Ellen Gerrits, Mieke Beers, Gerda Bruinsma en Ingrid Singer - Handboek taalontwikkelingsstoornissen

1  Taalontwikkelingsstoornissen

■■ leeftijd ouder dan 4 jaar; ■■ mannelijk geslacht;

■■ familiegeschiedenis met TOS en/of dyslexie; ■■ zwakke nonsenswoordenrepetitie van ouder; ■■ zwak taalbegrip (naast zwakke taalproductie); ■■ achterstand in verschillende taalaspecten; ■■ ernstige taalachterstand.

Uit de afnemende herstelpercentages in tabel 1.1 kan worden geconcludeerd dat naarmate de taalproblemen langer blijven bestaan, de kans op herstel af neemt. 3-jarigen met (een vermoeden van) TOS hebben een aanzienlijk grote re kans op herstel dan 7-jarigen met TOS. Een toenemende leeftijd is een risi cofactor voor persisterende TOS. Ook de aard van TOS is gerelateerd aan de prognose. Een zwak taalbegrip is een risicofactor voor blijvende TOS. Andere risicofactoren voor een blijvende TOS zijn: familiaal voorkomen van taalpro blemen, een achterstand op meerdere taalaspecten en een zeer grote taalach terstand. In het algemeen geldt: hoe ernstiger de stoornis en hoe meer gebie den zijn aangedaan, hoe ongunstiger de prognose (Bishop & Edmundson, 1987; Beitchman et al., 1994; Tomblin et al., 2003). Deze risicofactoren werden ook gevonden in een grote Noorse cohortstudie van Zambrana, Pons, Eadie en Ystrom (2014) met 10.587 kinderen. Van de deel nemende kinderen had 3% op zowel 3- als 5-jarige leeftijd TOS (persisterende TOS), had 5% wel TOS als 3-jarige, maar niet meer als 5-jarige (voorbijgaande TOS) en had 6,5% geen taalachterstand als 3-jarige, maar wel als 5-jarige (late TOS). De kans op een persisterende TOS was twee keer zo groot voor jongens en voor kinderen met een zwak taalbegrip als baby van 1;6 jaar. Vooral bij meis jes was een zwak taalbegrip een goede voorspeller van persisterende taalpro blemen. Als een late aanvang van de taalontwikkeling voorkwam in de fami lie, verdriedubbelde de kans op persisterende TOS. Als in de familie lees- en schrijfproblemen voorkwamen, nam de kans op late en persisterende TOS toe. Al deze kansen waren lager voor kinderen met voorbijgaande TOS en nog lager voor kinderen die pas op 5-jarige leeftijd TOS hadden. Een familiaal spraakpro bleem bleek juist positief met betrekking tot taalvaardigheid, want dit was een voorspeller van voorbijgaande TOS. Bishop en Edmundson (1987) lieten zien dat een stoornis in zowel het taal begrip als de taalproductie een risicofactor is voor persisterende TOS, net als het ondervinden van expressieve taalproblemen in verschillende taalaspecten. Voor kinderen met een stoornis in zowel het taalbegrip als de taalproductie was de prognose het minst gunstig. In deze groep behaalde slechts 14% een gemid delde score op 5;6-jarige leeftijd. Ook voor kinderen met expressieve proble men in alle taalaspecten (taalinhoud, taalvorm en fonologie) geldt een ongun-

30

Made with FlippingBook - Online catalogs