Rigter_Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen HD2
1.3 Opbouw van de hoofdstukken 5 tot en met 18
■ Hoe vaak komt een stoornis voor (prevalentie)? ■ Komt de besproken stoornis, of komen de bespro ken stoornissen, verschillend tot uiting, qua aantal en verschijningsvorm, bij meisjes en jongens? Al deze begrippen worden uitgebreid besproken in hoofdstuk 2. 1.3.4 Maatschappelijke en culturele invloeden op een stoornis Westerse maatschappijen zijn multicultureel gewor den. Door emigratie en het opnemen van vluchtelin gen komen professionele opvoeders en hulpverleners steeds meer in aanraking met andere opvattingen over opvoeding, hulpverlening en psychische stoornissen. In de vierde paragraaf van de hoofdstukken wordt be schreven hoe maatschappelijke en culturele omstan digheden van invloed kunnen zijn op het beschreven ontwikkelingsgebied en de daarmee samenhangende psychische stoornissen. Cultuur heeft op tweeërlei wijze invloed op de psycho pathologie (Serafica & Vargas 2006). Beide invloeden werken we hierna uit. Cultuur kan de kans op bepaald gedrag vergroten of verkleinen Allereerst kan cultuur (en ook maatschappelijke om standigheden) de kans dat kinderen bepaald gedrag gaan vertonen (een psychische stoornis bijvoorbeeld) vergroten of verkleinen. Zo is het denkbaar dat in een cultuur waarin kinderen al op jonge leeftijd leren dat ze hun leven in eigen hand moeten nemen en dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de resultaten, de kans op depressie bij de zogenoemde drop-outs (kinderen met een handicap of kinderen met leerproblemen) groter is dan in culturen waarin kinderen leren dat hogere (niet-menselijke) machten beschikken en be slissen over de mate waarin een leven succesvol wordt, zoals tot uitdrukking komt in het gezegde ‘De mens wikt en God beschikt’ (Peterson et al. 1993). Ook kan een bepaalde stoornis verschillend tot ui ting komen in uiteenlopende culturen. nb Het is wel belangrijk te beseffen dat culturen niet statisch zijn: ze ontwikkelen zich. Zo wordt in het debat over moeilijk heden in de multiculturele maatschappij vaak gespro ken over de wijze waarop niet-westerse allochtone ou ders opvoeden. Maar onderzoek laat twee zaken zien (Pels 2010): dat de niet-westerse allochtone ouder niet bestaat (binnen deze groep bestaan enorme verschil len), en dat de opvattingen over opvoeding zich snel ontwikkelen in de richting van de dominante waarden van het opvangende land. De cultuur van niet-wester-
afwijkend of onaangepast is, is het immers voorwaar delijk om te weten wat tijdens de verschillende ont wikkelingsstadia van een kind normaal gedrag is. In dit boek gaat de tweede paragraaf van elk hoofdstuk over een groep psychische stoornissen dan ook over de normale ontwikkeling. In principe slaat dit op de normale ontwikkeling van 0 tot 18 à 20 jaar, maar er zijn een paar uitzonderingen. De beschrijving van de normale ontwikkeling van eten en voeden bij het jon ge kind (hoofdstuk 6) beperkt zich tot de eerste jaren. Daarentegen is de beschrijving van de normale ont wikkeling van gebieden die aan een bepaalde leeftijds fase gebonden zijn, zoals middelengebruik in de ado lescentie, grotendeels beperkt tot deze periode. De normale ontwikkeling is lastig te definiëren. In dit boek wordt uitgegaan van de gemiddelde leef tijdsadequate ontwikkeling. Dit betekent, zoals eerder werd aangegeven, dat gedrag dat hoort bij 5-jarigen, als abnormaal beoordeeld kan worden bij 10-jarigen. We moeten er ook rekening mee houden dat de nor male ontwikkeling er bij meisjes anders uit kan zien dan bij jongens. Bovendien kunnen er verschillen zijn tussen kinderen van gelijke leeftijd uit verschillende culturen. Dergelijke verschillen worden verderop in het hoofdstuk besproken. 1.3.3 Kenmerken van stoornissen In de derde paragraaf van de hoofdstukken wordt – indien mogelijk – in chronologische volgorde een be schrijving gegeven van de kenmerken van de stoornis sen die horen bij het ontwikkelingsgebied. De stoornissen worden beschreven aan de hand van het classificatiesysteem dsm-5 (apa 2014; zie hoofdstuk 2). Dit classificatiesysteem sluit niet naad loos aan op een ontwikkelingsgerichte benadering, want bij dsm-5 is de ontwikkeling van de persoon niet als uitgangspunt gebruikt. Dat we toch dit systeem ge bruiken, is omdat het voor psychische stoornissen het gangbaarste en meest geaccepteerde classificatiesys teem is. Om tegemoet te komen aan de ontwikkelings gerichte benadering worden in deze paragrafen ook psychische problemen besproken, dat wil zeggen de problematiek die (net) niet voldoet aan de criteria van stoornissen zoals die in dsm-5 worden omschreven, maar wel gepaard gaat met problemen en/of lijden bij het kind, en eventueel met opvoedingsverlegenheid of opvoedingsproblemen bij de ouders (zie hoofdstuk 2). In deze derde paragraaf worden in een viertal subpa ragrafen steeds de volgende vragen besproken: ■ Op welke andere stoornissen kunnen de besproken stoornissen lijken (differentiaaldiagnose)? ■ Met welke andere problematiek en stoornissen kunnen ze samengaan (comorbiditeit)?
31
Made with FlippingBook Annual report