Spoko spoko oefenboek - Katarzyna Wiercińska

Hoe gebruik je Spoko spoko ?

Beste cursist,

hoofdstuk 1 Wie is dat? Wat is dat? Spoko spoko : Oefenboek In dit oefenboek vind je veel open en gesloten oefeningen waarmee je de woordenschat en zinsconstructies die je in het tekstboek hebt geleerd, schriftelijk kunt oefenen. Misschien kiest je docent ervoor om een aantal oefeningen ook in de les door te werken, maar je kunt ze ook zelfstandig doorwerken. Bij twijfel kun je terugvallen op het grammaticaoverzicht ach ter in het boek of de uitgebreidere uitleg in het tekstboek. 3 Kijk nog een keer naar de stamboom uit de vorige oefening. Wie is wie voor Asia? Vul de juiste woorden voor de familieleden in. 1 Tomek to jej . 2 Daria to jej . 3 Włodek to jej . 4 Aneta to jej . 5 Łukasz to jej . 6 Halina to jej . 7 Kinga to jej . 8 Ola to jej . 1 Kto to jest? Co to jest? Wie is dat? Wat is dat? Witaj, welkom bij je cursus Pools. Misschien wil je Pools om persoonlijke of professionele redenen leren of misschien vind je Polen een mooie reisbe stemming. Wat de reden van je interesse voor het Pools ook is, je begint aan een van de grootste talen van de Europese Unie! Deze basiscursus Pools brengt je halverwege niveau A2. In de vijftien hoofdstukken, die per onderwerp zijn geordend, leer je de woordenschat en grammatica die je kunt gebruiken in dagelijkse situaties. hoofdstuk 1 Kto to jest? Co to jest? 8 Halina to jej córka. 9 Włodek to jej brat. 10 Mirek to jej kuzyn. 9 Mirek to jej .

10 Robert to jej

.

4 Hoe heet het in het Pools? Zet de vertaling eronder.

1 Stel deze mensen voor. Maak telkens twee zinnen: een met mieć (heb ben) en een met być (zijn). Let op het juiste persoonlijke voornaam woord.

Voorbeeld: Marek

To jest Marek. On ma na imię Marek.

hoofdstuk 1 Wie is dat? Wat is dat?

To jest

To jest

To jest

8 Welke bijvoeglijke naamwoorden kun je gebruiken in de tekst over Paweł en Karolina? Kies zelf bij elke lege plek een passend bijvoeglijk naamwoord.

Henryk i Anna

Kornelia

16 szesnaście

Paweł to ( 0 ) młody i ( 1 )

mężczyzna. Jest też

bardzo ( 2 )

.

Nie jest zbyt ( 3 )

, ale też nie jest

hoofdstuk 1 Kto to jest? Co to jest?

( 4 )

.

1

2

Paweł jest teraz ( 5 )

, bo jego żona, Karolina,

10 Maak een vraag bij de antwoorden.

? . To prawda, Karolina nie jest teraz ( 7 ) jest ( 6 )

1

, ale nie

On ma na imię Konrad.

jest też ( 8 )

.

2

?

trzynaście 13

Karolina to ( 9 )

i ( 10 )

Tak, to moja córka.

kobieta.

3

?

9 Verbind de vragen met de juiste antwoorden door lijnen te trekken.

Nie, ona nie ma na imię Monika.

dziewięć 9 a Nie, to nie jest jego żona. b Nie, to jest stary komputer.

4

?

1 Jak masz na imię? 2 Czy to jest Karolina? 3 Czy to twój rower?

Nie, to jest Wiktor, a nie Borys.

5

?

c Tak, to rower. d Tak, to Paweł.

Nie, to jego wujek, a nie dziadek.

4 Kto to jest?

6

?

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online