Inleiding organisatiekunde - Ten Berge, Oteman & Winckels

1.2 • Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie

Kader 1.4 Militarisme De organisatiekunde heeft veel inspiratie ontleend aan de ontwikkelingen binnen het militaire apparaat, onder meer in de tijd van FrederikWilhelm I van Pruisen (1688- 1740). Hij had van een ‘zootje ongeregeld’ (misdadigers, armoedzaaiers, buitenland- se huurlingen en onwillige dienstplichtigen) een sterk en goed georganiseerd leger gemaakt. Zijn zoon Frederik de Grote (Frederik II, 1712-1786) zette de hervormingen door die zijn vader was begonnen. Veel ideeën werden ontleend aan de manier waar- op de Romeinse legioenen en de Europese legers van de zestiende eeuwwaren geor- ganiseerd. Daarnaast werden tal van vernieuwingen van eigen vinding doorgevoerd, vaak ingegeven door de mechanische uitvindingen van die tijd. Frederik was vooral geboeid door de werking van mechanisch speelgoed, zoals mechanische poppetjes. In zijn streven naar het vormen van een betrouwbaar en efficiënt leger voerde hij veel hervormingen in die er eigenlijk op neerkwamen dat zijn soldaten werden gedegra- deerd tot automaten. De hervormingen bestonden onder meer uit het invoeren van rangen en uniformen, de uitbreiding en standaardisatie van regels, een toenemende specialisatie van taken, het gebruik van een standaarduitrusting, de creatie van een commandotaal en het systematisch instampen daarvan bij de manschappen. In het begin van de jaren dertig werd de aanzet gegeven tot de zogenoemde humanrelationsbenadering, een reactie op de starre denkbeelden van het scien- tific management. Door de Hawthorne-experimenten (zie kader 1.5) begon het besef door te dringen dat arbeidsprestaties niet alleen tot stand komen op basis van rationele overwegingen, maar dat sociale aspecten evenzeer een belangrijke rol spelen. De arbeider werd niet meer uitsluitend gezien als een verlengstuk van de machine. Door oog te hebben voor de intermenselijke verhoudingen ( human relations ) in de organisatie kon meer succes worden behaald. Kader 1.5 De Hawthorne-experimenten Het onderzoek door Mayo en Roethlisberger bij de Amerikaanse Western Electric Company in haar vestiging in de plaats Hawthorne sloot in eerste instantie aan bij de denkbeelden van het scientific management. Het doel was namelijk te achterhalen of er een oorzakelijk verband bestond tussen de arbeidsproductiviteit en de kwaliteit en kwantiteit van het licht op de productieafdeling. Er werd gewerkt met twee groe- pen: een experimentgroep en een controlegroep. In de experimentgroep werden de hoeveelheid licht en de lichtsterkte vergroot, terwijl ze in de controlegroep constant werden gehouden. Zoals verwacht steeg de productie in de experimentgroep, maar vreemd genoeg bleek dat ook het geval in de controlegroep. Het raadsel was com- pleet toen vervolgens bleek dat de productie op dat hogere niveau bleef – voor beide 1.2.2 De periode van circa 1935 tot circa 1955

25

Made with FlippingBook Ebook Creator