Anna van der Vleuten (red.) - De bestuurlijke kaart van de Europese Unie

1.4  Verdieping, verbreding en voltooiing van de markt (1969-1992)

1.4.1 Het einde van de trente glorieuses en de Europese Akte (1969 1985) In de jaren zeventig legden de Franse presidenten Georges Pompidou en Valéry Giscard d’Estaing samen met hun West-Duitse tegenhangers, de bondskanse liers Willy Brandt en Helmut Schmidt, de basis voor Europese monetaire sa menwerking met de oprichting van het Europees Monetair Stelsel ( EMS , zie hoofdstuk 9). Bovendien werden de onderhandelingen over Britse toetreding heropend. In januari 1973 breidde de EEG zich uit met het Verenigd Konink rijk, Denemarken en Ierland. Ondertussen voltrok zich een ingrijpende verandering op nationaal niveau. Na de Tweede Wereldoorlog hadden de landen van West-Europa zich tot ver zorgingsstaten ontwikkeld die in materiële zin tegemoetkwamen aan het maat schappelijke verlangen naar stabiliteit en welvaart. De Europese integratie gaf de lidstaten een beleidsinstrument in handen dat sociale bescherming moge lijk maakte zonder de economische ontwikkeling in de weg te staan. Door de schaalvergroting die mogelijk werd dankzij de EEG konden namelijk tegelijker tijd volledige werkgelegenheid én economische groei gerealiseerd worden. In de jaren zeventig kwam er een einde aan deze jaren van naoorlogse voorspoed, die bekendstaan als de trente glorieuses , de ‘dertig vette jaren’. De verzorgingsstaat kwam in toenemende mate onder druk te staan. West-Europa had te kampen met alsmaar toenemende werkloosheid, lage eco nomische groei, hoge inflatie en groeiende staatsschulden. Bovendien zag het zich door de globalisering meer en meer geconfronteerd met een achterstand op technologisch gebied ten opzichte van Japan en de VS. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen kreeg de voltooiing van de gemeenschappelijke (of interne) markt – zoals ten doel gesteld in de Verdragen van Rome – nieuwe urgentie. Hier kwam bij dat het Verenigd Koninkrijk bij monde van premier Margaret Thatcher een fervent voorvechter was van een interne markt . De douane-unie voor goederen functioneerde intussen, maar er bestonden nog steeds aanzien lijke barrières voor het vrije verkeer van kapitaal, diensten en personen. Het Verenigd Koninkrijk pleitte voor een zo spoedig mogelijke invoering van een volledig vrije markt om schaalvoordelen te kunnen optimaliseren. Tegelijker tijd hadden de Britten grote bezwaren tegen verdere supranationale integratie. Dat was een reden te meer voor de Britse regering om zich hard te maken voor verbreding (uitbreiding) – om verdieping (meer supranationalisme) te bemoei lijken. De toenemende globalisering, de crisis van de welvaartsstaat en de Britse da dendrang op het punt van de interne markt boden de voorzitter van de Europe se Commissie, Jacques Delors, medio jaren tachtig een kans om het Europese integratieproces weer vaart te geven. Delors kwam met een ambitieuze ‘ver-

| 27

Made with FlippingBook HTML5