Anna van der Vleuten (red.) - De bestuurlijke kaart van de Europese Unie

1  Van slagveld tot onderhandelingstafel: de geschiedenis van de Europese samenwerking

diepingsagenda’, maar zorgde er wel voor dat al zijn initiatieven pasten in de overkoepelende doelstelling van voltooiing van de interne markt om de Britse tegenstanders van verdieping niet tegen zich in het harnas te jagen. Zijn com missaris voor de Interne Markt, de Britse conservatief Lord Arthur Cockfield, ontpopte zich als voorstander van verdere Europese samenwerking en produ ceerde samen met Delors het beroemde Witboek over de voltooiing van de interne markt. De lijvige appendix bevatte maar liefst driehonderd maatregelen en een tijdschema om de interne markt op 31 december 1992 te realiseren. Vrijwel gelijktijdig kwam een speciale commissie, het Dooge-comité , met een rapport over de noodzakelijke institutionele hervormingen van de EEG. De be langrijkste adviezen luidden: invoeren van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid (QMV) voor alle maatregelen betreffende de interne markt, meer invloed voor de Commissie en het Europees Parlement en het ontwikkelen van nieuwe Europese initiatieven op terreinen als milieu en buitenlandbeleid. Voor het eerst sinds de Conferentie van Venetië in 1956 besloot de Raad van Minis ters om een Intergouvernementele Conferentie ( IGC ) bijeen te roepen om te onderhandelen over aanpassing van het EEG-Verdrag uit 1957. Begin 1986 werden de onderhandelingen succesvol afgesloten met de on dertekening van de zogenoemde Europese Akte . Deze kan gezien worden als een aanvulling op het EEG-Verdrag. De kern ervan was de opdracht van de lidstaten aan de Commissie om een traject voor de voltooiing van de interne markt in gang te zetten. Dit traject werd vastgelegd in het Commissieprogram ma Doelstelling ’92 : uiterlijk op 31 december 1992 om middernacht moest het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen in de EEG gereali seerd zijn. Daarbij zou de Raad van Ministers op voorstel van de Commissie en in samenwerking met het Europees Parlement de daartoe noodzakelijke maat regelen bij gekwalificeerde meerderheid goedkeuren. 1.4.2 Uitbreiding en monetaire verdieping (1986-1989) Inmiddels waren Griekenland (in 1981), Spanje en Portugal (beide in 1986) lid geworden van de EEG. De twaalf lidstaten bogen zich met nieuw elan over de voltooiing van een Europese gemeenschappelijke markt en het wegnemen van obstakels voor vrij verkeer door onder meer producteisen te harmoniseren en grenscontroles af te schaffen (het Verdrag van Schengen, zie hoofdstuk 11). Er deed zich echter een structureel probleem voor. Door de toenemende liberalisering van kapitaal nam de dominantie van de harde Duitse mark en de Bundesbank alsmaar toe; het EMS, het stelsel van afspraken over wisselkoersen (zie hoofdstuk 9), schoot steeds duidelijker tekort. In juni 1988 stelde de Com missie op initiatief van Frankrijk en Italië daarom een comité in om voorstellen uit te werken voor een Economische en Monetaire Unie ( EMU ). Dit comité bestond uit de presidenten van de nationale banken van de lidstaten en werd voorgezeten door Delors. De BRD had niet veel te winnen bij de EMU. Het Ver-

28 |

Made with FlippingBook HTML5