Jan Bijlsma & Hay Janssen - Sociaal werk in Nederland

1.5 ƒ De verzorgingsstaat en de welfare triangle

kennis en vaardigheden die mensen nodig hebben om zich staande te houden in de samen leving. Dit kent ook een zekere normativiteit. Zoals gezegd wilde de gegoede burgerij aan het eind van de negentiende eeuw arbeiders verheffen. Het doel was om de arbeiders de waarden en normen van de gegoede burgerij bij te brengen zodat zij zich beschaafd gingen gedragen. In onze tijd zien we die verheffing terug bij de verplichte inburgeringscursussen voor alloch tonen, maar ook in verschillende cursussen en activiteiten waarin sociaal werkers ernaar streven klanten/cliënten gedragsalternatieven aan te bieden die buiten hun normale sociali satie vallen en waarmee ze kunnen aansluiten bij de middenklasse. Voor de verbindingsfunctie is de laatste decennia weer meer aandacht. Daarbij gaat het om het creëren van onderlinge verbondenheid (sociale cohesie) tussen mensen en tussen groe pen mensen. Verbinden gaat over het overbruggen van maatschappelijke afstand. Vanuit de verbindingsfunctie is de overheid in verschillende wijken actief om bewoners (allochtonen en autochtonen) bij en op elkaar te betrekken. Ook het voorkomen van spanningen tussen jongere en oudere generaties bij mogelijke tegenstellingen als gevolg van de vergrijzing valt onder de verbindingsfunctie. Een andere verbindingsopdracht ligt er tussen hoger- en lager opgeleiden. Vergaande globalisering en automatisering leiden ertoe dat de arbeidskracht van laagopgeleiden in onze samenleving deels overbodig wordt. De verbindingsfunctie zal moeten worden aangesproken om hen toch te laten deelnemen aan de maatschappij. Verbinden is een doel op zich, maar kan ook een bijdrage leveren aan maatschappelijke stabiliteit en economi sche voorspoed. Bij het definiëren van de verzorgingsstaat gaven we aan dat in onze samenleving de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte materiële en immateriële voorzieningen voor alle burgers. Wat wel en niet tot het terrein van de overheid behoort, verschilt per samenleving. Elke samenleving heeft te maken met kinderen en zieken die zorg en verzorging nodig hebben. Elke samenleving heeft te kampen met armoede. Elke samenleving moet manieren vinden om voor ouderen een plek in de samenleving te behouden. In de ene samenleving brengen mensen een pannetje soep naar een zieke buurvrouw, in een andere samenleving verzorgt ‘tafeltje-dek-je’ gesubsidieerd maaltijden voor mensen die zelf niet (meer) in staat zijn te koken. In de middeleeuwen kwam de zorg voor armen voort uit liefdadigheid, in de eenentwintigste eeuw kennen we in Nederland de Participatiewet die mensen behoedt voor al te diepe armoede. In de ene samenleving regelt de overheid uitke ringen voor ouderen, in de andere samenleving sparen mensen zelf voor een pensioen. In de ene samenleving ondersteunen familieleden elkaar bij het verlies van een dierbare, in de an dere samenleving biedt gesubsidieerd maatschappelijk werk ondersteuning bij processen van rouwverwerking. Maar ook in samenlevingen waar tafeltje-dek-je bestaat, brengen mensen nog soep naar hun buren. Ook in samenlevingen waar de overheid uitkeringen verstrekt om armoede tegen te gaan, zijn er particuliere initiatieven als voedsel- en kledingbanken. Ook in samenlevingen waarin de overheid ouderdomsverzekeringen regelt, sparen mensen voor 1.5 De verzorgingsstaat en de welfare triangle

31

Made with FlippingBook flipbook maker