Herman Veenker, Henderien Steenbeek, Marijn van Dijk en Paul van Geert - Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

6 De taak en de leeromgeving

2 De leerkracht loopt langs de groepjes. In groepje 1 vraagt ze of de kaartjes ook in een andere volgorde kunnen worden gerapt. Volgens sommige leerlingen kan dit niet, omdat ‘het dan niet klopt’. De leerkracht vraagt het voor te doen. Dan blijkt dat er in ieder geval nog een andere volg- orde mogelijk is. Zijn alle combi- naties mogelijk? En hoe kan dat dan? Ook de andere groepjes krijgen begeleiding op maat. De taak wordt complexer ge- maakt door te experimenteren met verschillende volgordes. 3 Als alle leerlingen een defini- tieve volgorde hebben gekozen worden tussentijds gepresen- teerd. Leerkracht: ‘Hoe kun je er nu voor zorgen dat een ander groepje jullie uitvoering precies zo kan rappen?' De taak wordt complexer ge- maakt door op de kaartjes het bedachte ritme te noteren. De leerlingen bedenken zelf tekens, die ze op een ander blad uitleg- gen. 4 De leerlingen wisselen elkaars ‘notaties’ uit en gaan er nieuwe elementen aan toevoegen, die de rap nog spannender maken. De leerlingen bedenken danspasjes en bewegingen. Ook hier worden notaties voor bedacht.

2 De leerkracht biedt meer knik- kers aan. De taak wordt complexer ge- maakt. Het materiaal maakt dit mogelijk. Er volgt een nieuwe ronde van experimenteren en redeneren.

3 De leerkracht haalt alle treden eruit, legt ze neer en vraagt Tim of hij ze terug kan plaatsen. Er volgt wederom een nieuwe ronde van experimenteren en redeneren.

4 Voor Tim is de uitdaging nog niet afgelopen. Hij wil het ook in omgekeerde volgorde proberen, van groot naar klein. De taak wordt complexer ge- maakt. Het materiaal maakt dit mogelijk.

162

Made with