Helma Brouwers - Kiezen voor het jonge kind

1 • Het jonge kind

hier niet van toepassing. Vooral de jongste kleuters hebben weinig behoefte aan logische verklaringen; een verklaring vinden voor hoe die krokodillen daar in de toiletruimte kwa men, is voor hen van weinig belang. Voor peuters en jonge kleuters is de wereld nog magisch. We denken dat we ze uitleggen (en laten zien) dat rode en gele verf samen oranje verf worden. Daar zit logica achter, maar een vierjarige die ons deze truc ziet uit halen, zal denken dat we kunnen toveren en zou niet gek opkijken als een volgende keer diezelfde twee kleuren verf ineens paarse verf zouden opleveren. Selma Freiberg (1987) schreef een boek over die magische wereld van het jonge kind. Zij laat zien hoe magisch denken een kind macht geeft over zijn wereld en beschrijft hoe

Magisch denken: de poppen leiden een eigen leven.

een kind van achttien maanden zijn wereld beleeft: ‘Hij is op het toppunt van zijn macht. Als hij zijn ogen dichtdoet, laat hij de wereld verdwijnen. Als hij zijn ogen opent, laat hij de wereld terugkomen. (...) Als een wens in hem opkomt, spreekt hij de toverwoorden uit waarmee het gewenste voorwerp wordt opgeroepen. Zijn wensen, gedachten, gebaren en geluiden beheersen het universum’ (p. 102). Maar: ‘De ongelo vigen, de rationalisten, de ouders en opvoeders beschouwen het als hun plicht en hun recht waarheid te stellen tegenover tovenarij, de tovenarij met de rede te bekampen en aan de werkelijkheid te toetsen’ (p. 105). Een magische wereld is een wonderlijke wereld die door opvoeders niet altijd begre pen wordt. Freiberg vertelt het verhaal van de tweejarige Daantje, die met zijn ouders naar de Verenigde Staten ging vliegen. Alles was hem uitgebreid uitgelegd: hoe het ging in een vliegtuig en wat ze in Amerika zouden gaan doen. Aanvankelijk leek het Daantje een prachtig idee – tot hij op een dag niet meer over die reis wilde praten. Bij navraag bleek hij zich grote zorgen te maken: hij kon nog niet vliegen! Freiberg verwoordt in haar boek Daantjes zorgen als volgt: ‘In de fantastische wereld van de tweejarige is alles mogelijk, een moeder, een vader en een kleine jongen slaan op ze kere morgen de deur achter zich dicht, slaan hun armen uit en vliegen over de oceaan. Helaas hebben de ouders niet in de gaten dat het jongetje “nog” niet heeft leren vlie gen en nog met beide benen op de grond staat, terwijl zijn ouders geheel onbewust van dit feit reeds naar Amerika koersen’ (p. 113). Tegen het eind van de kleuterleeftijd zie je bij kinderen de behoefte groeien aan be wijzen en aan oorzakelijke verklaringen voor de werkelijkheid in plaats van magische: een Piet door een schoorsteen gaat er bij een vierjarige nog in als koek, terwijl vijf- of zesjarigen vragen beginnen te stellen: ‘Past die Piet wel door de schoorsteen?’ Maar het magische denkschema levert kinderen blijkbaar veel goeds op en ze laten het dan

26

Made with FlippingBook - Online magazine maker