Marilene Gathier - Schrijf Vaardig 3

woordvolgorde  1

Oefening 12 Lees de volgende zinnen hardop voor. Leg de nadruk op het cursieve deel. Trek bij 4 een conclusie. 1 a Mijn buren begonnen vanmorgen al vroeg in de muur naast mijn slaapkamer gaten te boren. b Vanmorgen al vroeg begonnen mijn buren in de muur naast mijn slaapkamer gaten te boren. c In de muur naast mijn slaapkamer begonnen mijn buren vanmorgen al vroeg gaten te boren.

2 a Ik hoorde die boormachine vlak bij mijn bed. b Vlak bij mijn bed hoorde ik die boormachine. c Die boormachine hoorde ik vlak bij mijn bed. 3 a Ik heb mijn buurman natuurlijk meteen gebeld. b Ik heb natuurlijk meteen mijn buurman gebeld. c Ik heb meteen mijn buurman gebeld, natuurlijk.

4 Welke conclusie kun je trekken? Wat je het belangrijkste vindt,

Waar staat een zinsdeel met nadruk?

Eerder in dit hoofdstuk heb je geleerd dat een bepaald lijdend voorwerp meestal eerder in de zin komt en een onbepaald lijdend voorwerp later. Door nadruk te leggen, kun je een onbepaald lijdend voorwerp of een bepaling (van tijd of plaats) vaak ook naar voren halen. Lees de volgende voorbeelden hardop en leg nadruk op de cursieve woorden. ■ Hij krijgt een cd morgen. (Geen boek , maar een cd ; onbepaald: we weten niet welke cd.) ■ Hij krijgt morgen een cd. (Niet volgende week , maar morgen ; onbepaald: we weten niet welke cd.) ■ Hij krijgt de cd morgen. (Niet het boek , maar de cd ; bepaald: we weten welke cd.) ■ Hij krijgt morgen de cd. (Niet volgende week maar morgen ; bepaald: we weten welke cd.)

35

Made with FlippingBook - Online Brochure Maker