Katja Verbruggen, Henny Taks en Eefke Jacobs - Taaltalent deel 3

hoofdstuk 1  Familie

Soms staat er nog een werkwoord in de zin. Dat werkwoord staat dan aan het eind van de zin:

1 onderwerp

2 pv.

3 rest

4 werkwoord

Ik

kan

morgen niet

komen.

Zij buitenzetten. Vaders en moeders moeten allebei voor de kinderen zorgen. De kinderopvang zal extra vrijwilligers nodig hebben. willen vanavond de vuilniszak

1 onderwerp

2 pv.

3 rest

4 voltooid deelwoord afgedroogd. geweest. geluisterd. afgelopen.

Jij

hebt

gisteren niet

Jullie

zijn

vorige week op bezoek

De vrijwilliger

heeft

naar de bewoners

De ruzie

is

gelukkig goed

Soms staat er op de eerste plaats een ander woord dan het onderwerp. Dan gaat het onderwerp naar de derde plaats. De pv. blijft op de tweede plaats staan:

1

2 pv.

3 onderwerp

4 rest

5 werkwoord/ voltooid deelwoord

Op zaterdag

doe

ik

de was.

Vanavond Misschien

kookt

mijn man

voor ons.

bouwt de gemeente een nieuw zorgcentrum.

Eerst

moeten de bejaarden het ontbijt

krijgen.

Daarna

zullen de verzorgers de medicijnen aan hen geven.

In onze stad mogen de winkels

tot 21.00 uur open

zijn.

Gisteren

heb

jij

niet

afgedroogd.

Bij de begrafenis hebben de familieleden veel

gehuild.

Als het onderwerp op de derde plaats (na de pv.) staat, spreken we van ‘inversie’.

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online