Rigter_Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen HD2
2.2 Classificatie
stoornis heeft. Men gebruikt het begrip comorbiditeit voor het tegelijkertijd vóórkomen van stoornissen. Zo kan men bij een adolescent een angststoornis vaststel len en melden dat middelenmisbruik een comorbide stoornis is. Ook hier geldt weer dat het vaststellen van comor biditeit niet meer of minder is dan het beschrijven van wat je ziet. Voor het kind of zijn ouders zal het wellicht weinig uitmaken. Zij ervaren een probleem, en dat een hulpverlener daar soms twee of drie begrippen (lees: stoornissen) aan verbindt, lost voor hen het probleem niet op en maakt het wellicht ook niet eenvoudiger om het te begrijpen. Bij kinderen is het extra moeilijk om probleem gedrag eenduidig te classificeren. Want juist omdat kinderen nog in ontwikkeling zijn, kunnen zij tegelij kertijd kenmerken van verschillende stoornissen heb ben (Koot 2000). Comorbiditeit is daarom bij kinde ren en adolescenten eerder regel dan uitzondering. In een onderzoek naar leefstijl bij Nederlandse jongeren (Schrijver & Schoemaker 2008) bleek overduidelijk dat (a) één ongezonde gewoonte zeldzaam was (over gewicht gaat bijvoorbeeld vaak samen met veel roken, blowen, alcoholmisbruik en riskant seksueel gedrag) en dat (b) zo’n leefstijl veelvuldig samengaat met psy chische problemen zoals internaliserende of externa liserende stoornissen. Bovendien blijkt er ook vaak sprake van medische (lichamelijke) klachten. Dat kan voorhoofdsholteontsteking of hoofdpijn betreffen, maar ook chronische ziekten zoals astma. Vooral bij meisjes gaat psychische problematiek vaak samen met lichamelijke klachten (Spady et al. 2005). Het ouder wetse onderscheid tussen lichaam en geest moet dan ook losgelaten worden. Zo weten we nu dat psychi sche stoornissen invloed hebben op het functioneren Kader 2.2 Kanttekeningen bij de opzet van het dsm-systeem Vanuit de ontwikkelingspsychopathologie is het belang rijkste kritiekpunt op het dsm-systeem dat het volstrekt onvoldoende rekening houdt met de context waarin een stoornis is ontstaan. Het is vooral een gebrek aan aandacht voor de ontwikkelingscontext (Van der Gaag 2004). Zoals we in hoofdstuk 1 zagen (en in de loop van dit boek nog vaak zullen zien), kunnen de kenmerken van een psy chische stoornis veranderen als een kind ouder wordt. Ook verschilt de ontwikkeling van een psychische stoor nis bij meisjes vaak wezenlijk van die bij jongens. Met dit uitgangspunt van de ontwikkelingspsychopathologie, namelijk dat de context waarbinnen het gedrag plaats vindt ‘bepaalt’ of het gedrag ook als afwijkend beschre ven kan worden, wordt in het dsm-systeem geen rekening
van ons immuunsysteem, wat een verklaring kan bie den voor het ontstaan van ‘lichamelijke’ ziektes (ver gelijk Van Hintum 2012). 2.2.3 Dimensionale benadering van classificatie In dsm wordt de stoornis categoriaal benaderd: het is alles of niets. In dsm-5 wordt wel een stap gezet om bij stoornissen systematisch aan te geven of er sprake is van een lichte, matige of ernstige stoornis – en dat is een ontwikkeling richting dimensionaal werken –, maar er blijft een ‘harde knip’ bestaan tussen wel of geen stoornis. Het is de vraag of dit een goede werkwijze is bij het vaststellen van psychische stoornissen bij kinderen. In de psychologie bestaat een jarenlange traditie van dimensionaal denken en werken waarbij men tracht een bepaald kenmerk van een persoon te meten met testen en/of vragenlijsten en daar een cijfer aan te ver binden. Het bekendste voorbeeld is de intelligentie test, waarbij de psycholoog aan de hand van vragen lijsten en invuloefeningen bij een kind de intelligentie (het iq) vaststelt. Kinderen (en ook volwassenen) zijn dan onderling te vergelijken op de door hen behaalde score. Ook bij het onderzoek naar psychisch functioneren wordt gewerkt met vragenlijsten en testen. De uitsla gen van kinderen zijn dan onderling vergelijkbaar en hun scores kunnen ingedeeld worden naar bijvoor beeld de mate van agressief gedrag, angstig gedrag of concentratieproblemen. Terwijl bij dsm-5 wordt toegewerkt naar een uitslag van wel of geen stoor nis, wordt bij vragenlijsten de uitslag uitgedrukt in de mate van psychische problemen. gehouden (vergelijk Cicchetti 2006). Zo zijn de in dsm beschreven kenmerken van een depressie de gemiddel de kenmerken van een volwassen man. Bij kinderen kan een depressie zich anders uiten, bij bejaarden ook. En er kunnen ook verschillen zijn tussen meisjes en jongens (zie hoofdstuk 14). Voor mensen die werken met jonge kin deren van 0 tot 3 jaar is het gebrek aan aandacht voor de ontwikkeling van het kind een reden geweest om voor deze groep een eigen classificatiesysteem te ontwikkelen (Zero to Three 2020). Een tweede punt van kritiek op het dsm-systeem is dat het te weinig rekening houdt met de culturele context (De Jong 2012). Hoewel in dsm-iv (Castillo 1997) en in dsm-5 meer rekening wordt gehouden met de invloed van cultuur op zowel definiëring als vóórkomen van psy chische stoornissen, wordt dit nog steeds onvoldoende geacht (De Jong 2012).
43
Made with FlippingBook Annual report