Talenbewust lesgeven - Joana Duarte

2.2 • Uit de theorie

Grootmoeder Varken kwam door de achterdeur haar huisje binnen. De inbreker hoorde haar binnenkomen en vluchtte snel het huis uit. Grootmoeder hoorde de inbreker vluchten en hoorde hoe hij bij zijn ontsnapping een moersleutel liet vallen. Ze was echter niet vlug genoeg bij de voorkant van het huis om te zien wie de inbreker nu precies was. Ze riep Sherlocks hulp in. Die besloot dat één van de twee werklui die in de buurt aan het werken waren, de dader moet zijn. Toen Sherlock de onaangeroerd gelaten misdaadscène grondig bekeek, wist hij wie de inbreker was. Wie heeft ingebroken bij grootmoeder Varken: de ooievaar of de beer? Waarom? Naar: Jaspaert, 1996 Ga nu voor jezelf na: wie verdenk jij van de inbraak? Schuif jij de ooievaar of de beer als hoofdverdachte naar voren? Waarom? Terwijl je in de tekst op zoek gaat naar aanwijzingen, de illustratie verkent en in overleg gaat met iemand bedenk je wellicht een hypothese. De beer heeft toch iets weg van een boef, de ooievaar kan vast geen moersleutel vasthouden (of wel?), de grootmoeder is wellicht dement en wie zegt dat de speurneus niet corrupt is? Door terug te lezen, de illustratie ondersteboven te draaien, je hypothese te toetsen aan die van iemand anders kom je tot een antwoord. Het sleutelwoord – letterlijk – duikt voor je ogen op: onaangeroerd. Het moet dan wel de ooievaar zijn geweest (of toch niet?). Anders gezegd: een dergelijke taak prikkelt veel meer om te lezen dan een klassieke tekst met vragen. Bovendien is het een relatief kleine taak. Een betekenisvolle taak hoeft dus geen halve schooldag in beslag te nemen. Productieve interactie Met het derde ingrediënt van de krachtige taalleeromgeving zet je in op interactie. Dat betekenisvolle taken interactie uitlokken werd al duidelijk in de besproken voorbeelden. Die interactie vindt plaats tussen de leraar en de klas, en tussen kinde ren onderling. Onderzoek wijst uit dat leraren het best een flink aantal denkontwik kelende vragen kunnen stellen die kinderen ruime spreekkansen bieden (Damhuis & Tammes, 2018; Frijns, 2019). Zo’n interactiestijl noemen we productieve interactie , ook wel bekend onder de term taaldenkgesprekken. Als leraar lever je inspanningen om de actieve bijdrage van kinderen te versterken door een betekenisvolle kwestie in te brengen en uitdagende vragen te stellen (bijvoorbeeld ‘Waarom denk jij dat de ooievaar de inbreker is?’ of ‘Wat denken jullie dat er met meneer Baldido is gebeurd? Waarom denken jullie dat?’). Denkontwikkelende vragen kun je zowel voor, tijdens als na de taak stellen. Ze maken allerlei redeneerprocessen van leerlingen zichtbaar (Damhuis, 2020). Je biedt in denkontwikkelende gesprekken het best denkruimte, zodat kinderen voldoende denk- en spreekkansen krijgen. Productieve interactie wordt vaak tegenover non-productieve interactie geplaatst, waar bij de leraar veelal kenniscontrolerende vragen stelt (bijvoorbeeld ‘Hoeveel ooievaars zie je op de prent?’). Productieve interactie levert winst op in termen van taalverwerving: er zijn veel spreekkansen voor de kinderen en er zijn veel kansen voor jou als leraar

39

Made with FlippingBook Learn more on our blog