Rigter_Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen HD2
1 Introductie
Scheidingsangst hoort thuis in de normale ontwik keling van een jong kind en ontstaat als het kind acht à negen maanden oud is. Dat die angst dan ontstaat wordt begrijpelijk vanuit het besef dat het kind dan de vaardigheid ontwikkelt om weg te kruipen. Het zou de ouder kunnen ‘kwijtraken’ en de angst ‘beschermt’ het kind tegen te ver wegkruipen. Scheidingsangst neemt vanaf een jaar of 2 in intensiteit af, maar blijft normaal tot ongeveer 6 jaar. In deze fase is de cognitie van een kind zo ver ontwikkeld dat het begrijpt dat een moeder niet ‘weggaat’ als het in slaap valt of dat ze wel weer thuiskomt vanuit haar werk. Ook leert het kind zelf de gevaren te zien en deze te vermijden. Een kind van 1 jaar oud begrijpt en kent de wereld om hem heen nog on voldoende en verzet zich daarom tegen een scheiding met zijn verzorgers. We zouden het abnormaal vinden als een kind van 1 jaar helemaal geen scheidingsangst vertoont (zoals we zullen zien, kan dat voorkomen bij kinderen met autisme; hoofdstuk 8). Maar we beschou wen het juist als normaal dat een 10-jarige geen schei dingsangst vertoont, en zullen het raar vinden als hij daar nog wel blijk van geeft. Uit deze twee voorbeelden blijkt dat eenzelfde vorm van gedrag in de ene leeftijdsfase als normaal of wen selijk, en in een andere leeftijdsfase als abnormaal of onwenselijk gezien kan worden. De veranderde waar dering van hetzelfde gedrag hoeft niet alleen samen te hangen met de toename van de leeftijd van het kind, maar kan ook gekoppeld zijn aan de ontwikkelingsop gaven waarvoor het kind zich gesteld ziet. 1.1.3 Een uniek individu met unieke ervaringen Zowel op het ontstaan als op het beloop van gedrag zijn altijd meerdere factoren van invloed (Cicchetti 2006; Sroufe et al. 2005). Vaak zijn de factoren die het ontstaan van gedrag beïnvloeden andere dan die wel ke later het gedrag in stand houden, en die kunnen op hun beurt weer verschillen van de factoren die het ge drag verergeren. Een hulpverlener die de ontwikkeling als uitgangspunt neemt, stelt zichzelf als taak om de verschillende invloeden tijdens een ontwikkelingspro ces in ogenschouw te nemen. De ontwikkeling van het kind, en daarmee zijn ge drag, wordt beïnvloed door zowel factoren uit de om geving van het kind als factoren van of voortkomend uit het kind zelf (zoals sekse, leeftijd, intelligentie en zelfbeeld). Omgevingsinvloeden kunnen we onder scheiden in invloeden van het gezin (de ouders en brusjes [broertjes en/of zusjes]); van school en leef tijdsgenoten; van verschillende media (televisie, mu ziek, film, games, internet) en invloeden van culturele en maatschappelijke normen en waarden. Het lijkt een
1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt Het benadrukken van dit ontwikkelingsaspect heeft nog andere implicaties. Afwijkend gedrag of een psy chische stoornis wordt niet als statisch gezien, niet als iets wat je hebt of niet hebt, maar als dynamisch: je kunt er soms last van hebben en vaak niet, soms een beetje last en dan juist weer heel veel. Dit betekent dat men ervan uitgaat dat de verschijningsvorm van afwijkend gedrag verandert gedurende de levensloop van een persoon (Essau & Petermann 1997a). In een eerder voorbeeld zagen we dat Monique gaat gillen en huilen als ze geplaagd wordt door twee klasgenootjes. Daarna gaat ze duimen en trekt ze zich terug in een hoek. Misschien verbaast de lezer zich over dit gedrag en vraagt hij zich af waarom ze zo extreem reageert. De verbazing zou echter nog groter zijn als een adoles cent van 16 jaar dit gedrag vertoont. Het dynamische gezichtspunt uit de ontwikkelingspsychopathologie houdt in dat gedrag dat in de ene levensfase ‘normaal’ en wenselijk kan zijn, in een andere levensfase als ab normaal en ongewenst gezien kan worden. We zetten, net als in de vorige zin, ‘normaal’ vaak tussen aanha lingstekens, omdat we het er met elkaar min of meer over eens zijn wat normaal is: gedrag dat volgens de Nederlandse normen, waarden en verwachtingen niet te veel afwijkt van het gemiddelde. Anders gezegd: ‘normaal’ is een tijd- en plaatsgebonden begrip. Dit wordt duidelijk als we kijken naar hoe in andere tijden en andere landen wordt gedacht over norma liteit dan hier en nu in Nederland. De volgende twee voorbeelden (uit de ‘westerse’ cultuur) illustreren dit. Het is normaal dat jonge kinderen door hun ouders ver zorgd worden. Hierbij hoort ook de hygiënische verzor ging, zoals wassen en douchen. Kinderen worden aan gespoord om zich te wassen en vinden het niet vreemd als hun ouders de badkamer binnenkomen om te kij ken hoe het gaat of om een handdoek aan te reiken. Dat verandert als kinderen in de puberteit komen. Een puber van 12 jaar – soms eerder, soms later – doet de deur van de badkamer op slot als hij gaat douchen. De schaamte heeft zich ingezet. En hoewel ze dit misschien lastig vinden, zullen de meeste ouders dit gedrag als normaal zien. Ze vinden het waarschijnlijk juist vreemd of afwijkend als een 16-jarige zijn ouder(s) wel zomaar de badkamer binnen laat. Later in de ontwikkeling, op volwassen leeftijd, geldt weer als normaal dat een gelief de de badkamer binnenkomt. Vanuit de psychopathologie leveren het ontstaan en het beloop van scheidingsangst (separatieangst; hoofdstuk 13) eveneens een mooi voorbeeld op (Boer 1998).
28
Made with FlippingBook Annual report