Mariët Hermans - De kleine schrijfgids
2.4 Problemen met werkwoorden
42 42 49 52 53 54 55 57 57 57 59 63 65 65 66 68 69 69 70 71 71 73 74 75 75 77 77 78 79 81 57
2.4.1 Enkelvoud of meervoud? 2.4.2 Tijden van het werkwoord 2.4.3 Wisseling van werkwoordstijden
2.4.4 Hebben of zijn ?
2.4.5 Geweest is of is geweest ?
2.4.6 Werkwoorden met en zonder zich
3 Woordgebruikkwesties
3.1 Invloed van het Engels
3.1.1 Lenen van Engelse woorden 3.1.2 Omgaan met Engelse woorden
3.1.3 Inpassen van Engelse woorden in onze taal
3.1.4 Anglicismen
3.2 Verouderde woorden en uitdrukkingen
3.2.1 Schrijftaalwoorden 3.2.2 Oude naamvalsvormen
3.3 Cocktailwoorden en -uitdrukkingen (contaminaties)
3.4 Overbodige herhaling
3.4.1 Pleonasme 3.4.2 Tautologie
3.5 Woordgeslacht
3.5.1 Onzijdige woorden 3.5.2 Vrouwelijke woorden 3.5.3 Mannelijke woorden
3.6 Lastige voornaamwoorden
3.6.1 Die , dat , wat of welke ?
3.6.2 Hen , hun of ze ?
3.6.3 Jou of jouw en u of uw ?
3.6.4 Alle(n) , enkele(n) , sommige(n)
3.7 Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e ?
3.8 Juiste woordkeuze
Made with FlippingBook Ebook Creator