Harry Paus, Adri van den Brand e.a. - Portaal
1 Taalonderwijs
‘Alles loopt hier op zijn elfendertigst’ laat ze zich in haar groep een keer ontvallen. Daarop vraagt ze: ‘Weet iemand wat dit gezegde betekent?’ De klas is er al snel uit: wie zoiets zegt, vindt dat het allemaal te langzaam gaat. Dan legt Anjo uit waar het gezegde vandaan komt: van de elf steden in Friesland en de dertig gemeenten die bestuurd werden door een grietman, een soort burgemeester. De provincie Fries land nam besluiten bij voorkeur via consensus, en voordat de burgemeesters van de elf steden en de grietmannen van de dertig gemeenten het ergens over eens waren, was er veel water door de Rijn gestroomd. Anjo besteedt ook vrij veel tijd aan de traditionele grammatica, waarbij zinsdelen en woordsoorten worden benoemd (de redekundige en de taalkundige ontleding). Dat doet ze vooral omdat ze het belangrijk vindt dat leerlingen weten hoe hun taal in elkaar zit. Kinderen leren de kenmerken van sprookjes en fabels, die ze natuurlijk ook veel lezen of voorgelezen krijgen. In oude volksverhalen zit veel cultuur. Anjo’s leerlingen hebben ook een aantal gedichten vanbuiten geleerd. Gerard geeft les op dezelfde school. Hij ligt nogal eens met Anjo in de clinch als het team zich over de inhoud van het taalonderwijs buigt. Gerard vindt dat dit erop ge richt moet zijn de leerlingen zo snel mogelijk tot betere taalgebruikers te maken. Dat is volgens hem dé functie van het taalonderwijs. Zijn taallessen zijn er dan ook op gericht dat leerlingen beter leren spreken, luisteren, schrijven en lezen. Hij zoekt naar functionele contexten, die hij vooral bij andere vakken vindt. Zijn leerlingen in groep 6 voeren bijvoorbeeld een inhoudelijk gesprek over de vraag waarom stads wallen steeds minder bescherming boden tegen indringers. Tegelijkertijd leren zij taal beter te gebruiken − Gerard houdt ervan om twee of meer vliegen in één klap te slaan. Moeten zijn leerlingen weten wat een lijdend voorwerp is? Als ze er niet beter door gaan praten, luisteren, schrijven of lezen, is dat voor Gerard niet zo belangrijk. De opvattingen van Gerard en Anjo over de doelstellingen van het taalonderwijs verschillen. Anjo legt meer accent op culturele aspecten en haar verantwoording daarvoor is dat in taal de cultuur van een groep wordt weerspiegeld en dat je, als je deel wilt uitmaken van een cultuur, veel moet weten van allerlei aspecten van die cultuur. Gerard vindt dat taal vooral een gebruiksinstrument is. Hajib en Monique hebben weer andere standpunten als het over taalonderwijs gaat. Volgens Monique, die het wel eens ismet Gerard dat het er vooral omgaat dat leerlin gen goede taalgebruikers worden, moeten veel taalzaken apart aangeleerd worden. Ze geeft bijvoorbeeld apart les in spreken en haar leerlingen worden beoordeeld op een aantal formele regels waaraan een spreekbeurt moet voldoen. Die regels heeft ze op een poster gezet die in de klas hangt. Leerlingen leren bij haar ook hoe ze stap voor stap teksten moeten lezen. Wat moet je voor, tijdens en na het lezen doen? Bij taal houden de leerlingen zich bezig met moeilijke woorden en met spreekwoorden en uitdrukkingen, die vanbuiten geleerd moeten worden. Moniques bedoeling is dat de leerlingen datgene wat ze bij taal ge-
44
Made with FlippingBook - Online magazine maker