Rosemarie Buikema & Liedeke Plate (red.) - Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur

1 – Feminisme als strijdtoneel

denken vertrekt, is haar joodse afkomst. Zij schrijft dat zij als joodse vrouw in som mige situaties voor ‘wit’ en in andere voor ‘niet-wit’ doorgaat en gebruikt die kennis als vertrekpunt voor een analyse van de machtsverschillen tussen witte en zwarte vrouwen. In haar beroemde essay ‘Gedwongen heteroseksualiteit en lesbisch bestaan’ (1981) zet Rich haar lesbische seksualiteit in om te reflecteren op de verschillen én overeenkomsten tussen heteroseksuele en lesbische vrouwen. Dit wordt behandeld in het hoofdstuk van renée hoogland. De manier waarop het denken in de vrouwelijke lijn in genderstudies is ingezet en aangevuld maakt Teresa de Lauretis’ werk inzichtelijk. In haar artikel ‘Feminist Genealogies’ uit 1993 schrijft De Lauretis over datgene wat de vrouwen Elena Lucrezia (1646-1684), Belle van Zuylen (1740-1805) en Virginia Woolf (1882 1941) verbindt. Deze vrouwen hebben schijnbaar niets met elkaar te maken, ware het niet dat ze allemaal ‘vrouw’ in hun paspoort hadden staan en van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het denken van De Lauretis. Het zijn allen intellec tuelen wier mond onder vrouwonvriendelijke omstandigheden gesnoerd is geraakt en die daartegen in opstand zijn gekomen. Dat laatste hebben zij gedaan uit naam van alle vrouwen; tot zwijgen gebrachte stemmen hebben een uitlaatklep gekregen. Het ontwerpen en beschrijven van zulke ‘genealogieën’ vormt een belangrijke stap in de feministische theorievorming. Waar De Beauvoir en de vroege tweedegolffeminis ten nog voornamelijk kritiek leverden op hun voorgangsters die zodoende opnieuw monddood werden gemaakt, willen verschildenkers de rivaliteit tussen vrouwen te boven komen en daarom proberen zij aan een affirmatieve relatie tussen vrouwen vorm te geven om zo het patriarchaat aan te tasten. De Lauretis maakt daarbij duidelijk dat haar eigen genealogie (Lucrezia – van Zuylen – Woolf ) niet noodzakelijk een genealogie is die geldt voor alle (academische) feministen. Ze besteedt aandacht aan de persoonlijke of partiële/partijdige (Prins 1994: 59) dimensies van haar inspanningen en sluit aldus aan bij poststructuralisti sche tendensen in de feministische theorievorming. Poststructuralistische feministen hebben zich afgevraagd of er wel één vrouwelijk schrijven en één vrouwelijke literali teit of esthetiek bestaat. Deze stroming in het feministisch denken wil contextgebon den onderzoek doen. De Lauretis’ feministische genealogieën – let op het meervoud – zijn dus geen zogenaamd algemene waarheden (er zijn altijd andere verbanden te leggen tussen andere intellectuelen), maar verhalen die in een specifieke tijd en op een specifieke plaats te lokaliseren zijn. Poststructuralisten stellen dat de exactheid van verhalen die de politiek van locatie in acht nemen, het verlies van de aloude suggestie van één Waarheid evenaart of zelfs overstemt.

Affirmativiteit

We hebben gezien dat De Beauvoir zich pas na het ontstaan van een transnationale vrouwenbeweging als feministe ging afficheren. Zij was niet de bron van het feminis-

35

Made with FlippingBook - Online catalogs