Natuuronderwijs inzichtelijk - Carla Kersbergen & Amito Haarhuis

1 Planten

1 Wieren (algen) Sporenplanten

2 Mossen 3 Paardenstaarten Vaatplanten 4 Varens

5 Zaadplanten Coniferen

(naaktzadigen) Bloemplanten (bedektzadigen)

Afbeelding 1.1.1 Indeling van het plantenrijk

1.1.2

Wieren (algen) De wieren (algen) vormen de hoofdgroep met de eenvoudigste bouw (zie af beelding 1.1.2a). Je kunt ze onderscheiden van andere plantengroepen door dat zij geen echte wortels, stengels en bladeren hebben. Wieren vormen een belangrijke hoofdgroep. Net als andere groene plan ten kunnen wieren hun eigen voedsel maken door middel van fotosynthese. Zuurstof is een belangrijk ‘bijproduct’ van de fotosynthese. Omdat wieren in zulke groten getale in water voorkomen, leveren wieren meer dan de helft van de zuurstof in de atmosfeer. Wieren kunnen zo klein zijn dat je ze alleen met een microscoop kunt zien. Een voorbeeld daarvan vormen de eencellige wieren (ook wel algen genoemd). De groene aanslag op de ruit van een aquarium bestaat bijvoorbeeld uit een laagje van deze algen. Er zijn ook meercellige wieren, die lange draden vormen of zelfs bladachtige vormen hebben. Wieren en algen leven voornamelijk in het water. Bekende zeewieren zijn het bruine blaaswier en de groene zeesla. Deze wieren spoelen geregeld aan op het strand. Bekende zoetwatersoorten zijn het kranswier, dat alleen in schone sloten of plassen voorkomt, en de zo genoemde flap , een verzamelnaam voor allerlei draadvormige wieren die je vooral in overbemeste sloten ziet. Sommige algen komen ook op het land voor. Op boomstammen en voch tige stoeptegels zie je vaak een groene laag zitten. Die groene laag bestaat uit eencellige boomalgen, die weliswaar op het land kunnen leven, maar wel het best gedijen onder vochtige omstandigheden.

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online