Spoko spoko - Katarzyna Wiercińska

hoofdstuk 1 Wie is dat? Wat is dat?

Ten komputer jest stary, a tamten nowy. Ten komputer nie jest stary. Ta lampa jest ładna, a tamta jest brzydka. Ta lampa nie jest ładna. To biurko jest duże, a tamto jest małe. To biurko nie jest duże.

Deze computer is oud en die is nieuw. Deze computer is niet oud. Deze lamp is mooi en die is lelijk. Deze lamp is niet mooi. Dit bureau is groot en dat is klein. Dit bureau is niet groot.

1.2.2 Bezittelijk voornaamwoord: czyj? / czyja? / czyje? (van wie?) Bezittelijke voornaamwoorden in de eerste en tweede persoon (ik, jij, wij, jul lie) passen zich aan aan het geslacht van de woorden waar ze bij horen. In de derde persoon gebeurt dit niet, zowel in het enkelvoud als in het meervoud: de vormen jego, jej en ich blijven altijd onveranderd. Ook de formele vormen (pana, pani in het enkelvoud en panów, pań en państwa in het meervoud) blij ven onveranderd.

bij mannelijke woorden: czyj?

bij vrouwelijke woorden: czyja?

bij onzijdige woorden: czyje?

ik → mijn jij → jouw hij → zijn zij → haar het → zijn

ja → mój ty → twój

ja → moja ty → twoja

ja → moje ty → twoje

on → jego ona → jej ono → jego u → uw (formeel) bij een mannelijke eigenaar: pan → pana (formeel) bij een vrouwelijke eigenaar: pani → pani wij → ons jullie → jullie my → nasz wy → wasz my → nasza wy → wasza my → nasze wy → wasze oni → ich (mannelijke/gemengde eigenaren) one → ich (vrouwelijke eigenaren) u → uw (formeel) bij mannelijke eigenaren: panowie → panów (formeel) bij vrouwelijke eigenaren: panie → pań zij → hun

(formeel) bij gemengde groep eigenaren: państwo → państwa

1.2.3 Aanwijzend voornaamwoord in het enkelvoud: ten czy tamten? (deze of die?) Ook de uitgang van het aanwijzende voornaamwoord wordt bepaald door het woord waar het bij hoort. Er zijn dus drie vormen voor beide aanwijzende voornaamwoorden.

czterdzieści trzy 43

Made with FlippingBook Learn more on our blog