Adrie Meijer - Praktisch woordenboek Zweeds-Nederlands

29

administration

A a n s ( ‑ :et; ‑ :n/ ‑‑ ) a ( ‑’ s) ▼ har man sagt ~ får man också säga b wie a zegt, moet ook b zeggen à prep à • två biljetter ~ sjuttio kronor twee kaartjes à zeventig kronen, fem ~ sex timmar vijf à zes uur AB → aktiebolag abborr | e [å] s ( ‑ en; ‑ ar) { biol } baars (baarzen) abbot [å] s ( ‑ en; ‑ ar) abt ( ‑ en) abdikation [o] s ( ‑ en; ‑ er) troonsafstand abdikera v ( ‑ de; ‑ t) troonsafstand doen (deed troonsafstand, h. troonsafstand gedaan) abonnemang n s [å] ( ‑ et; ‑‑ ) abonnement n ( ‑ en) abonnent [å] s ( ‑ en; ‑ er) abonnee ( ‑ s) abonnentnum | mer n s ( ‑ ret; ‑ mer) abonneenummer n ( ‑ s) abort [å] s ( ‑ en; ‑ er) abortus ( ‑ sen) • göra ~ een abortus ondergaan/laten uitvoeren abortera [å] v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) 1 aborteren (aborteerde, h. geaborteerd) 2 een miskraam krijgen (kreeg een miskraam, h. een miskraam gekregen) 1 absolut [o] adj ( ‑‑ , ‑ a) abso | luut ( ‑ lute) • en ~ majoritet een absolute meerderheid 2 absolut [o] adv absoluut • jag kommer ~ ik kom absoluut absolution [o ‑ o] s ( ‑ en, ‑ er) absolutie absolutist [o] s ( ‑ en; ‑ er) geheelonthouder ( ‑ s) absorbera [å] v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) absorberen

accent op de eerste lettergreep 2 accent n ( ‑ en) • tala svenska med tysk ~ Zweeds spreken met een Duits accent accentuera v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) accentueren (accentueerde, h. geaccentueerd) acceptab | el adj ( ‑ elt, ‑ la) acceptabel ( ‑ e) acceptera v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) accepteren (accepteerde, h. geaccepteerd) ack interj ach acklimatisera v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) acclimatiseren (acclimatiseerde, is geacclimatiseerd) ▼ ~ sig zich aanpassen ackompanjatör [å] s ( ‑ en; ‑ er) { mus } begeleider ( ‑ s) ackompanjemang n [å] s ( ‑ et; ‑‑ ) { mus } begeleiding ( ‑ en) ackompanjera [å] v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) { mus } begeleiden (begeleidde, h. begeleid) • ~ någon på gitarr iemand op de gitaar begeleiden ackord n [å] s ( ‑ et; ‑‑ ) 1 contract n ( ‑ en) • arbeta på ~ op contract werken 2 { mus } akkoord n ( ‑ en) • slå ett ~ een akkoord aanslaan ackusativ s ( ‑ en; ‑ er) { ling } accusa | tief ( ‑ tieven) adamsäpple s ( ‑ t; ‑ n) adamsappel ( ‑ s) adapt | er s ( ‑ ern; ‑ rar) adapter ( ‑ s) addera v ( ‑ de; ‑ t, ‑ d) optellen (telde op, h. opgeteld) addition [o] s ( ‑ en; ‑ er) { mat } optelsom ( ‑ men) adel s ( ‑ n) adel adelsdam s ( ‑ en; ‑ er) edelvrouw ( ‑ en) adels | man s ( ‑ mannen; ‑ män) edel | man ( ‑ lieden) aderton [å] num • de ~ de achttien leden van de Zweedse Academie (Svenska Akademien) adjektiv n s ( ‑ et; ‑‑ ) { ling } adjec | tief n ( ‑ tieven) • ett ~ een adjectief, een bijvoeglijk naamwoord 1 adjö interj adieu, vaarwel 2 adjö n s afscheid n , vaarwel n • ta ~ av någon van iemand afscheid nemen adlig adj ( ‑ t, ‑ a) adellijk ( ‑ e), edel ( ‑ e) administration [o] s ( ‑ en; ‑ er) 1 beheer n , be | stuur n ( ‑ sturen) 2 administratie ( ‑ s)

(absorbeerde, h. geabsorbeerd) abstrakt adj ( ‑‑ , ‑ a) abstract ( ‑ e) absur | d adj ( ‑ t, ‑ da) absurd ( ‑ e) accelerera v ( ‑ de; ‑ t) accelereren

(accelereerde, h. geaccelereerd), optrekken (trok op, is opgetrokken) • bilen ~ r från 0 till 80 på 10 sekunder de auto trekt van 0 tot 80 op in 10 seconden accent s ( ‑ en; ‑ er) 1 accent n ( ‑ en) • ordet har ~ en på första stavelsen het woord heeft het

Made with FlippingBook - Online magazine maker