Berna de Boer, Margaret van der Kamp en Birgit Lijmbach - Nederlands in actie

Werk, studie en vrije tijd  hoofdstuk 1

Opdracht 31 Vul een prepositie in, bijvoorbeeld: van , met , uit , over , aan , in , op .

1 Het begin van de film vond ik saai maar het einde werd hij toch spannend. 2 Hoe weet je dat? Stond dat de krant? 3 Ik werk fulltime, maar het weekend heb ik tijd voor mijn gezin. 4 Leuke foto hè? Toen waren mijn ouders bezoek in Nederland. 5 Als je wilt weten hoeveel boeken je mag lenen van de bibliotheek, moet je de website van de bibliotheek kijken. Daar vind je het wel. 6 Ik wil stage lopen bij een groot bedrijf of in een ziekenhuis. Misschien kan ik die manier wel een baan krijgen. Opdracht 32 Vul een prepositie in, bijvoorbeeld: van , met , uit , over , aan , in , op . Je ziet in deze oefening dat je bij één werkwoord twee verschillende preposities kan gebruiken: de betekenis verandert dan. 1 Een toneelclub! Dat lijkt me leuk! Kun je me wat meer jullie club vertellen? 2 Op contactsites vertellen jongeren vaak dingen die ze niet durven te vertellen hun ouders. 3 Het is nu weekend, hoor! Ik wil nu niet praten mijn werk! 4 Ga eens even zitten. Ik wil even rustig je praten. 5 Wat is jouw ideale baan? welke baan droom jij? 6 Ik heb vannacht gedroomd vogels. Betekent zo’n droom iets speciaals?

Opdracht 33 Je krijgt een opdracht met onregelmatige werkwoorden van je docent.

Werk in tweetallen. Maak bij elk werkwoord een zin of vraag in het perfectum of imperfectum. Als de vorm goed is, zet je een rondje om het werkwoord. Dan mag de ander een werkwoord kiezen. Als dat antwoord goed is, zet die een kruisje. Probeer drie rondjes of kruisjes op een rij te krijgen: horizontaal, verticaal of dia gonaal.

45

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online