Iris Kamp, Janneke de Jong-Slagman en Peter van Duijvenboden - Jeugdliteratuur en didactiek

u i t g e v e r ij

c

c o u t i n h o

Jeugdliteratuur en didactiek

Lees!

Ik vond mijn thuis een tijd bij Hasses bende Was aan Alaska sinds zin één gehecht Ik likete vlogs van Britt die niet bekende Ik snapte Nathans wrede daden slecht Maar snikte toen de rugzak werd gevonden De twijfel leeft nog steeds, viel Jan wel echt? Ik zwierf dik duizend pagina’s door Londen Ontmaskerde oom Ben, kwam in verzet Was door de bloedband met Ooba verbonden Ik móést wel vluchten met de amulet Met Brahim streed ik tegen onze neven En vaak lag ik naast Oliver op bed

Zo blijf ik eindeloos veel levens leven En eindeloos veel levenslessen geven

Quirien van Haelen

Jeugdliteratuur en didactiek Handboek voor vo en mbo

Iris Kamp Janneke de Jong-Slagman Peter van Duijvenboden (auteurs en eindredactie)

Susan Beckers Bart Bijl Frits Criens Yvette Jansen Marijke Potters Aalt Prins Margriet Smits (co-auteurs)

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2019

www.coutinho.nl/jeugdliteratuur-didactiek Bij dit boek hoort een website met verwijzingen naar bronnen met aanvullende in formatie en links.

© 2019 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek tronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zon der voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toe gestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (www.reprorecht. nl). Voor de readerregeling kan men zich wenden tot Stichting UvO (Uitgeversorgani satie voor Onderwijslicenties, www.stichting-uvo.nl). Voor het gebruik van auteurs rechtelijk beschermd materiaal in knipselkranten dient men contact op te nemen met Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, www. stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Merel Brouns, Utrecht

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. De personen op de foto’s komen niet in de tekst voor en hebben geen relatie met hetgeen in de tekst wordt beschreven, tenzij het anders vermeld is.

ISBN 978 90 469 0685 9 NUR 842

Voorwoord

In ‘Het beslissende boek’ (1984) schrijft Kees Fens, die als een van de wei nige literatuurcritici zowel jeugdliteratuur als boeken voor volwassenen re censeerde, over vier perioden in het leven van lezers. Vooral over de tweede fase is hij, zacht uitgedrukt, weinig enthousiast: Over de tweede periode die ik tussen het twaalfde en het vijftiende à zestiende jaar situeer kunnen we zeer kort zijn. Er valt niets over te zeggen, omdat er niets in gebeurt. Dat is een groot probleem voor alle opvoeders. Men verklaart dat door er op te wijzen dat er bepaalde soorten boeken ontbreken. Dat geloof ik niet; ik denk dat het andere oorzaken heeft, maar ik laat me daar niet over uit. In ieder geval, de jeugdboeken blijven gesloten in de kast staan. (Fens, 1984, p. 24) Jongeren in de leeftijd van 12 tot 16 jaar zijn volgens Fens moeilijk te be wegen tot lezen. Het is een periode waarin ze andere dingen aan hun hoofd hebben. Dat was in 1984 zo en dat is nu nog steeds het geval. Terwijl van de 7- tot 9-jarige kinderen 61 procent elke dag nog een boek leest in de vrije tijd, is dat bij de 16- en 17-jarigen gedaald naar 10 procent (Witte & Van Nood, 2014). Aan het aanbod lag het in 1984 niet en dat is vandaag de dag ook zeker niet het geval. Er verschijnen prachtige boeken met spannen de, goed geschreven verhalen met personages die volop mogelijkheden tot identificatie bieden. Aan goede intenties van ouders, leerkrachten en andere bemiddelaars is evenmin gebrek, getuige de vele inspirerende leesbevorde ringscampagnes van de afgelopen jaren. Iedereen is ervan overtuigd dat lezen belangrijk is, juist ook voor jon geren in een fase waarin ze zich in versneld tempo fysiek, emotioneel en cognitief ontwikkelen. Onderzoek laat zien dat het lezen van boeken aan al die ontwikkelingen een belangrijke positieve bijdrage kan leveren (zie bij voorbeeld Leesmonitor – Het Magazine, 2017). Leraren in het voortgezet onderwijs zien het dan ook als hun taak een bijdrage te leveren aan het be vorderen van het leesplezier en de leesbereidheid van hun leerlingen. De praktijk is echter weerbarstig. De klassen zijn groot en veelkleurig en de li-

teraire competentie van de leerlingen vertoont een waaier van niveaus. Do centen willen inspireren, activeren, verdiepen en begeleiden, maar moeten dat meestal voor een groot deel doen vanuit de eigen leeservaringen in de jeugd of vanuit de boekenkennis die ze in de opvoeding van hun eigen kin deren hebben opgedaan, omdat er in hun opleiding niet altijd genoeg struc turele aandacht voor jeugdliteratuur was. Daardoor ontbreekt het hun vaak aan voldoende inzicht in de leesontwikkeling van kinderen en jongeren, het hedendaagse boekenaanbod en bruikbare werkvormen om het literatuur onderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs vorm te geven. Dit nieuwe handboek is een onmisbare handleiding voor structureel lees- en jeugdliteratuuronderwijs in de onderbouw van het voortgezet on derwijs en het mbo. Het boek is ontstaan in de praktijk. Bevlogen en des kundige docenten van verschillende lerarenopleidingen hebben de handen ineengeslagen om het lezen van jeugdliteratuur met dit rijke handboek goed op de kaart te zetten. Op basis van onderzoek naar de geschiedenis van de jeugdliteratuur, de jeugdliteratuurkritiek en de leesontwikkeling van jonge ren geeft het boek vele interessante en stimulerende voorbeelden van lessen, opdrachten en toetsvormen. Enthousiaste leraren die het belang van lezen onderstrepen, kunnen met dit handboek de uitdaging aangaan om na al die jaren het ongelijk van Fens te bewijzen. Het boek biedt de kennis van en het inzicht in (de didactiek van) de jeugdliteratuur die nodig is om ervoor te zorgen dat de periode tussen 12 en 16 jaar er een wordt waarin jongeren met veel plezier jeugdboeken lezen!

Cor Geljon, literatuurdidacticus Helma van Lierop-Debrauwer, jeugdliteratuurwetenschapper

Inhoud

Inleiding

11

DEEL 1 Jeugdliteratuur

1

Wat is jeugdliteratuur?

17

1.1 Inleiding

18 18 22 24 25 28 30 32 32 33 34 34 35 36 40 41 42 44 46 48 49 52 39

1.2 Wat verstaan we onder literatuur? 1.3 Wat verstaan we onder jeugd literatuur?

1.4 Het onderscheid tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur

1.5 Het literair gehalte van jeugdliteratuur

1.6 De verschillen tussen proza (fictie en non-fictie) en poëzie 1.7 De schrijversintentie en de functies van literatuur

1.7.1 De functie ontspanning 1.7.2 De functie informatie 1.7.3 De functie emotie 1.7.4 De functie zingeving 1.7.5 De functie creativiteit 1.7.6 De functie esthetiek 1.7.7 De functie taalontwikkeling

2

Jeugdliteratuur door de eeuwen heen

2.1 Inleiding

2.2 Jeugdliteratuur en kindbeelden

2.2.1 Lang geleden

2.2.2 Een verlicht kindbeeld 2.2.3 Een romantisch kindbeeld 2.2.4 Een burgerlijk kindbeeld

2.2.5 De verzuiling

2.2.6 Nieuwe kindbeelden?

2.2.7 De tweede helft van de twintigste eeuw

56 62 69 73 76 78 80 81 85 88

2.2.8 De eenentwintigste eeuw

2.3 Klassiekers

2.3.1 Adaptatiestrategieën

2.3.2 De verschillende gedaanten van een boek 2.3.3 Nieuwe manieren van bewerken

2.4 Genres

2.4.1 Fantasieliteratuur 2.4.2 Realistische verhalen 2.4.3 Manieren van indelen

3

Jeugdliteratuur waarderen

91

3.1 Inleiding

92 92

3.2 De leesontwikkeling

3.3 Leeshoudingen en lezerstypen 3.4 Bemiddelen en waarderen

102 103 105 107 117 118 122

3.4.1 Uitgevers 3.4.2 Recensenten

3.4.3 Klassieke en nieuwe media 3.4.4 Vakjury’s en publieksjury’s

3.5 De polysysteemtheorie

DEEL 2 Didactiek

4

Het belang van leesbevordering

129

4.1 Inleiding

130 130 132 133 140 142 144

4.2 Leesbevordering

4.2.1 Leesbevordering en lees- en taalvaardigheid 4.2.2 Leesbevordering en literaire competentie 4.4 De doorgaande leeslijn in kerndoelen, eindtermen en referentieniveaus 4.6 Fictie in de kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands 4.3 Het belang van een doorgaande leeslijn 4.5 Leesbevordering in het mbo

146

5

De Leescyclus

149

5.1 Inleiding 150 5.2 Didactiek voor stimulerend jeugdliteratuuronderwijs: De Leescyclus 150 5.2.1 Inspireren 154 5.2.2 Kiezen 160 5.2.3 Lezen 166 5.2.4 Verdiepen 174

6

Literaire competentie en lesactiviteiten

179

6.1 Inleiding

180 180 181 181 190 194 199

6.2 Typen literatuurdocent

6.3 Lesactiviteiten

6.3.1 Mondelinge activiteiten 6.3.2 Schriftelijke activiteiten 6.3.3 Creatieve activiteiten 6.3.4 Theorieverwerkingsactiviteiten

7

Het vak jeugdliteratuur toetsen

207

7.1 Inleiding

208 208 209 212 213

7.2 Overwegingen om wel of niet te toetsen

7.3 Formatieve evaluatie 7.4 Summatieve toetsing

7.5 Aandachtspunten voor toetsing

8

Lessuggesties

221

8.1 Inleiding

222 222 227 256 256 258 261

8.2 Vertel eens van Aidan Chambers 8.3 Tien voorbeeldlessen volgens De Leescyclus

8.4 Lessuggesties

8.4.1 Inspiratiefase 8.4.2 Keuzefase 8.4.3 Verdiepingsfase

Jeugdliteratuur en andere fictiewerken

267

Lijst met websites

275

Literatuurlijst

279

Illustratieverantwoording

289

Begrippenlijst

295

Over de auteurs

301

Inleiding

Het was lief van Dylan dat hij zei dat ik alle boeken uit heb en eigenlijk heeft hij nog gelijk ook. Er zijn miljoenen boeken die ik niet gelezen heb, maar ik denk niet dat er iets in staat wat ik nog niet weet. Alle goede boeken heb ik uit. Een goed boek kan alleen maar geschreven zijn door de schrijver die het heeft geschreven. Dat niemand anders in de wereld het kan schrijven, bedoel ik, op die manier en met die gedachten. In een goed boek blader je terug, omdat je de mooie zinnen van een schrijver nog een keer wilt lezen. Of om een belangrijke gedachte te herkauwen. En dan heb je ook nog slechte boeken en dat zijn boeken die iedereen zou kunnen schrijven, en vaak nog een stuk beter ook, als iedereen daar zin in zou hebben. Zelfs ik zou het kunnen. En beter. Door een slecht boek ga je met een rotgang heen. Omdat je alleen maar wilt weten hoe het afloopt of hoopt dat het gauw afgelopen is. Over zo’n boek hoef je niet na te denken, niet voor je eraan begint, niet als je het leest en niet als je het uit hebt. (Kuyper, 2018, pp. 45-46) In het voorgaande fragment is Sallie Mo aan het woord, de hoofdpersoon uit Sjoerd Kuypers roman Bizar . Voor Sallie Mo zijn boeken van levensbe lang. Ze verrijken haar leven, ze geniet van lezen en leert nadenken over wat ze leest. Helaas geldt dit niet voor alle jongeren. Veel leerlingen vinden lezen saai en het schoolvak Nederlands ook. Nederlands heeft een slechte reputatie. Dat is geen wonder, want op veel scholen is het vak in de loop der jaren uitgekleed. Met het accent op zakelijke onderdelen als spelling en grammatica ligt de nadruk op de vorm en niet op de inhoud. Nederlands lijkt er vooral op gericht de andere vakken te ondersteunen en is verworden tot een vaardighedenvak. Het is hoog tijd de negatieve tendens om te buigen en met bevlogenheid en kennis van zaken het vak Nederlands nieuw leven in te blazen. Aandacht voor de inhoud van het vak Nederlands betekent aandacht voor jeugdlite ratuur. Onderwijs in jeugdliteratuur heeft de potentie een feest te zijn, te inspireren, te vormen en uit te dagen. Hogeschooldocent Wenckje Jongstra benadrukt het niet te onderschat ten belang van jeugdliteratuur als volgt:

11

Jeugdliteratuur en didactiek

We weten steeds beter wat de immense kracht is van de geletter de omgeving op de vorming van een kind: empathisch vermogen, kritisch vermogen, identiteitsvorming, concentratie, verstilling, wereldwijsheid, taalvermogen en woordenschat. Vaardig zijn in le zen is niet alleen kwalificerend, maar belezenheid en het delen van leeservaringen leiden tot socialisering en tot persoonsvorming. Het is mijns inziens het cement van synergetisch leren. Dat vraagt wel van leraren en van scholen een leescultuur. (Jongstra, 2016, p. 24) Kort samengevat komt het erop neer dat de auteurs van dit boek persoonlij ke en sociale vorming willen stimuleren door jeugdliteratuur een belangrij ke positie te geven binnen het vak Nederlands. Nederlands kan weer betekenisvol worden als het gevuld wordt met bij zondere verhalen van eigenzinnige schrijvers, rijke teksten, humoristische gedichten en mooie romans. Dat alles gericht op de vorming van leerlingen. Nancie Atwell (winnares van de 2015 Global Teacher Prize) wist het wel: ‘Stories are the teacher’s superhero-power’ (Atwell, 2015). Gelukkig zien we dat in het schoolvak Nederlands van de (nabije) toe komst verhalen en rijke teksten een grote plaats krijgen. De ontwikkelingen binnen Curriculum.nu laten zien dat samenhang en leesplezier belangrijke thema’s zijn. Dit boek sluit aan bij deze ontwikkelingen. Het geeft antwoord op de prangende vraag hoe je kinderen en jongeren aan het lezen kunt krij gen, en het wil laten zien hoe veelzijdig jeugdliteratuuronderwijs kan zijn en wat de kracht ervan is, zowel in het voortgezet onderwijs als in het mbo. Bijna alle auteurs van dit boek zijn docent aan een lerarenopleiding Ne derlands en staan onderwijs voor waarin literatuur een belangrijke plaats inneemt. Zij misten een handboek dat toegesneden is op het tweedegraads gebied: bestaande wetenschappelijke handboeken over jeugdliteratuur heb ben geen aandacht voor de onderwijspraktijk, zoals in het hbo noodzakelijk is, terwijl jeugdliteratuurboeken voor de pabo vanwege de beoogde leef tijdsgroep ongeschikt zijn. Dit boek moet in die leemte voorzien. Het heeft een beknopte theoretische basis en een adequaat praktijkdeel om docenten in het hbo en het hele tweedegraadsgebied te inspireren en te ondersteunen.

12

Inleiding

Leeswijzer Jeugdliteratuur en didactiek bestaat uit twee delen: een theoretisch deel en een deel dat zich richt op de praktijk. Deel 1, ‘Jeugdliteratuur’, bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofd stuk, ‘Wat is jeugdliteratuur?’, maak je kennis met basisbegrippen en -uit gangspunten die je nodig hebt om de stof goed te kunnen begrijpen. Hoofdstuk 2, ‘Jeugdliteratuur door de eeuwen heen’, behandelt in grote lijnen de geschiedenis van de jeugdliteratuur in Nederland. Opvoedings idealen en kindbeelden oefenen invloed uit op jeugdboeken en veranderen in de loop van de tijd. Het is goed om je daarvan bewust te zijn en kritisch te kijken naar overtuigingen van auteurs en opvattingen van bewerkers van verhalen. Komen die overeen met jouw overtuigingen, of juist niet? In hoofdstuk 3, ‘Jeugdliteratuur waarderen’, gaat het over de leesontwik keling van kinderen. Wat waarderen ze in welke fase? Bemiddelaars – on der wie docenten – spelen een grote rol in de receptie van jeugdliteratuur. Waarop baseren zij zich als zij een boek kiezen? Lezen zij recensies, hechten zij waarde aan prijzen en bekroningen? Op grond waarvan besluiten zij een boek al dan niet aan jongeren aan te bieden? Deel 2, ‘Didactiek’, gaat over de praktijk van het onderwijs en bevat vijf hoofdstukken. Je kunt als docent een enthousiaste lezer zijn, maar hoe krijg je je leerlingen zo ver dat zij ook van een boek gaan genieten? Gerrit Komrij zei eens: ‘Van alle redenen om een boek te lezen is plezier wel het meest in ongenade geraakt’ (Komrij, 1986, p. 19). Dat is ernstig. Het praktijkdeel gaat uit van leesplezier en stelt de leerling centraal. Hoofdstuk 4, ‘Het belang van leesbevordering’, gaat over de doorgaan de leeslijn die ervoor zorgt dat leesbevordering en literatuureducatie een structurele plek krijgen in het onderwijsprogramma. Ook komen formele kwesties zoals referentieniveaus, eindtermen en de landelijke kennisbasis voor de leraar-in-opleiding aan de orde. Hoofdstuk 5, ‘De Leescyclus’, is de kern van het praktijkdeel. De Lees cyclus is een didactische aanpak die uitgaat van leesplezier, maatwerk en ervaringsgerichte didactiek. De cyclus kent vier fasen die achtereenvolgens uitgebreid besproken en toegelicht worden. Daarna leer je in hoofdstuk 6, ‘Literaire competentieontwikkeling en lesactiviteiten’, waarom mondelinge, schriftelijke, creatieve en theoriever werkingsopdrachten belangrijk zijn voor het ondersteunen en bevorderen van de literaire competentie. Ook komt aan de orde dat jeugdliteratuur heel geschikt is voor vakoverstijgend onderwijs. Je maakt kennis met recente di-

13

Jeugdliteratuur en didactiek

dactische inzichten, maar vraagt je ook af wat voor type literatuurdocent jij bent. Hoofdstuk 7, ‘Het vak jeugdliteratuur toetsen’, gaat over een relevante kwestie. Leesplezier hebben we hoog in het vaandel, maar past toetsen daar wel bij? De voor- en nadelen komen aan de orde, evenals het samenstellen van een goede toets. Het slothoofdstuk heeft de niet mis te verstane titel ‘Lessuggesties’. Hoofdstuk 8 is daarmee het meest praktische van dit boek. De didactiek van Aidan Chambers komt aan de orde; je gaat met je leerlingen in gesprek over literaire teksten en krijgt vervolgens een schat aan lesideeën om je door te laten inspireren. Alle lessuggesties passen bij een fase van De Leescyclus en zijn geschikt voor het hele tweedegraadsgebied. In de 303 pagina’s van dit boek krijg je handvatten om zelf een lezen de leraar te worden (als je dat nog niet bent) en van leerlingen lezers zoals Sallie Mo te maken. Jij als docent Nederlands bent immers een rolmodel en je kunt de kracht van jeugdliteratuur alleen ten volle in je onderwijspraktijk benutten als je zelf ook leest. Zoals Aidan Chambers zegt: Readers are made by readers. Website Op www.coutinho.nl/jeugdliteratuur-didactiek vind je verwijzingen naar bronnen met aanvullende informatie. Deze bronnen kunnen je helpen je onderwijspraktijk nog beter vorm en inhoud te geven. Ook vind je op de website handige links.

14

Deel 1 jeugdliteratuur

Kinder- en jeugdliteratuur is bepalend voor ons hele bestaan. Geef haar dan ook de ruimte. Bart Moeyaert (2019)

Heb je nooit hele middagen met rode oren en verwarde haren over een boek gebogen gezeten, lezend, lezend en de wereld om je heen verge tend, zodat je niet meer merkte dat je honger kreeg of het koud had - Heb je nooit heimelijk bij het schijnsel van een zaklantaarn onder de dekens gelezen, omdat je vader of moeder, of misschien iemand anders die zich bezorgd maakte, goedbedoeld het licht had uitgedaan, rede nerend dat je nu moest gaan slapen omdat je immers morgen weer zo vroeg uit de veren moest - Heb je nooit openlijk of in het verborgen bittere tranen vergoten omdat een prachtig verhaal was afgelopen en je afscheid moest nemen van figuren met wie je zoveel avonturen had beleefd, van wie je hield en die je bewonderde, voor wie je bang was geweest en voor wie je gebeden had en zonder wier gezelschap het le ven leeg en zinloos voorkwam - (Ende, 1999, p. 10-11)

Hoofdstuk 1

Wat is jeugdliteratuur?

Na het lezen van dit hoofdstuk ■■ ken je de begrippen literatuur en jeugdliteratuur en de ver wante begrippen kinderliteratuur, fictie, (literaire) non-fictie, proza, poëzie en lectuur; ■■ ken je de begrippen adolescentenliteratuur, youngadult literatuur en cross-overliteratuur en de verschillen daartussen; ■■ heb je inzicht in de (on)mogelijkheid om exacte grenzen aan te geven tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur, tussen lectuur en literatuur, tussen literaire fictie en literaire non-fictie;

■■ weet je dat literaire kwaliteit wordt toegekend; ■■ kun je de functies van (jeugd)literatuur benoemen.

1  Wat is jeugdliteratuur?

1.1

Inleiding

Dit boek gaat over jeugdliteratuur. Maar wat verstaan we daar eigenlijk on der? Er zijn veel begrippen die verwant zijn aan jeugdliteratuur. Denk bij voorbeeld aan literatuur, lectuur, fictie, non-fictie, proza en poëzie. Als we de term jeugdliteratuur scherp willen krijgen, helpt het als we het bredere ‘landschap’ in kaart brengen. Dit hoofdstuk begint met de literaire termino logie. Die heb je nodig om dit boek goed te kunnen lezen. Daarnaast besteden we aandacht aan de afbakening van jeugd literatuur. Het hanteren van leeftijdsgrenzen blijkt niet zo eenvoudig. Valt kinderliteratuur bijvoorbeeld onder jeugdliteratuur? En wanneer behoort een boek tot de volwassenenliteratuur? Het is evenmin gemakkelijk om exact vast te stellen wat jeugd literatuur is. Dat heeft in veel gevallen te maken met arbitraire en subjectieve criteria, die samenhangen met smaak en waardering. Krijgt jeugdliteratuur wel de zelfde waardering als literatuur voor volwassenen? Tot slot besteden we in dit hoofdstuk ook aandacht aan het nut van jeugdliteratuur. Twee aspecten zijn daarbij van belang: de schrijversinten tie – welke bedoeling heeft de schrijver met het boek? – en de functie van (jeugd)literatuur. Dat laatste gaat over het mogelijke effect dat een boek op een lezer heeft. De vraag ‘Wat is literatuur ?’ is niet eenvoudig te beantwoorden. Er bestaan verschillende omschrijvingen, de ene wat strikter geformuleerd dan de an dere, maar ze zijn nogal arbitrair en subjectief. Dat heeft veel te maken met persoonlijke opvattingen over smaak en de waarde die lezers aan literatuur hechten. Dat het over geschreven teksten gaat, is duidelijk. Films, theater en muziek behoren dus niet tot de literatuur, al kunnen die kunstvormen er wel aan gerelateerd zijn: een film kan eerst als boek zijn uitgebracht, poëzie kan in het theater voorgedragen worden, en toneelstukken moeten geschreven zijn voor ze kunnen worden opgevoerd. Behalve het kenmerk ‘geschreven’ mag je van literatuur ook verwachten dat ze als kunstvorm bedoeld is. De literair kunstenaar maakt keuzes in zijn taal – woorden, zinnen, stijl, beeldspraak, ritme, klank – om zijn bezieling op de lezer over te brengen. Daarmee onderscheidt de literatuur zich van geschreven teksten die primair als informatiebron bedoeld zijn: de meeste krantenartikelen, verslagen, beleidsnota’s, scripties enzovoorts. Dergelijke Wat verstaan we onder literatuur?

1.2

18

1.2 Wat verstaan we onder literatuur?

zakelijke teksten ( non-fictie ) zijn – als ze goed geschreven zijn – maar voor één uitleg vatbaar en geven zo helder en zakelijk als maar mogelijk is de fei ten weer of een transparante interpretatie daarvan. Daarmee ben je bij het derde kenmerk van literatuur aanbeland: ze heeft een fictioneel karakter. Fictionele teksten vertellen een verhaal, niet per se feitelijke waarheden, en bieden juist bij voorkeur meer dan één interpreta tie. Een literaire tekst roept vragen en emoties op en zet lezers aan tot den ken. Literatuur hoeft niet het hele verhaal te vertellen: ze kan stukken onbe schreven laten en het aan de lezer overlaten om deze ‘open plekken’ zelf in te vullen. Literatuur hoeft ook niet per definitie een verhaal te zijn. Niet alleen proza, maar ook poëzie maakt deel uit van de literatuur. Schijnbaar in te genspraak met wat we hiervoor beweerden, rekenen we bepaalde non-fictie wel tot de literatuur: de literaire non-fictie . Dan heeft een tekst weliswaar de feitelijkheid van non-fictie, maar zijn literaire middelen zodanig ingezet en klinkt in de tekst zo duidelijk de stem van de auteur door dat de tekst toch tot literatuur gerekend wordt. Hiermee lijkt het begrip literatuur duidelijk begrensd, maar zo eendui dig is het niet. Niet alle fictie beschouwen we als Literatuur met een hoofd letter L. Vanouds maakt men het onderscheid tussen lectuur en literatuur. De voorgaande verzuchting is niet ongebruikelijk. Bij veel mensen bestaat het idee dat literatuur moeilijk is en dus niet leuk om te lezen. Een boek dat wél leuk is om te lezen, zal dan wel geen literatuur zijn. Maar wat is zo’n boek dan wel? Zoek op internet met de vraag ‘Wat is literatuur?’ en je krijgt een stortvloed aan antwoorden, van het vrij ongenuanceerde ‘Dat is ook maar een mening’ tot de opvatting dat een tekst pas literatuur is als deze reflectie biedt op menselijk handelen. Maar zelfs dat schiet niet op, want je kunt bij Donald Duck misschien ook wel reflecteren op diens ‘menselijk’ handelen. In de bovenbouw van havo en vwo leren leerlingen dat literatuur een ‘diepe re laag’ moet hebben, met als verdere kenmerken originaliteit, complexiteit, onvoorspelbaarheid, een bijzondere stijl en de mogelijkheid om verschillen de betekenissen aan de tekst toe te kennen. Teksten zonder die kenmerken zouden dan lectuur genoemd kunnen worden (Frank, 2018). Die boeken van Nicci French! Zo spannend! Die lees ik achter elkaar uit. Maar het zal wel geen literatuur wezen …

DEEL 1

Jeugdliteratuur

19

1  Wat is jeugdliteratuur?

In het algemeen hanteert men het begrip penpaar lectuur-literatuur, waarbij lectuur staat voor fictionele teksten die je vrij vlot leest en die geen ander effect hebben dan enige tijd plezierige ontspanning. Daar is natuurlijk helemaal niets mis mee. Door dit onderscheid lijkt het echter alsof literatuur een hogere status heeft dan lectuur. Lec tuur zou dan minderwaardig zijn, evenals de lezers ervan. Omdat tussen lectuur en literatuur geen scherpe grens is te trekken, is dat geen houdbaar argument. Je kunt al leen maar vaststellen dat het ene boek meer eigenschappen heeft die men vanouds als literair beschouwt dan het andere. Hierna bespreken we een aantal van deze literaire criteria. Een belangrijk criterium dat als onderscheid gebruikt wordt, is de mate van originaliteit

of juist het ontbreken daarvan. Waar deel 1 uit de Hoe overleef ik …? -serie origineel was, is het verrassende na deel 14 er zo langzamerhand wel af. Misschien ken je ook nog wel oude jeugdtitels als De Vijf (24 delen), Pinkel tje (29), Arendsoog (64), Kippenvel (meer dan 40 delen). Of modernere titels die even populair zijn om grotendeels dezelfde redenen: Het leven van een loser (17 delen en nog steeds groeiend), Dagboek van een muts (12 en ook nog doorgroeiend), of De Grijze Jager (meer dan 15). Opvallend is dat deze boeken vaak met veel plezier gelezen worden. Waar originaliteit ontbreekt, ligt voorspelbaarheid op de loer. Dat kunnen de personages zijn, maar ook het verhaalverloop, de handelingen, het gebruik van tijd en ruimte en de afronding kunnen in meer of mindere mate voorspelbaar zijn. Hoe minder voorspelbaar, hoe meer literair. Je moet hierbij wel bedenken dat voor jonge en onervaren lezers alles origineel is. Pas als je meer leeservaring hebt, ga je het gebrek aan originaliteit als storend ervaren. Een tweede criterium dat je kunt hanteren bij de literaire waardering van een tekst is vrij technisch. Het is de beoordeling van het vakmanschap van een auteur . In een goed geschreven roman hangt alles met elkaar samen. Er zijn geen losse draadjes: geen handelingen die begonnen zijn, en die geen ander doel lijken te hebben dan de lezer nog even bezig te houden. Als je op bladzijde 10 leest over een moeilijk lopende man met een vals uitzien de hond, dan moet verderop in het boek blijken dat die man een zekere rol

20

1.2 Wat verstaan we onder literatuur?

speelt in het verhaal, anders is zoiets een zinloos draadje. Willem Frederik Hermans heeft ooit gezegd dat er ‘bij wijze van spreken geen mus van het dak valt, zonder dat het een gevolg heeft en waarin dit alleen geen gevolg mag hebben, wanneer het de bedoeling van de auteur geweest is, te beto gen dát het in zijn wereld geen gevolg heeft als er mussen van daken vallen’ (Hermans, 1979, p. 108). In literatuur moet, kortom, alles met elkaar samen hangen. Wat je bij lectuur ook nog weleens aantreft, is dat de schrijver eigenlijk niet goed weet hoe hij alle gebeurtenissen uit zijn verhaal tot een goed einde moet brengen. In de extreemste oplossing blijken alle gebeurtenissen dan een droom geweest te zijn, maar ook wil de schrijver het toeval nogal eens te hulp roepen en dat kan op (toch wel weer) vele manieren: een autoriteit grijpt in, een vermeende vijand blijkt toch opeens het beste voor te hebben met het hoofdpersonage, enzovoorts. De onervaren lezer zal dit niet zo sto ren, maar zodra hij wat meer ervaring krijgt, begint de waardering voor dit soort verhalen af te nemen, omdat ze ongeloofwaardig overkomen. Daar mee kom je bij het derde criterium: de interne logica van een verhaal en de daaruit voortvloeiende geloofwaardigheid . De interne logica laat zich het best illustreren aan de hand van een voor beeld. Niemand kijkt ervan op dat Harry Potter blijkt te kunnen toveren. Binnen het verhaal is dat geloofwaardig, al weet je ook wel dat het in de echte wereld niet kan. In Spijt! van Carry Slee (1996) zou het heel handig

DEEL 1

Jeugdliteratuur

zijn geweest voor het slachtoffer als hij een effectieve toverspreuk op zijn pestkop had kunnen loslaten, maar dát zou je als lezer niet pikken. In een realistisch verhaal is dat strijdig met de interne logica en dus onge loofwaardig. Als je die lijn doortrekt, zijn er nog wel meer gebeurtenissen in boeken die ongeloofwaardig kunnen zijn. In een realis tisch boek zul je het misschien ook onge loofwaardig vinden als een verlegen meisje ineens een heldin blijkt te zijn, of als een notoire pestkop plotsklaps in een vriende lijke klasgenoot verandert. In hoeverre jou zo’n plotselinge karakterverandering stoort of ongeloofwaardig voorkomt, is subjectief en hangt af van je eigen lees- en levens ervaring.

21

1  Wat is jeugdliteratuur?

De gelaagdheid en de open plekken in een verhaal worden zoals gezegd ook geregeld genoemd als kenmerken van literatuur. Open plekken zijn vragen die een verhaal oproept, maar die de tekst zelf niet luid en duidelijk voor je beantwoordt. Dat biedt dus ruimte voor je eigen interpretatie. Gelaagdheid betekent dat er onder ‘het verhaal’ nog een ánder verhaal schuilgaat, een diepere betekenis, die je pas doorkrijgt als je geleerd hebt op signalen te let ten, bijvoorbeeld literaire motieven. Er bestaat niet één spijkerhard criterium voor het bepalen van het li terair gehalte van een boek of een gedicht. Het is een kwestie van meer of minder. Wat men literair vindt, is niet in beton gegoten. Bovendien heeft elke tijd zijn eigen voorkeuren en opvattingen. Een negentiende-eeuwer hanteerde andere criteria dan de twintigste-eeuwer, en ook de huidige ge neraties zullen hun eigen opvattingen in de schoolboeken laten opnemen. In hoofdstuk 2 en 3 wordt hier verder op ingegaan. Volgens hoogleraar literatuurwetenschappen Rita Ghesquière (1947-2018), autoriteit op het terrein van de jeugdliteratuur, omvat het begrip jeugdlitera tuur ‘kleurrijke prentenboeken tot en met vuistdikke adolescentenromans’ (Ghesquière, Joosen & Van Lierop-Debrauwer, 2014, p. 11). Maar zij maakt ook onderscheid tussen kinder- en jeugdliteratuur en legt de grens tussen beide doelgroepen bij ongeveer 12 jaar. De openbare bibliotheek maakt het je ogenschijnlijk gemakkelijker. Zij verdeelt het boekenaanbod ‘jeugdlitera tuur’ over vijf leeftijdscategorieën: 0 tot 6 jaar, 6 tot 9 jaar, 9 tot 12 jaar, 12 tot 15 jaar en ten slotte 15 tot 18 jaar, op de rug van het boek respectievelijk aangeduid met de letters AA, A, B, C en D. Bij 18 jaar houdt het dus op. Dat lijkt eenvoudig en overzichtelijk, maar meteen rijst wel de vraag wat die ca tegorieën dan kenmerkt. Zijn het harde grenzen? Is de wettelijke leeftijds grens van 18 jaar voor volwassenheid dan werkelijk ook de eindstreep voor jeugdboeken? Het blijkt iets gecompliceerder te liggen. Zo zijn er nog meer termen voor kinder- en jeugdliteratuur in omloop: ook adolescentenliteratuur, young adult en cross-over kun je tegenkomen. Niet alleen in de vakliteratuur, maar ook in de boekhandel, de bibliotheek of in reclame-uitingen. Die termen worden bovendien niet altijd even conse quent gebruikt, dus moet je je in alle secundaire literatuur hierover steeds afvragen welke betekenissen de schrijvers hanteren. Young adult wordt bij voorbeeld graag gebruikt in de marketing van bepaalde boeken en lijkt dan Wat verstaan we onder jeugd literatuur?

1.3

22

1.3 Wat verstaan we onder jeugd literatuur?

synoniem met adolescentenliteratuur. Maar dat gaat niet helemaal op, zoals verderop in deze paragraaf wordt uitgelegd. In beginsel kun je stellen dat jeugdliteratuur álle literatuur omvat die onder scheiden wordt van volwassenenliteratuur. Het is dus in eerste instantie een overkoepelend begrip voor literatuur voor 0 tot 18 jaar. Zoals eerder gesteld reserveert Ghesquière daarnaast een specifiekere indeling, namelijk in kin derliteratuur tot 12 jaar en jeugdliteratuur van 12 tot 15 jaar. Leeftijdsinde lingen blijven natuurlijk arbitrair, maar op 12-jarige leeftijd komen kinderen ongeveer in hun puberteit en gaan ze in Nederland naar het voortgezet on derwijs. In dit boek ligt het accent op de boeken die voor 12 jaar en ouder zijn geschreven, maar je komt ook boektitels tegen die mogelijk eveneens door basisschoolkinderen worden gelezen. Vergeleken met kinderliteratuur is jeugdliteratuur dus bedoeld voor jonge ren van 12 jaar en ouder. Daarnaast valt er nog onderscheid te maken tussen de al eerdergenoemde begrippen adolescenten- , youngadult- en cross-over literatuur . Dat kan verwarrend zijn. De term adolescenten heeft in het An gelsaksische taalgebied een andere betekenis dan in het Nederlands. In het Engels gebruik je de term adolescents voor alle jongeren vanaf 12 jaar, maar in Nederland maken we onderscheid tussen pubers (12-15 jaar, het C-etiket van de bibliotheek) en adolescenten (16-18 jaar, het D-etiket). In het Ne derlandse taalgebied gebruikt men de term adolescentenliteratuur dan ook vooral voor de lezers van 15 tot 18 jaar. Wat adolescenten- (én youngadult-, én cross-over)literatuur onderscheidt van kinderliteratuur, is niet alleen de grotere complexiteit van de romans, maar ook de verschuiving van de thema’s. Adolescenten raken meer en meer geïnteresseerd in de wereld van volwassenen waartoe zij ook zelf gaan behoren. In deze periode van hun leven maken ze grote lichamelijke, maar ook psychische en sociale ontwikkelingen door. Ze veranderen en stellen zich de vragen die bij deze levensfase horen: wie ze zijn, waar ze bij horen. Het is logisch dat adolescenten dan ook boeken willen lezen die mogelijk een antwoord geven op deze vragen. Helma van Lierop heeft adolescen tenliteratuur ook wel getypeerd als de literatuur die de innerlijke groei naar volwassenheid thematiseert (Van Lierop-Debrauwer & Bastiaansen-Harks, 2005, p. 47). Daarnaast speelt in de adolescentenroman de literaire vorm een grotere rol. Auteurs maken gebruik van literaire middelen, zoals stijl, structuur en gelaagdheid. Daarmee vormen deze boeken een brug (cross over) tussen jeugdromans en volwassenenromans.

DEEL 1

Jeugdliteratuur

23

1  Wat is jeugdliteratuur?

Die literaire middelen zijn in een youngadultroman niet noodzakelijk aan wezig. Young adult is een Engelse term die volgens de Oxford Dictionary staat voor ‘a person in their teens or early twenties’. Je zou dus kunnen zeg gen dat young adult de categorie tussen 12 en 18 omvat, plus nog wat ouder. Dat is ook wat boekhandels en bibliotheken eronder verstaan: young adult is in feite een vergaarbak van jongerenboeken die zij als een marketinginstru ment inzetten om het aanbod zichtbaar te maken. Het cross-overeffect van de adolescentenliteratuur, de brugfunctie tussen jeugd- en volwassenenlite ratuur, ontbreekt dus bij young adult. Meer over cross-overliteratuur vind je in hoofdstuk 2. Een heldere grens tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur is las tig te trekken. Toch zou je, als je een willekeurige hoeveelheid boeken zou moeten verdelen over twee stapels – volwassenenliteratuur en jeugdlitera tuur – de meeste boeken wel op de juiste stapel kunnen leggen. Ten eer ste verraden de covers al veel. De omslag van een jeugdboek ziet er over het algemeen anders uit dan die van een boek voor volwassenen. Hetzelfde geldt voor de inhoud. Een van de belangrijkste kenmerken van jeugdboeken, vooral die voor jonge kinderen, is de aanwezigheid van illustraties (Joosen & Vloeberghs, 2008). Daarnaast is de keus op basis van vorm en inhoud meestal gemakkelijk te maken: duidelijke hoofdstuktitels, jeugdige persona ges, een op het oog spannend of vrolijk verhaal geven algauw de indruk dat het om kinder- en jeugdliteratuur gaat. Voor adolescentenliteratuur is het meestal niet anders. Ook daar verraden de covers vaak hun gerichtheid op een jong publiek. De kans is echter aanwezig dat je met boeken blijft zitten waarvan je niet precies weet op welke stapel ze horen. Vorm en inhoud heb ben dan eigenschappen die je niet verwacht bij een kinder-, jeugd- of ado lescentenboek. De grootste twijfelgevallen zullen zich, niet verwonderlijk, juist in die laatste categorie bevinden, omdat je daar de keuze wilt maken tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur. Toch stuit je in elk van die andere leeftijdscategorieën natuurlijk op hetzelfde probleem: de grenzen zijn diffuus. Overigens speelt een strikte scheiding tussen jeugd- en vol wassenenliteratuur voor veel auteurs geen rol, zoals blijkt uit dit citaat van Floortje Zwigtman: Het onderscheid tussen jeugdliteratuur en volwassenen literatuur

1.4

24

1.5 Het literair gehalte van jeugdliteratuur

Mijn boeken vallen vaak tussen twee stoelen. Dat is een gevolg van een drang die we tegenwoordig hebben om op alles etiketten te plakken. Is dit nou jeugd- of volwassenenliteratuur? Mag het een beetje van allebei? Ik heb geen beperkingen. Ik hoef me niet af te vragen: wat is volgens grote mensen literatuur, of: waarover willen jongeren graag lezen? Ik ben helemaal vrij in dat schemergebied, en dat vind ik heerlijk. (Noorduijn & Vanden Bosch, 2016, p. 64)

DEEL 1

Jeugdliteratuur

1.5

Het literair gehalte van jeugdliteratuur

In paragraaf 1.2 hebben we het begrip literatuur afgezet tegen lectuur en daardoor kwalitatief afgebakend. Wat daar geldt voor de literaire kwaliteit geldt ook voor jeugd literatuur. Net zo goed als er bij volwassenenliteratuur onderscheid wordt gemaakt tussen lectuur en literatuur, zou je dat ook kun nen en moeten doen bij jeugdliteratuur. In de wereld van de jeugdliteratuur is hierin lange tijd niet echt onderscheid gemaakt, terwijl dat in de literatuur voor volwassenen al wel het geval was. In het standaardwerk Altijd weer vo gels die nesten beginnen over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur is ook plek ingeruimd voor de jeugdliteratuur. Auteur Hugo Brems erkent dat in de volwassenenliteratuur die duidelijke scheiding tussen het grotere geheel van fictie (lectuur én literatuur) altijd gerespecteerd is, maar dat deze scheiding voor jeugdliteratuur pas sinds de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw gestalte kreeg (Brems, 2006). Zo goed als er een voorhoede van lezers is die aan literatuur de voorkeur geeft boven lectuur, zo is er ook een voorhoede van jeugdige lezers – en hun bemiddelaars, zoals recensen ten en docenten – die datzelfde onderscheid kan en wil maken. Met de literaire emancipatie van de jeugdliteratuur (Van den Hoven, 2011) breekt het besef door dat er ook in jeugdboeken plaats is voor literaire expe rimenten. Daar was aanvankelijk (en is mogelijk nog steeds) lang niet ieder een van overtuigd. Schrijver Ted van Lieshout voerde hierover een polemiek met Anton Korteweg, de toenmalige directeur van het Letterkundig Muse um en het Kinderboekenmuseum. Korteweg betoogde dat een jeugdboek minder lagen zou hebben, minder registers zou aanspreken, waardoor het literair lager aangeslagen zou moeten worden dan een boek voor volwasse nen. De ‘echte’ literatuur zou verontrustend zijn, terwijl een jeugdboek (al tijd) geruststellend zou zijn (Van Os, 2003). Wie echter op de hoogte is van het aanbod aan jeugdliteratuur, weet dat zo’n stelling niet klopt.

25

1  Wat is jeugdliteratuur?

Om te beginnen is dit als criterium voor vol wassenenliteratuur al niet algemeen geldig, want volwassenenliteratuur stelt lang niet altijd normen en waarden ter discussie en is lang niet altijd verontrustend. Aan de andere kant kunnen jeugdboeken zeker wel kritisch en verontrustend reflecteren op normen en waarden. Veel hedendaagse jeugdboeken beroeren wel degelijk snaren die menig le zer liever onaangeraakt zou willen laten, on der wie ook opvoeders. Floortje Zwigtmans jeugdroman Wolfsroedel uit 2002 leidde tot verontruste reacties bij ouders, maar won wel literaire prijzen als de Gouden Uil en de Zilveren Zoen (Van Enteren, 2006). Dit boek voor 13 jaar en ouder bevat passages met gedetailleerd beschreven martelingen en moordpartijen door een roversbende. Toen had Zwigtman haar trilogie Een groene bloem (2015) over de homoseksuele scene in Zwigtman is niet de enige jeugdboeken schrijver die schurende en gedurfde on derwerpen aan durft te pakken. Dat doen bijvoorbeeld ook Ted van Lieshout, Aidan Chambers, Peter Pohl, Els Beerten, Anne Provoost, Marita De Sterck, Edward van de Vendel, Imme Dros en Bart Moeyaert. Wat de romans van zulke schrijvers aantrek kelijk maakt voor jongeren, is dat de the ma’s aansluiten bij hun belevingswereld en hun nieuwsgierigheid. Thema’s als seksuele identiteit, het aangaan van (ingewikkelde) relaties met anderen en morele dilemma’s zijn onderwerpen die hen erg aanspreken. Dat geldt ook voor boeken die hun zicht bieden op (nog) onbekende werelden.

victoriaans Londen nog niet eens geschreven. In deze psychologische jeugd romans deinst zij er niet voor terug om (homo)seksuele handelingen en ge weld expliciet te beschrijven.

26

1.5 Het literair gehalte van jeugdliteratuur

Korteweg sprak over lectuur, preciezer gezegd: jeugdlectuur. Van Lieshout betoogt dat de schrijver bepalend is voor de kwaliteit van een boek, en niet de lezer. Als een jeugdige (en dus onervaren) lezer niet alle literaire midde len (zoals wisselende vertelperspectieven, allerlei verhaallijnen en symbo liek) ziet en waardeert, zegt dat nog niets over het literair gehalte van zijn boek. Dat kinderen het diepere en weidse in mijn werk er niet uithalen, vind ik helemaal niet erg; dat volwassenen ervan uitgaan dat kin derboeken sowieso oppervlakkig zijn en er dus niet naar op zoek gaan, verdriet me wel. Gelukkig kan ik niet leven zonder diepgang en weidsheid in mijn werk, dus ik doe het in ieder geval voor me zelf. (Van Os, 2003, p. 127)

DEEL 1

Jeugdliteratuur

Net als in literatuur voor volwassenen is er binnen de jeugdliteratuur een groot verschil in niveau: sommige boeken hebben literai re pretenties en verrassen de lezer door een originele inhoud en/of vorm, terwijl andere bekende paden volgen en een traditionele opbouw hebben. Het verschil tussen literai re en triviale boeken (literatuur en lectuur) is vaak niet duidelijk. Samengevat kun je stellen dat er veel ge schreven en gezegd is over wat jeugdlitera tuur is en hoe je die kunt waarderen. Daar bij is traditioneel de verwachting dat een jeugdboek eenvoudiger van taal en struc tuur is dan een boek voor volwassenen en dat de inhoud aansluit bij de leef- en bele vingswereld van de beoogde jonge lezer. Veel hedendaagse jeugdboeken doorkruisen

die traditionele verwachtingen echter; ze zijn complex qua vorm en inhoud. Dat zorgt ervoor dat het steeds lastiger wordt om jeugdliteratuur als ‘doel groepliteratuur’ nauwkeurig te definiëren en af te bakenen.

27

1  Wat is jeugdliteratuur?

1.6

De verschillen tussen proza (fictie en non-fictie) en poëzie

Proza betreft elke tekst in de vorm van gewone taal en valt uiteen in fictie en non-fictie. Alle verhalen die door een schrijver verzonnen zijn, vallen onder fictie. Nu is er wel wat verschil tussen het ene en het andere ‘verzonnen’. Je zult weinig moeite hebben om Harry Potter als fictie te zien. Iets minder vanzelfsprekend wordt het als een boek realistisch is. Toch is Spijt! van Car ry Slee ook fictie. Hoewel de gebeurtenissen door jou als lezer als ‘net echt’ kunnen worden ervaren, blijft het een verzonnen verhaal. Nog moeilijker wordt het als een boek gebaseerd is op werkelijke gebeurtenissen, zoals de titels uit de SLASH -serie De gelukvinder , Latino King en Miss Dakloos .

Ook al zijn deze gebeurtenissen opgetekend uit de mond van degenen die ze hebben mee gemaakt, toch zijn alle avonturen en gebeur tenissen zo gekozen en gemanipuleerd dat je van fictie moet spreken. Er zijn zelfs mensen die autobiografieën als fictie willen bestem pelen, want ook hier maken de schrijvers zelf een keuze uit wat ze in de levensgeschiedenis willen opnemen en wat niet, en vooral hóé ze dat willen beschrijven. Gelukkig maar, want een exacte en geheel waarheidsgetrouwe weergave van iemands leven zou in verreweg de meeste gevallen volstrekt onleesbaar zijn. Zoals Gerard Reve ooit sprak: ‘Waar gebeurd is geen excuus’ (Reve, 2011). Alle teksten die niet gebaseerd zijn op de fantasie van de schrijver, maar die de werkelijkheid beschrijven, zijn non-fictie . Dat kunnen de droge verslagen van verga deringen zijn, maar een documentaire valt

bijvoorbeeld ook onder non-fictie. Dit wil uiteraard niet per se zeggen dat non-fictie de waarheid vertelt, maar dat pretendeert ze in ieder geval wel. Zo kunnen schrijvers van non-fictie onwaarheden verkondigen – en nep nieuws is daar een glashelder voorbeeld van –, maar dat maakt hun werk nog steeds geen fictie. Literatuur (met grote L) was al lastig te begrenzen, literaire non-fictie is dat zeker. Het is het domein waar de schrijver de werkelijkheid waarheids getrouw beschrijft en geen verzonnen element toevoegt. De schrijver past

28

1.6 De verschillen tussen proza (fictie en non-fictie) en poëzie

wel literaire technieken toe, zodat het ver haal leest alsof het een roman is. Over die literaire technieken lees je later meer. Bio grafieën en essays vallen onder de term non-fictie. Bij volwassenenliteratuur heeft Bas Heijne met zijn essays ooit de (literai re) P.C. Hooft-prijs gewonnen, en Frits van Oostrom (hoogleraar middeleeuwse letter kunde) publiceert al decennialang succes volle non-fictie over de middeleeuwen. Ook jeugdliteratuur kent non-fictie. Van het in 1981 verschenen De kathedraal van David Macauley tot en met het heden daagse Fabeldieren (Floortje Zwigtman, 2017) en Het heel grote vogelboek (Bibi Du mon Tak, 2017). De laatste is voor haar non-fictiewerk bekroond met de (eveneens literaire) Theo Thijssen-prijs.

DEEL 1

Jeugdliteratuur

Het blijft lastig om exact onderscheid te maken tussen waargebeurde fictie en literaire non-fictie. Misschien is zo’n haarscherpe categoriebepaling ook helemaal niet zo nodig en heeft Frits van Oostrom gelijk als hij hierover zegt: Ik zou de mensen willen behoeden voor te veel scherpslijperij, want voor je het weet kun je er weer een categorie tegenaan plak ken. Ik zou eerder op de lijn gaan zitten van het kwaliteitsoordeel en misschien ook de behoefte, in plaats van de in steen gebeitelde criteria, want dat lukt je toch niet. (Lievers & Pfeijffer, 2008, p. 25) Poëzie precies definiëren is al net zo lastig als het verschil aangeven tussen fictie en non-fictie. Toch kun je ook hier betrekkelijk gemakkelijk een beeld vormen van wat je onder poëzie kunt of wilt verstaan. Voor veel mensen moet het rijmen, maar je komt er algauw achter dat dat helemaal niet nodig is. Een ander misverstand is dat beeldspraak gedichten ontoegankelijk zou maken. In het gedicht waar hoofdstuk 3 mee begint, ‘Een dichter’, wordt daarmee de draak gestoken. Het werk van Annie M.G. Schmidt, Willem Wilmink, Erik van Os, Hans Hagen en veel andere dichters bewijst het te-

29

1  Wat is jeugdliteratuur?

gendeel. Er wordt kwaliteit aan toegekend. Hun gedichten worden toegankelijk en tóch zeer de moeite waard gevonden. Uiteindelijk herken je gedichten vooral aan de bladspiegel. Zinnen worden met een zogenoemde ‘harde return’ over meer dan één regel verdeeld en dat heeft een bepaald effect. Poëzie heeft als extra dimensie dat ze ook voorgedragen en zelfs op muziek gezet kan worden. Sinds de songteksten van Bob Dylan hem in 2016 de Nobelprijs voor literatuur hebben opgeleverd, is het besef geworteld dat poëzie ook gezongen kan worden. Rap en spoken word zijn zelfs meer bedoeld voor performance dan om gelezen te worden. De jeugdpoëzie van (onder anderen) Willem Wilmink en Hans Dorrestijn is bekend geworden door de ge

zongen versie in de tv-serie De Stratemakeropzeeshow (1972-1974). Ook de kindergedichten van Annie M.G. Schmidt zijn vaak op muziek gezet. Welke poëzie nu wel en welke niet literair is, is een vraag die je op verge lijkbare wijze kunt beantwoorden als de vraag welk proza literair genoemd kan worden. Ook hier zijn voorspelbaarheid en verrassing de sleutelwoor den.

1.7

De schrijversintentie en de functies van literatuur

Vragen naar het waarom van jeugdliteratuur is vragen naar het nut ervan. Je kunt in dat verband naar twee verschillende aspecten kijken: de schrijvers intentie en de functie van literatuur . De schrijversintentie is de bedoeling die de schrijver met zijn boek heeft. Welke bedoeling de schrijver heeft, is lang niet altijd duidelijk. Als hij nog leeft, kun je ernaar vragen, maar zelfs dan is het maar de vraag of hij zich ook werkelijk aan zijn bedoelingen gehouden heeft. Vooral in de negentien de eeuw was de schrijversintentie wel heel duidelijk: pedagogisch. De schrij ver heeft een boodschap: hij (meestal een dominee of een schoolmeester) wees zijn jonge lezers nadrukkelijk de goede weg in het leven, verpakt in een hopelijk spannend verhaal, wetend dat zijn lezers vatbaarder waren voor een avontuur dan voor een stichtelijke boodschap. Het was natuurlijk wel

30

Made with FlippingBook - Online catalogs