Handboek Taalkunde - Arina Banga, Petra Poelmans, Josefien Sweep en Véronique Verhagen (red.)

1.8 Horen

e Noem het fonetisch teken dat overeenkomt met elk van de volgende om schrijvingen en geef een Nederlands woord waarin die klinker voorkomt. Voorbeeld: de klinkers die gekenmerkt zijn als [-achter, +hoog, -midden]. Antwoord: /i, y/; ziek, bruut. 1 de geronde voorklinkers van hoogtegraad 3 2 de geronde middenklinkers 3 de klinker die gekenmerkt is als [-achter, +rond, -hoog, +midden] 4 de klinker die gekenmerkt is als [+achter, -hoog, +midden] 5 de klinker die gekenmerkt is als [+hoog, -midden, -rond] f Beschrijf in kenmerken de verschillen tussen /i/ en /ε/, /i/ en /y/, /u/ en /ɔ/. g Geldt voor de andere diftongen dan ui en ei in tabel 1.5 eveneens dat de slotklank bij langer maken met - e , - en gevolgd wordt door een consonant /j/ of /w/? Laat dat zien.

[i] ie van piet

[u] oe van poet

[o] oo van poot

[ɔ] o van pot

[ɑ] a van bad

MRI-afbeeldingen van de [i] van Piet, de [u] van poet, de [o] van poot, de [ɔ] van pot en de [ɑ] van bad, gerealiseerd door een mannelijke spreker uit de Randstad. Het is goed te zien dat bij de [i] de tong hoog én [-achter] wordt gehouden, bij de [u] is de tongrug [+achter] en hoog, bij de [o] [+achter] en op één na hoogst, bij de [ɔ] [+achter] en op één na laagst, en bij de [ɑ] [+achter] en het laagst (afbeeldingen overgenomen uit Rietveld & Van Heuven, 2016, p. 67, met toestemming van uitgever en auteurs).

Figuur 1.6

1.8

Horen Voor we verdergaan met de beschrijving van de klankeigenschappen, bekijken we eerst hoe de klanken bij ons binnenkomen: hoe horen we geluid en spraakgeluid in het bijzonder? Aan de hand van figuur 1.7 schetsen we een beeld van het hoorproces.

35

Made with FlippingBook Learn more on our blog