Marianne Luitjes en Ilona de Zeeuw-Jans - Ontwikkeling in de groep

1  | Kinderen en groepen

Wanneer een hond eet, ontwikkelt zich speeksel in zijn bek en gaat hij kwijlen. Als een hond tijdens het eten steeds dezelfde toon hoort van bijvoorbeeld een stemvork, gaat hij de toon en het voer met elkaar associëren. Wanneer de hond dan na enkele sessies alleen de toon hoort, maakt hij zelf de associatie met eten en gaat hij kwijlen zonder dat hij het voer daadwerkelijk ziet, ruikt of proeft. De hond is dan geconditioneerd . Wanneer na het conditioneren steeds alleen de toon klinkt, zal het kwijlen minder worden. Dit komt doordat een associatie die niet af en toe versterkt wordt geleidelijk uitdooft. Naast het op associatie gebaseerde klassieke conditioneren kennen we de zoge noemde operante conditionering . Skinner (1904-1990) ontdekte op basis van onderzoek door andere wetenschappers de sterke werking van belonen (ook wel bekrachtigen genoemd). Hij onderzocht dit in 1938 met behulp van de zoge noemde Skinnerbox . De Skinnerbox In de Skinnerbox wordt een duif of een rat gestopt. Wanneer het dier tegen een hen deltje duwt, krijgt het automatisch een beetje voer in een bakje. Als dat een paar keer per ongeluk is gebeurd, begrijpt het dier hoe het voer kan krijgen. Later leert het dier zelfs dat het alleen voer krijgt als het tegen het hendeltje duwt wanneer er een groen licht brandt. Het principe van operante conditionering zien we dagelijks terug in de opvoeding van kinderen: het kind lacht per ongeluk, waarop de vader het oppakt en het posi tieve aandacht geeft (beloning of bekrachtiging). Als het kind steeds wanneer het lacht aandacht krijgt, zal het blijven lachen omdat het gedrag steeds op deze posi tieve manier bekrachtigd wordt. Ook zien we dit principe terug bij sociale interac ties en groepsfunctioneren. Observationeel leren Albert Bandura (1961) heeft het leren binnen de natuurlijke omgeving beschre ven en borduurde daarmee voort op de leertheorieën van Pavlov en Skinner. Hij is de ontwikkelaar van de sociale leertheorie . Bandura beschouwt het leren als een interactie tussen de omgeving, persoonlijke factoren en het gedrag. Mensen leren doordat ze dingen die anderen doen observeren en imiteren. Anderen wor den als model genomen voor het eigen gedrag (modelling). Observationeel le ren vindt dus plaats via modelling en imitatie. Voor de totstandkoming van mo delling moet aan vier voorwaarden worden voldaan: ■■ Er moet aandacht zijn voor het gedrag van de ander. ■■ Het visuele beeld moet in het geheugen worden vastgehouden (geheugen beeld). ■■ Het kind moet fysiek in staat zijn om te imiteren en over voldoende informa tie beschikken om juist te kunnen imiteren. ■■ Het kind dient gemotiveerd te zijn (motief, behoefte of betrokkenheid).

38 |

Made with FlippingBook flipbook maker