Berna de Boer, Margaret van der Kamp en Birgit Lijmbach - Nederlands in actie

hoofdstuk 1  Werk, studie en vrije tijd

2 We testen de medicijnen in een laboratorium en testen we ze bij mensen. 3 In deze baan heb je veel contact met klanten. Je kleding moet dus zijn. 4 In dat deel van het land kun je gemakkelijk een baan vinden, dat heb ik gehoord. 5 Ik heb die dag als één groot avontuur. Er gebeurden zo veel leuke en gekke dingen! 6 Kun je uitleggen waarom je dit werk doet? Wat jou? 7 We wilden voor het feest graag deze discjockey hebben, maar hij was jammer genoeg al voor de hele maand . 8 Het van deze training is dat je ziet welke beroepen bij je passen. 9 Het werk als verpleegkundige in een ambulance is zwaar, maar het geeft veel . Je helpt mensen direct en snel. 10 Tijdens mijn in de apotheek leerde ik veel over medicij nen. 11 Ik niet dat Anna al naar huis was gegaan. Het was zo druk op het feest, ik kon toch niet zien wie er precies waren en wie niet? 12 Hij heeft beloofd dat hij ons ophaalt met de auto, maar hij kwam niet. En hij heeft niet gebeld om dat te zeggen. Dat is toch niet !

Opdracht 19 Werk in tweetallen. Reageer met het woord tussen haakjes.

1 Heb jij veel variatie in je werk? ( beleven ) 2 Waar wil jij werken en waar absoluut niet? ( wereld ) 3 Wil je in een team werken, of liever alleen? ( uitmaken ) 4 Op mijn eerste autorijles mocht ik nog niet zelf rijden, alleen kijken. ( doel ) 5 Een studie aan de universiteit duurt vier of vijf jaar. ( stage ) 6 Ik heb vanmiddag een belangrijk gesprek. Zie ik er goed uit? ( netjes ) 7 Je gaat toch met het vliegtuig op vakantie? Heb je gereserveerd? ( boeken ) 8 Krijgen alle studenten geld om te studeren? ( inkomen ) 9 Staat er een fout in deze tekst? Heb jij een fout gezien? ( ontdekken ) 10 Heb je zin in de komende vakantie? ( uitkijken naar ) 11 Heb je slecht geslapen? ( dromen )

36

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online