Drs. Jacky van den Dikkenberg - Recht lezen 2

1 Voor je aan de slag gaat

doch dat deze aanraking, indien deze heeft plaatsgevonden, een seksuele lading had, is niet vast komen te staan. Dat verdachte aangeefster heeft omhelsd, is evenmin bewe zen. Wel heeft verdachte, blijkens verklaringen van een aantal getuigen, in de betreffen de periode aangeefster meermalen aangeraakt en vastgepakt, doch dat levert nog geen omhelzingen op. Bovendien is uit verklaringen van collega’s van verdachte aannemelijk geworden dat verdachte in zijn wijze van omgang met zijn leerlingen in de keuken aan rakingen geenszins uit de weg ging, zonder dat aan deze aanrakingen zonder meer een seksuele strekking kan worden toegekend. Wat betreft het ruiken in de nek van aan geefster overweegt de rechtbank, met de officier van justitie, dat een dergelijke gedra ging bezwaarlijk zelfstandig als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt. Nog daargelaten dat de rechtbank van oordeel is dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de twee laatstgenoemde gedragingen niet bewezen kun nen worden geacht, wordt overwogen dat de gedragingen niet als ontuchtig kunnen worden beschouwd, nu een seksuele context, gelet op de feitelijke constellatie, niet is komen vast te staan. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ‒ onder meer uit de verklaringen van collega’s ‒ verdachte naar voren komt als een fysiek en extravert persoon, hetgeen temeer in de keuken tot uiting zal zijn gekomen door de hectiek en spanning die zijn (toenmalige) werkzaamheden als chef-kok en docent meebrengen. Aanrakingen van verdachte lijken aldus hun oorsprong te vinden in diens manier van met mensen omgaan en gaan niet vergezeld van enige seksuele (bij)bedoeling. Dat aangeefster het optreden van verdachte als seksueel intimiderend heeft ervaren, doet aan het voorgaande niet af. Evenmin kan bij voormeld oordeel van de rechtbank een rol spelen of de te last gelegde feitelijkheden zich al dan niet hebben voorgedaan. Aan een oordeel daaromtrent komt de rechtbank immers niet toe, nu deze feitelijk heden slechts een rol kunnen spelen indien deze zouden gelden als middel om aan geefster tot het dulden van voormelde, in de telastlegging als ontuchtig beschreven, handelingen te brengen. Beslissing De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding te last gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daar van vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. P.A.M. Hoek, voorzitter, M.M. van der Nat en V.F. Milders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. A.N.M. Siem Tjam, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2006. 2

2

2 Rb. ’s-Gravenhage 15 december 2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5404

18

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online