Rosemarie Buikema & Liedeke Plate (red.) - Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur
1 – Feminisme als strijdtoneel
hun eigen onbevredigende seksuele en/of professionele leven (denk aan het ‘glazen plafond’). We zien opnieuw dat stereotypen worden gebruikt om een eigen feministi sche politiek – in dit geval een postfeministische politiek – in het leven te roepen ten koste van die van de vorige generatie. Genderstudies hebben niet alleen de metafoor van de ‘golf ’ uitgewerkt voor het opstellen van een eigen historische canon en een eigen vakgebied en het zichtbaar maken van zowel continuïteit als discontinuïteit. Ze hebben ook vraagtekens gezet bij de generationele dialectiek als model voor de ontwikkeling van feminisme. Het tweedegolffeminisme presenteerde zich niet alleen als anders, maar ook als beter dan het eerstegolffeminisme. Feministen van de jaren zeventig kozen ervoor het verschil tussen mannen en vrouwen te benadrukken en het vrouwelijke te herwaarderen en/ of te ontwikkelen. De gekozen strategie van het feminisme van rond 1900 – namelijk het streven het mannelijke domein toegankelijk te maken voor vrouwen – werd ver volgens door hen als minderwaardig bestempeld. Achter deze strategie zou namelijk de veronderstelling schuilgaan dat de mannelijke domeinen niet hoeven te verande ren. Er hoeven slechts vrouwen aan toegevoegd te worden. Zo’n lage waardering van de strategie van de eerste feministische golf is om ten minste twee redenen aanvechtbaar. Ten eerste is het gelijkheidsdenken van de eerste golf nog steeds in gebruik en wel als de meest efficiënte manier om bepaalde pro blemen tot een eind te brengen (denk aan de Commissie Gelijke Behandeling of Amnesty Internationals campagne ‘ women’s rights are human rights ’). De stelling dat een strategie per definitie minder waard is gaat dus niet op. Ten tweede kan het gelijk heidsdenken zo gedefinieerd worden dat het wel degelijk een radicale strategie is. Omdat domeinen mannelijk dan wel vrouwelijk geconnoteerd zijn (denk aan arbeid versus zorg), is het geen gemakkelijke opgave vrouwen aan mannelijke domeinen toe te voegen. Er is daarbij namelijk grensoverschrijding in het spel. Rosemarie Buikema legt in hoofdstuk 6 uit dat met de aanwezigheid van vrouwen in mannelijke domei nen vraagtekens worden geplaatst bij die domeinen en de grenzen tussen mannelijke en vrouwelijke domeinen. Dit is precies wat de feministen van de tweede golf deden. Het is dus een misvatting dat de strategie van de ene golf beter is dan die van de andere, aan de ene kant omdat gelijkheidsdenken na de eerste golf niet van het toneel verdween en aan de andere kant omdat er een radicale variant bestaat die rijmt met het ‘nieuwe’ gedachtegoed van de jaren zeventig. De dialectiek van generaties is, kortom, gebaseerd op generalisaties die geen recht doen aan de complexiteit van de geschiedenis. Het gebruik van de generationele dialectiek is ook bekritiseerd binnen genderstu dies, omdat het vrouwen gevangen houdt in de positie van moeder of rebellerende dochter, waarbij zowel de moeder als de dochter onderworpen is aan de Wet van de Vader. Deze kritiek bouwt voort op de freudiaanse psychoanalyse – in dit boek bespro ken in hoofdstuk 15 door Anneke Smelik, in hoofdstuk 19 door Maaike Bleeker en in hoofdstuk 21 door Rosi Braidotti – en de antropologie van Claude Lévi-Strauss (1908-2009). Sigmund Freud (1856-1939) beschreef het conflict dat noodzakelijker-
25
Made with FlippingBook - Online catalogs