Handboek taalgericht vakonderwijs - Maaike Hajer & Theun Meestringa

1.2  Taalvaardigheid ontwikkelen in de vakles

Bram leidt vervolgens in een klassengesprek de uitwisseling vanuit dit groepswerk. In het gesprek geeft hij leerlingen hun formuleringen terug, maar nu meer in vak taal verwoord. Aziz brengt in: ‘Vissen die zwemmen en hebben vinnen maar een haas en een ko nijn die lopen op het land.’ Bram geeft terug: ‘Ah, jij noemt vissen die zwemmen, hazen die poten hebben, dus je vond dieren die zich op verschillende manieren voortbewegen . Wie heeft nog andere manieren van voortbeweging ontdekt?’ Intus sen schrijft hij op het smartbord en vertelt: ‘Kijk, ik schrijf hier links onze dagelijkse taal – zwemmen, lopen, vliegen – en hier rechts hoe we dat als biologen noemen voortbeweging.’ Het gesprek gaat verder. Bram: ‘Oké, dus je zegt: je vond een groep dieren die eie ren leggen, en andere die op een andere manier jongen krijgen. Dus dieren die zich op verschillende manieren voortplanten . Heel goed, dieren kunnen ook ingedeeld worden naar de manier van voortplanting .’ Hij schrijft in de linkerkolom eieren leg gen en in de rechterkolom voortplanting . In deze minuten van de biologieles gebeurt iets belangrijks. De leraar geeft de leer lingen taalsteun in het omzetten van hun kennis vanuit dagelijkse ervaringen en taal naar meer abstracte vaktaal. En hij doet dat expliciet, hij vertelt erbij dat bio logen het verschijnsel anders benoemen: niet ‘eieren leggen’, of ‘jongen krijgen’, maar voortplanten en voortplanting . Met behulp van abstractere begrippen, vaak zelfstandige naamwoorden als voortbeweging en voortplanting, kan dan verder worden geredeneerd. Er kan daarna over voortplantingsvormen worden gepraat zonder terug te gaan naar de concrete varianten die daaronder vallen. Dit is een belangrijk fenomeen in schools taalgebruik dat leerlingen in veel vakken zullen te genkomen. (Naar: Van der Burg, 2002; Nygård Larsson, 2018) Deze biologieles is een mooi voorbeeld van een taalgerichte vakles. De leraar heeft duidelijk de beoogde vaktaal voor ogen. Hij werkt vanuit concrete con texten en alledaagse taal naar schoolse redeneringen en vaktaal, en zet daarbij taalsteun in binnen zijn klas vol interactiemomenten. Van neerwaartse naar opwaartse spiraal Veel leraren constateren, zoals Bram, in een klas met veel taalzwakke leerlingen of tweedetaalleerders een kloof tussen de lastige taal van een leerboek en het taalniveau van de leerlingen. Ze staan dan voor de vraag wat zij daarmee moe ten en maken daarin verschillende keuzes. Sommige leraren zijn van mening dat leerlingen die hun onderwijs niet kun nen volgen, niet thuishoren op dat niveau en dat het dus niet hun taak is om

19

Made with FlippingBook Publishing Software