJ) Samen op School is in de periode 2015-2019 wetenschappelijk én praktijkgericht onderzoek gedaan naar deze verbinding. Ten slotte is er in de internationale literatuur ruimschoots aandacht voor sectoroverstijgende samenwerking, met de kanttekening dat in veel andere landen onderwijs en jeugdhulp niet zo zijn georganiseerd en gescheiden als in Nederland. Doel en opzet van dit boek Dit boek is gericht op de aankomende professionals die te maken hebben met de verbinding tussen jeugdigen en ouders, onderwijs en jeugdhulp. Daarbij denken we in ieder geval aan studenten van de hbo-opleidingen Leraar Basisonderwijs (pabo), Pedagogiek, Social Work en Toegepaste Psychologie – maar ook van verschillende masters. Aandacht vragen voor goed samenwerken hoort wat ons betreft al in de diverse opleidingen thuis. Daarom hebben we met een groot aan tal experts met zeer uiteenlopende achtergronden gewerkt aan dit boek. Vanuit hun verschillende perspectieven geven zij handreikingen voor het effectief sa menwerken, zo veel mogelijk op basis van de stand van zaken in de kennisont wikkeling. Het boek bestaat uit vier delen. In deel 1 staan we stil bij waar het in de samenwerking om gaat. We beginnen dit deel met het schetsen van een aantal thema’s die centraal staan in de samenwerking. Mirjam Heemskerk en Jantien Gerdes beantwoorden de vraag bij welke problematiek de samenwerking tussen ouders, onderwijs en jeugdhulp relevant is. Bert Wienen gaat in op het doorge slagen problematiseren en medicaliseren van opgroei- en opvoedvragen. Katrien Schober, Erik Hekkelman en Martin Schravesande lichten het belang van pre ventie toe en behandelen de vraag wat nodig is om preventief te kunnen werken. Tot slot bieden Pieter Gerrits en Vincent Fafieanie een blik op de problematiek

16

Inleiding

van thuiszitters en op wat gedaan kan worden om thuiszitten te voorkomen of aan te pakken. Vervolgens komen in deel 2 een aantal belangrijke uitgangspunten bij het werken aan een goede samenwerking aan bod. Lisa Boonk en Peter de Vries betogen waarom het cruciaal is dat de regie in de samenwerking bij ouders en jeugdigen ligt. Laura Nooteboom gaat in op hoe verschillende partijen integraal kunnen samenwerken. Gontien Wetselaar en Marije den Dulk laten zien wat het vraagt om een innovatieve werkwijze als de samenwerking met een externe organisatie daadwerkelijk vorm te geven. Tot slot van dit deel belicht Hans Schu man het onderwerp interprofessionele samenwerking van verschillende kanten. In deel 3 zoomen we wat verder uit naar alle relevante partijen voor de sa menwerking tussen jeugdigen en ouders, onderwijs en jeugdhulp. Hoe ziet de wereld eruit waarin die samenwerking tot stand moet komen? Wat is de rol van de betrokken partijen en wat is hun perspectief op de samenwerking? Allereerst die van de kinderen en jongeren en hun ouders zelf (Lisa Boonk en Peter de Vries). Vervolgens die van scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverban den (Willem van Leeuwen), het speciaal (basis)onderwijs (Mirjam Heemskerk), kinderdagcentra (Peter Hulsen) en kinderopvang (Annemiek van Beurden). Rob Gilsing belicht de rol en het perspectief van gemeenten en lokale teams, en Chris Kuiper en Sanne Pronk die van instellingen die jeugdhulp met verblijf bieden, al dan niet in het kader van jeugdbescherming of -reclassering. Tot slot komen twee partijen aan bod die vaak ook een rol hebben in de samenwerking: huisartsen en medisch specialisten (Anne-Marie Huyghen) en de jeugdgezond heidszorg (Janneke Metselaar). In deel 4 eindigen we met de randvoorwaarden waaronder en kaders waar binnen de samenwerking gestalte moet krijgen: de relevante wetgeving (Mariës Zegers en Marij Bosdriesz) en de professionele standaarden waarmee professi onals uit de verschillende domeinen te maken hebben (Angeline van der Kamp en Mariette Haasen). Leeswijzer We hebben van dit boek een echt opleidingsboek willen maken. Om die reden begint elk hoofdstuk met een concrete casus, zodat de koppeling met de praktijk wordt gelegd. Daarnaast is er bij elk hoofdstuk, naast een korte docentenhand leiding, een powerpointpresentatie beschikbaar die tijdens lessen kan worden gebruikt. Voor studenten zijn er opdrachten ter verwerking van het geleerde. Met ‘kinderen’ doelen we in dit boek meestal op jeugdigen in de leeftijd tot 12 jaar; soms strekt de grens zich uit tot oudere jeugdigen die nog basisonderwijs genieten. ‘Jongeren’ zijn jeugdigen ouder dan 12. Met ‘jeugdigen’ bedoelen we zowel kinderen als jongeren. Waar we het in dit boek hebben over ouders gaat

17

Ouders, onderwijs en jeugdzorg in verbinding

het ook over de verzorgers van kinderen, tenzij uit de tekst anders blijkt. Waar we spreken over onderwijs doelen we ook op de kinderopvang als een plek waar kinderen pedagogisch worden ondersteund – ook hier tenzij anders blijkt uit de tekst. Jeugdhulp is strikt genomen ondersteuning aan kinderen, jongeren en/ of ouders op vrijwillige basis. Jeugdzorg omvat behalve deze ondersteuning op vrijwillige basis ook ondersteuning op basis van een gerechtelijke uitspraak (het gedwongen kader): maatregelen in het kader van jeugdbescherming of jeugdre classering. Dit icoontje verwijst naar de website bij dit boek. Op www.coutinho.nl/oojv vind je het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit: • extra opdrachten; • suggesties voor verder lezen; • een begrippen- en afkortingenlijst.

Docenten kunnen powerpoints voor in de les en docentenhandleidingen aan vragen.

18

D eel 1 Problematiek

1 Bij welke vraagstukken is samenwerking relevant? Mirjam Heemskerk-van der Sprong & Jantien Gerdes Joshua gooit met stoelen. Hij wil het niet, maar soms gaat het gewoon mis. Als de klas druk is, als het leren niet lukt, als hij niet goed weet wat hij moet doen, als dingen hem dwarszitten. Als … Soms gebeurt het gewoon. Meester Chris heeft al veel met Joshua gesproken en ook met zijn moeder. Het heeft niet ge holpen. Op school heeft een gesprek plaatsgevonden met de intern begeleider, de ouders van Joshua, een medewerker van het Jeugdteam van de gemeente, een adviseur Passend Onderwijs van het samenwerkingsverband en leerkracht Chris. In dit overleg is een plan opgesteld en besloten dat Zeynep zal komen. Zij is jeugdhulpverlener en komt Joshua helpen onder schooltijd. Al snel komen Chris en Zeynep erachter dat het belangrijk is dat zij samen optrekken. Zeynep gebruikt bepaalde methoden waar Chris nog nooit van gehoord heeft en die hij heel goed kan gebruiken in de klas. Zeynep, op haar beurt, vindt het fijn dat zij af en toe in de klas mag komen en zo aan den lijve kan ervaren hoe een groep met 24 stuiterballetjes eruitziet. Het helpt haar om praktisch uitvoerbare inter venties te verzinnen die Chris, Joshua en moeder samen kunnen inzetten. Door de goede samenwerking tussen Chris en Zeynep komt Joshua beter aan leren toe. En Zeynep en Chris? Zij leren van en met elkaar om leerlingen als Joshua steeds beter te ondersteunen. Inleiding De casus van Joshua beschrijft een situatie waarin betrokkenen rondom een kind of jongere samenwerken om samen een passend aanbod vorm te geven om de ontwikkeling te begeleiden of te ondersteunen. Deze samenwerking was in Ne derland lange tijd niet vanzelfsprekend. Onderwijs en instanties voor jeugdhulp werkten van oudsher binnen het eigen domein, zonder dat er veel uitwisseling plaatsvond. Ieder domein had zijn eigen kennisbasis, mores en logica. Omdat er weinig uitwisseling plaatsvond, was er ook weinig begrip over en weer; on bekend maakt onbemind, tenslotte. Binnen dit stelsel werd uitgegaan van strikt verschillende opdrachten. De opdracht van het onderwijs is de jeugdigen laten leren en de opdracht van jeugdhulp is zorg verlenen, zo redeneerde men. Het onderwijs is echter meer en meer ook zijn pedagogische opdracht op waarde gaan schatten. Bovendien gaan leren en welbevinden hand in hand. Jeugdhulp

20

1.1 | Samenwerking in context

is gaan inzien dat school een belangrijke vindplaats is van risico’s of problemen in het opgroeien van jeugdigen en dat leraren onmisbaar zijn voor vroegsigna lering van problematiek. Daarnaast is de schoolgang een belangrijk onderdeel in het leven van jeugdigen. Met de oude gedachte dat school, thuis en eventuele jeugdhulp gescheiden domeinen zijn, wordt het kind of de jongere eigenlijk in drie stukjes geknipt. In de loop van de tijd is men gaan beseffen dat mensen niet uit verschillende hokjes bestaan en dat het beter is om een holistische be nadering te gebruiken. Daarvoor is afstemming nodig en wederzijds begrip. De vormgeving van ons huidige jeugdstelsel en onderwijs vraagt om professionals, ouders en jeugdigen die elkaar weten te vinden om samen verder te komen. In dit hoofdstuk wordt eerst de context beschreven waarbinnen samenwer king tussen verschillende betrokkenen plaatsvindt en ook wat het belang hier van is (paragraaf 1.1). Samenwerking rondom kinderen of jongeren is maatwerk en de ‘mate’ van samenwerking kan per situatie verschillen. Om deze mate van samenwerking te beschrijven, onderscheiden we drie oplopende niveaus van sa menwerking, namelijk coöperatie (1.2), coördinatie (1.3) en collaboratie (1.4). Samenwerking is relevant in elke situatie en bij elke casus. Bij complexe proble matiek, maar ook bij het streven om problemen vroegtijdig te signaleren of bij het preventief werken door versterkte ondersteuning van leerlingen in de regu liere leeromgeving. Door samen te werken kan er gebruikgemaakt worden van de kennis en ervaring van alle betrokkenen en vindt er een proces van geza menlijk leren plaats (1.5). Samenwerking vraagt om het in het oog houden van het gezamenlijk doel van alle betrokkenen: de ontwikkeling van het kind of de jongere. Open en transparante communicatie, kijken naar mogelijkheden en het accepteren van onzekerheden zijn hierbij nodig. Deze zaken vereisen lef, durf, geduld en vertrouwen (1.6). Samenwerking in context Met de start van Passend Onderwijs in de zomer van 2014 en, enkele maanden daarna, de transformatie van de jeugdhulp hebben het onderwijs, jeugdhulpor ganisaties en ouders elkaar moeten ‘vinden’. Nieuwe wetten hebben geleid tot nieuwe structuren en organisatievormen, maar ook tot andere verantwoorde lijkheden, rechten en plichten. Er is nieuw beleid opgesteld en de mensen die hieraan uitvoering geven, werken al doende in de praktijk aan het doorontwik kelen en verbeteren hiervan. Zowel in het onderwijs als bij de jeugdhulp is er sprake van een overgang naar meer regionaal en lokaal ingebed beleid. Samenwerkingsverbanden bieden passend onderwijs aan alle leerlingen binnen hun gebied en de gemeenten zijn

1.1

21

1 | Bij welke vraagstukken is samenwerking relevant?

verantwoordelijk voor jeugdhulp aan hun kinderen en jongeren. Scholen ken nen hun leerlingen het best, ouders hun kinderen en de lokale jeugdhulp weet wat er speelt en mogelijk is in de eigen regio, die zij op haar beurt goed kent. Onderwijs en jeugdhulp werken vanuit verschillende wettelijke kaders, maar samen met ouders hebben zij altijd een gezamenlijk doel: kinderen en jongeren begeleiden en ondersteunen in hun ontwikkeling. Allen doen dit vanuit hun ei gen perspectief, visie, ervaring en expertise. Zij beschikken allemaal over waar devolle kennis die kan bijdragen aan dit ontwikkelingsproces. Daarom is het van belang dat deze kennis en expertise onderling gedeeld worden, om gezamenlijk beslissingen te nemen en de ondersteuning zo effectief mogelijk vorm te geven. Maar wanneer maak je als school, jeugdhulpverlener of ouder de keuze om de samenwerking op te zoeken? Hoe bepaal je je eigen ‘grens’ aan kennis en vermo gen om iets zelf op te kunnen lossen? Binnen het onderwijs wordt gewerkt met het begrip ‘basisondersteuning’. Samenwerkingsverbanden beschrijven in hun ondersteuningsplan wat deze basisondersteuning inhoudt, zodat scholen weten wat zij zelf moeten kunnen bieden aan hun leerlingen en wanneer zij (externe) hulp kunnen inschakelen. Het schoolondersteuningsteam (SOT) – een verplich ting vanuit de Wet passend onderwijs – is vaak de eerste plek waar onderwijs en jeugdhulp elkaar treffen bij vragen. Professionals uit het onderwijs en de jeugd hulp zijn hierin vertegenwoordigd en al naargelang de casuïstiek en behoefte kan het SOT op maat worden samengesteld. Idealiter hebben voorafgaand hier aan al gesprekken plaatsgevonden met ouders en schuiven zij ook aan bij het SOT. Het SOT kan ook de plek zijn voor (anonieme) collegiale consultatie en afstemming tussen professionals over mogelijkheden en grenzen in beschikbaar onderwijs- en jeugdhulpaanbod. Omdat het ingewikkeld kan zijn om maatwerk vorm te geven binnen (grijze gebieden van) wet- en regelgeving en de dynamiek van mensenwerk, is het van belang dat betrokkenen rondom een kind of jongere elkaar weten te vinden. Elke samenwerking is uniek, omdat de betrokkenen, de situatie, het vraag stuk, enzovoort in iedere casus verschillend zijn. Dit vraagt van zowel profes sionals als ouders om elkaar telkens weer – in het belang van de jeugdige – op te zoeken en samen na te denken over hoe zij het kind of de jongere het best kunnen ondersteunen in diens ontwikkeling. Je zou kunnen zeggen dat er in iedere samenwerking een unieke mix is van enerzijds kennis over de jeugdige en anderzijds persoonlijke ervaring en expertise van de betrokkenen. In geza menlijkheid deze kennis en perspectieven delen is dus uiterst relevant om tot de meest passende ondersteuning voor het kind of de jongere te komen. Hoe meer er door alle betrokkenen op een goede manier samengewerkt wordt, hoe duidelijker dit voor het kind of de jongere zal zijn en hoe meer ook de volwas senen baat hebben bij elkaars kennis en expertise. Zo kunnen kwesties die in

22

1.1 | Samenwerking in context

de thuissituatie spelen zeer relevant zijn voor de leraar van een jeugdige. Als er bijvoorbeeld sprake is van hardnekkig bedplassen en gebroken nachten voor ouders en kinderen, dan kan dit gevolgen hebben voor de fitheid van het kind of de jongere en het concentratievermogen in de klas – en dus mogelijk voor de leerontwikkeling. Andersom geldt hetzelfde: wat zich binnen de klassensituatie afspeelt, kan van invloed zijn op de thuissituatie. In tabel 1.1 staan de taken en verantwoordelijkheden van ouders, school en jeugdhulp en hun raakvlakken schematisch weergegeven.

Tabel 1.1

Taken, verantwoordelijkheden en hulpvragen in samenwerking Wie doet wat? Samen werking met Reden

Wanneer?

Ouders Opvoeding en ver zorging

School

Pedagogisch part nerschap / afstem ming

Bij dagelijkse vragen

Jeugdhulp Pedagogisch part nerschap / afstem ming

Bij vragen en proble men

Informatie, ervaring en kennis delen, actief betrokken zijn en meedenken over aanpak

School

Pedagogisch en edu catief partnerschap

Altijd

Jeugdhulp Pedagogisch part nerschap

Indien betrokken

School Onderwijs(expertise) bieden

Ouders Pedagogisch partner schap / afstemming / passend onderwijs Jeugdhulp Afstemming tussen onderwijs en jeugd hulp

Bij (dagelijkse) vragen en het bieden van passend onderwijs Bij complexere vragen die zowel on derwijs als jeugdhulp betreffen Bij vragen en pro blemen die opvoe den en opgroeien betreffen Bij complexere vragen die zowel on derwijs als jeugdhulp betreffen

Jeugd hulp

Bieden van onder steuning bij (lichte) opvoed- en opgroei vragen en indien nodig (toeleiding naar) specialistische ondersteuning

Ouders Pedagogisch part nerschap / afstem ming

School

Afstemming tussen onderwijs en jeugd hulp

23

1 | Bij welke vraagstukken is samenwerking relevant?

Samenwerking is dus in iedere situatie relevant en in het belang van de ontwik keling van het kind of de jongere. Maar wat verstaan we precies onder samen werking? Wanneer is samenwerking goed? Samenwerking is een begrip waaraan op vele manieren invulling gegeven kan worden, omdat de context waarbinnen wordt samengewerkt altijd een unieke situatie is (rondom deze specifieke jeug dige, met deze ouders, op deze school, met deze leraar, in deze ontwikkelingsfa se, enzovoort). Een beschrijving van de vormgeving van de samenwerking kan daarom handvatten geven. Dit kan helpen om inzicht te krijgen in hoe er kan worden samengewerkt en waar mogelijkheden liggen om de samenwerking te optimaliseren of te verbeteren. Hierbij kijken we naar ‘hoeveel’ er wordt samen gewerkt door alle betrokkenen rondom het kind of de jongere. Voor de mate van samenwerking onderscheiden we drie oplopende niveaus: coöperatie, coördina tie en collaboratie. We bespreken deze niveaus in de volgende paragrafen. Coöperatie: het kind of de jongere in het kamertje De meer traditionele benadering van samenwerking tussen school, ouders en jeugdhulpverlening is het niveau van coöperatie. Dit niveau sluit aan bij het me dische model en het model van passend onderwijs. In dit model heeft de leerling een specifieke ondersteuningsbehoefte die niet ‘past’ bij wat er in het klaslo kaal geboden kan worden of die niet aansluit bij wat als ‘regulier’ beschouwd wordt. Het kind of de jongere wordt daarom apart extra ondersteund, in het spreekwoordelijke kamertje. De samenwerking tussen ouders, leraar en jeugd hulpverlener bestaat op coöperatief niveau voornamelijk uit het doorgeven van informatie (Carlile, 2004). Alle partners blijven keurig op het eigen terrein maar informeren elkaar wel. Hiervoor moeten partners elkaar kunnen bereiken met communicatiesystemen als e-mail, telefoon en WhatsApp. Vertrouwen is binnen coöperatie gebaseerd op het goed nakomen van afspraken. Er is verder geen sterke cohesie en daardoor ligt wij-zij-denken op de loer (Gerdes et al., 2021). Ouders zijn binnen coöperatie voornamelijk informant en observant van het leer- of begeleidingsproces. Om deze rol naar behoren te vervullen, moeten zij gelijke toegang tot informatie hebben als docenten en hulpverleners (Gerdes et al., 2020a). De impact van deze vorm van samenwerking op de leer- en leefom geving beperkt zich tot de inzet van hulpmiddelen. Er verschijnt bijvoorbeeld een herriestopper of een voorleesprogramma in het klaslokaal, of de therapeut beveelt een planbord aan voor thuis. Dit alles wordt in eerste instantie ingezet ter ondersteuning van de individuele jeugdige.

1.2

24

1.3 | Coördinatie: luisteren en vertalen

Joshua wordt snel boos en gooit soms met stoelen. Zijn meester Chris heeft al een aantal interventies geprobeerd, maar nu weet hij het ook niet meer. Hij brengt Joshua in bij de leerlingbespreking. Het klassenteam komt tot de conclu sie dat de situatie ernstig is: Joshua zelf heeft er last van, de docenten hebben er last van en de andere leerlingen hebben er natuurlijk ook last van. Er moet iets gebeuren. Vanaf hier neemt de intern begeleider of de pedagogisch ondersteu ner de casus over. Er wordt een geschikt trainingstraject gezocht voor Joshua. De organisatie van Zeynep lijkt de juiste expertise in huis te hebben. De intern begeleider vraagt de ouders om toestemming. Daarna gaat Joshua één keer per week naar Zeynep. Zeynep rapporteert aan ouders en school over de methode die zij inzet. In dit geval is sprake van coöperatie. Er wordt over en weer alleen informatie uitgewisseld. Coördinatie: luisteren en vertalen Een ander niveau van samenwerking is dat van coördinatie. Op dit niveau is er geregeld overleg en interactie tussen samenwerkingspartners. Dit biedt de mo gelijkheid om kennis te delen en elkaar te bevragen (Carlile, 2004). Wanneer kennis toegankelijk wordt, kunnen partners elkaars kennis ook inzetten in de eigen praktijk. Bijvoorbeeld: een vader merkt dat een bepaalde benadering werkt bij zijn puberdochter en de school probeert hier vervolgens bij aan te sluiten. Hiervoor is het nodig dat partners elkaars expertise vertrouwen en deze exper tise ook in gelijke mate erkennen. Geregeld contact maakt vervolgens de band sterker – er groeit iets van een alliantie (Gerdes et al., 2021). Ouders vervullen de rol van advocaat en vertaler voor hun kind (Gerdes et al., 2020a). Een logische stap vooruit binnen coördinatie is natuurlijk om ook juist jeugdigen zélf actief bij de samenwerking te betrekken. Doordat partners zich gaan bezighouden met de vraag wat een specifieke ondersteuningsbehoefte voor hun eigen praktijk betekent, heeft deze vorm van samenwerking impact op de organisatie van de leer- en leefomgeving. Bijvoor beeld: wanneer een specifieke leerling behoefte heeft aan een prikkelarme omge ving, zal binnen coöperatie een herriestopper ingezet worden of krijgt de leerling de beschikking over een speciale ruimte. Binnen coördinatie is het denkbaar dat partners gaan kijken hoe de leeromgeving zodanig kan worden georganiseerd dat er voor iedereen minder prikkels zijn. Is de indeling van het lokaal optimaal? Hoe is het gesteld met de groepsindeling? Hoe ondersteunt het rooster rust voor allen? Binnen het gezin en de hulpverlening zal op het niveau van coördinatie ook meer systemisch worden gekeken naar interventie. De vraag daarbij is tel kens: hoe kunnen we bij elkaar aansluiten?

1.3

25

1 | Bij welke vraagstukken is samenwerking relevant?

Zeynep is begonnen om samen met Joshua de bron van zijn woede te achter halen. Zij nodigt zijn ouders uit om hierover mee te denken. Samen brengen zij in kaart dat Joshua veel behoefte heeft aan structuur. Hij weet vaak niet zo goed wat er van hem verwacht wordt en dat geeft chaos in zijn hoofd. Zeynep oefent met hem de methode ‘geef me de 5’. Joshua moet zichzelf steeds weer de volgende vragen stellen en proberen het antwoord te vinden: wat moet ik doen, waar moet ik dat doen, met wie moet ik dat doen, hoe moet ik dat doen en wan neer moet ik dat doen? Zeynep geeft Joshua vijf gekleurde kaartjes waar deze vragen op staan. Ze bespreekt de inzet van deze ‘geef-me-de-5’-methode ook met Joshua’s ouders en met Chris. Zij kunnen thuis en in de klas Joshua helpen met het stellen van deze vragen. Er is nu sprake van coördinatie: Zeynep legt uit wat zij doet en de ouders en leraar proberen erbij aan te sluiten. Collaboratie: samen uitzoeken, samen leren Een nog weinig voorkomend niveau van samenwerking is collaboratie. Hierbij wordt heel intensief samengewerkt en proberen partners elkaars perspectief en invalshoek goed te begrijpen. Hierdoor is het mogelijk om samen kennis te ont wikkelen en te werken aan transformatie van de leeromgeving (Carlile, 2004). In collaboratie bewandelen partners samen nieuwe wegen. Het is daarom van belang dat zij op elkaar kunnen bouwen en elkaar steunen: fouten maken mag! Hierdoor ontstaat een sterke verbinding, een wij-gevoel (Gerdes et al., 2021). Ouders zijn op dit niveau volwaardige leden van het team rondom het kind of de jeugdige. Het is bij collaboratie van belang dat ook zij volwaardig zeggenschap hebben in het proces (Gerdes et al., 2020a). De intensieve samenwerking, het openstaan voor elkaars perspectief en de nadruk op collaboratieve actie heb ben impact op de cultuur van een leeromgeving. Hoe kijken we met elkaar naar ondersteuningsbehoefte? Hoe gaan we om met hindernissen? Hoe gaan we om met fouten maken? Ook hier kan de leerling met nadruk deel uitmaken van het samenwerkingsverbond. In een collaboratieve setting vervagen de grenzen tus sen domeinen en is het meer geaccepteerd om zich op elkaars terrein te begeven. Vaak gebeurt dit ook letterlijk. Want om de partner in samenwerking ten diepste te kunnen begrijpen, is het nodig om niet alleen over elkaars realiteit te horen en te lezen, maar deze ook te ervaren. De inzet van de geef-me-de-5-methode zet Chris aan het denken. Enerzijds valt het hem zwaar om na iedere klassikale uitleg ook nog individuele uitleg aan Joshua te geven. Dat lukt eenvoudigweg lang niet altijd. Anderzijds zouden de vragen die Joshua zichzelf na iedere uitleg stelt voor iedere leerling helder moe-

1.4

26

1.5 | Samen weet je meer en kom je verder

ten zijn. Als Joshua zichzelf steeds deze vragen moet stellen, is dan de uitleg wel helder genoeg? Chris vraagt Zeynep om mee te denken over hoe de les zo vormgegeven kan worden dat alle leerlingen optimaal profiteren van een effectieve uitleg. Voor Zeynep is het nu van belang om de dagelijkse situatie in het klaslokaal goed te leren kennen. Ze komt erbij zitten in het lokaal, want som mige dingen kun je niet achter je bureau bedenken – sommige dingen moet je voelen. Hoe is het om leraar te zijn in de klas van Chris? Hoe klinkt het, hoe voelt het, hoe ruikt het? Chris en Zeynep besluiten out of the box te denken. Ze gaan samen ontwerpen, uitproberen, reflecteren en bijschaven. Zo bouwen ze in collaboratie aan een effectieve manier van uitleg geven. Dat kost tijd en energie, zeker. Maar ondertussen krijgen Chris en Zeynep de gelegenheid om hun perspectief te verbreden en hun kennis te verrijken. Door samen te werken kunnen zij onbekende wegen inslaan en bouwen aan een innovatieve aanpak. Er is nu sprake van transformatie. Samen weet je meer en kom je verder De basis van een collaboratieve setting is een cultuur van samen leren. Om hier te komen, zal in veel gevallen eerst naar een dergelijke cultuur toegewerkt moe ten worden. De niveaus van samenwerking en de bijbehorende kenmerken kun nen we inzetten om de eigen praktijk eens flink onder de loep te nemen. Want hoewel veel scholen op hun websites en in brochures een cultuur van samen leren propageren, zullen we – wanneer we eerlijk zijn – moeten toegeven dat we in veel gevallen nog lang niet op dat niveau zijn. Om daar te komen is lef nodig. Ten eerste natuurlijk het lef om te erkennen hoe het werkelijk met de samen werkingscultuur gesteld is. Is het voornamelijk nog retoriek of is de cultuur echt gericht op samen dingen bedenken, ondernemen en uitproberen? Vervolgens is het lef nodig om een goede samenwerking centraal te stellen en erop te vertrou wen dat een goede samenwerking leidt tot passende begeleiding en ondersteu ning bij de ontwikkeling van het kind of de jongere. Veelal zeggen we binnen (interdisciplinaire) samenwerking dat we allemaal hetzelfde doel hebben. We willen immers allemaal het beste voor de jeugdige; we zetten de jeugdige cen traal! Maar hoewel dit natuurlijk lovenswaardig is, gooien we nu juist het kind met het badwater weg. Het allereerste doel van een goede samenwerking is na melijk om elkáár sterker te maken. De samenwerking van Chris en Zeynep werpt haar vruchten af. Het lukt Chris steeds beter om tegemoet te komen aan de individuele behoeften van Joshua in de klas en daarnaast ook aan die van zijn klasgenoten. Het is fijn om met Zeynep

1.5

27

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker