Kim Hartenberg-ter Hedde en Judith ter Horst - Schrijfgids voor Social Work

Inhoud

Inleiding 11 Deel 1 De schrijver en de lezer 15 1 Wat je schrijft, ben je zelf 17 1.1 De rol van je referentiekader 17 1.2 De context waarbinnen je schrijft 18 1.3 Parafraseren 20 1.4 Overstijgend schrijven 21 1.5 Feiten, meningen en interpretaties 21

1.6 Afstand en nabijheid 24 1.7 Spreektaal en schrijftaal 26

2 De lezer is ook maar een mens 29 2.1 Wie is de lezer? 29 2.2 Rol en houding van de lezer ten opzichte van inhoud en schrijver 31 2.3 De cliënt leest het ook 32 2.4 Omstandigheden waaronder de tekst wordt gelezen 34 2.5 Beroep doen op de lezer 35 2.6 Medium kiezen voor deze lezer in deze context 36 3 Een goede tekst beantwoordt de vragen van de lezer 39 3.1 Schrijven praktisch en strategisch aanpakken 39 3.2 Hoe je gaat schrijven – de planning 40 3.3 Wat je ermee wilt bereiken – het doel 43 3.4 Waar je tekst over gaat – het onderwerp 43 3.5 Voor wie je gaat schrijven – de lezer 44 3.5.1 ‘Waarom ontvang ik deze brief?’ 45 3.5.2 ‘Wat moet ik doen naar aanleiding van deze brief?’ 46 3.5.3 ‘In hoeverre is dat haalbaar?’ 47 3.5.4 ‘Wat verwacht de schrijver concreet van mij als reactie op zijn bericht?’ 48

4 Schrijven over mensen: rechten en plichten 51 4.1 Wet bescherming persoonsgegevens 51

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online