Dorothé Pietersma - Welkom op de Nederlandse arbeidsmarkt

1 Wat kun jij goed?

Ieder mens heeft kwaliteiten. De een kan goed koken. De ander heeft veel geduld met kinderen. Weer iemand anders is handig met de computer. Sommige mensen kunnen goed alleen werken, andere willen graag samenwerken. Tijdens een opleiding leer je theorie uit een boek. Bij een stage leer je de praktijk . Maar je leert niet alleen op school. Als je vroeger voor je broertjes en zusjes zorgde, heb je geleerd om zorgzaam te zijn. Of misschien heb je een oom geholpen in de winkel. Dan heb je geleerd om met klanten te praten en kun je goed rekenen. In dit hoofdstuk denk je na over wat jouw eigenschappen of competenties zijn. In va catures staan competenties die je nodig hebt voor een baan. Zo kun je zelf nadenken: past dit werk bij mij? De competenties staan aan het eind van dit hoofdstuk bij elkaar in een aparte woordenlijst. Resultaatkaart 3 gaat over eigenschappen.

Tip: Doe eerst hoofdstuk 1, 2 en 3. Vul dan de resultaatkaarten 1-3 in.

1.1 Competenties en levenservaring

Bij dit hoofdstuk horen twee filmpjes. Een op niveau A2-B1 en een op niveau B1-B2. Maak de opdrachten die bij jouw niveau passen.

C

Opdracht 1 • A2-B1

Bekijk het filmpje en lees de zinnen. Bekijk het filmpje dan nog eens en kruis de zinnen aan die je hoort.

Amel:

oo Ik kom uit Turkije. oo Ik woonde bij mijn ouders. oo In Tunesië ben ik niet opgegroeid bij mijn vader en moeder. oo Mijn man helpt mij. oo Ik neem mijn beslissingen alleen. oo … niet altijd afhankelijk van een groep mensen.

resultaatkaart

3

19

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online