Berna de Boer, Margaret van der Kamp en Birgit Lijmbach - Nederlands in actie

Werk, studie en vrije tijd  hoofdstuk 1

Opdracht 11 Bekijk het vocabulaire nog een keer goed. Bij elk nummer hieronder vind je woor den die te maken hebben met een van de woorden uit de lijst. Noteer dat woord.

1 boven 18 jaar (of 21) / zelf beslissen 2 lezen / elke week of maand nieuw 3 levend / geen dier / man of vrouw 4 hoe ver / tussen A en B 5 zie je meteen / extreem 6 niet helemaal, alles / stukje 7 heb je nodig / wil je 8 twaalf tot twintig jaar / groep

Opdracht 12

Vul een woord uit de lijst in.

1 Een bezoek aan een pretpark kost € 40,-. 2 Op deze weg mag je maar tachtig kilometer uur rijden. 3 Na mijn werk heb ik tijd om aan mijn kinderen te besteden. 4 Ik hoorde je mobiel. Ik denk dat je een nieuw hebt. 5 Het personeel van ons hotel al uw wensen voor een heerlijk weekend! 6 Ik vergeet de muziek uit mijn nooit meer. Ik ken alle liedjes nog.

Opdracht 13 Werk in tweetallen. Reageer met het woord tussen haakjes.

1 Heeft iedereen internet? ( mens ) 2 Heb jij een iPhone? ( jongere ) 3 Hoeveel uur kijk jij tv? ( gemiddeld )

4 Wat lees je, als je in de trein zit? ( tijdschrift ) 5 Wat doen mensen in hun vrije tijd? ( deel ) 6 Waarom zijn sociale media zo populair? ( behoefte hebben aan )

29

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online