Jan Bekker en Toby Witte - Jeugdprofessionals en transformerend jeugdbeleid

1  Jeugdbeleid in Nederland

rekening worden gehouden met de gevoelens en behoeften van de jonge gene ratie. Voor het eerst stelde de overheid substantiële subsidies beschikbaar om dergelijke doelen te verwezenlijken. De budgetten voor jeugdvorming stegen tussen 1952 en 1963 van 5,6 naar 18 miljoen gulden en zouden de jaren daarna verder stijgen. Er ontstonden in de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw veel gespecialiseerde en gesubsidieerde jeugd- en gezinsinstellingen, maar er was ook kritiek op het ontstane jeugdstelsel, vooral op de werking van de kin derbescherming. Het verschijnsel van uit huis en uit instellingen weglopende kinderen nam toe en onder toezicht gestelde ouders klaagden dat zij niet wer den gehoord en geholpen. Het gevolg hiervan was de opkomst van de zogehe ten alternatieve hulpverlening, zoals de Jongeren Advies Centra (JAC’s) en de Belangenvereniging Minderjarigen (BM). Tussen 1965 en 1982 stonden in het jeugdbeleid begrippen centraal als emancipatie, democratisering, participatie, bewustwording en maatschappelij ke ontplooiing. Het jeugdbeleid dijde onder het Ministerie van Cultuur, Recre atie en Maatschappelijk Werk (CRM) verder uit. In deze jaren werd de Neder landse verzorgingsstaat gevormd; het jeugdbeleid in deze jaren kenmerkte zich door een curatieve en preventieve aanpak. Het beleid verschoof zich in deze jaren naar de meest gemarginaliseerde jeugd, in het bijzonder achterstandspro blemen onder jongeren. In 1982 maakte het Ministerie van CRM plaats voor een nieuw Ministe rie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) met een nieuwe visie en missie: van verzorgingsstaat naar een zorgzame samenleving. Een voorstel tot de Wet op de jeugdhulpverlening werd in 1985 aan de Tweede Kamer aange boden. Pas na veel gesteggel werd dit voorstel in 1989 als wet van kracht. Een heikel en gevoelig punt was de versnipperde financiering: het Ministerie van Justitie financierde de jeugdbescherming, Volksgezondheid de jeugd-ggz en het Ministerie van WVC de jeugdhulpverlening. Uitgangspunt van de Wet op de jeugdhulpverlening was: tijdige, bij voorkeur preventieve, kortdurende hulp verlening dicht bij huis. Daartoe diende de jeugdsector op de schop genomen te worden door: 1 de jeugdhulpverlening naar een lager beleidsniveau te brengen dus te de centraliseren naar de provincies en/of grootstedelijke regiobesturen; 2 een andere vorm van financiering, namelijk functie- in plaats van instel lingsgerichte subsidie; 3 de hulpverleningscapaciteit rechtvaardiger te herverdelen; 4 te streven naar schaalvergroting omdat veel residentiële instellingen (kin dertehuizen) klein waren dus een beperkte omvang en een eenzijdig aanbod kenden. In 1987 werd het welzijnsbeleid, waaronder het preventieve jeugdbeleid viel, overgeheveld (gedecentraliseerd) naar de gemeenten. Deze beleidsingrepen

THEORIE

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online