Pauline Kuiper-Jong - Taaltempo Nederlands

1

oefening

Oefening 1

onvoltooid tegenwoordige tijd

o.t.t.

ben, woont, heeft tijd

A | 1 minuut

ben je? en hij? heet u? en zij?

ik ben

hij is

ik heet zij heet ik woon hij woont u/jij bent ik kom hij komt ik werk zij werkt u/jij komt ik kom

woon je?

en hij?

komt u? ben ik? kom je?

en hij?

werkt u?

en zij?

kom ik? bent u? werk ik?

ik ben

u/jij werkt

is hij? en jij?

hij is

ik ben

komt zij?

ze komt ik kom ik werk ik woon hij woont zij werkt

en jij?

werk je? woont u?

en hij?

werkt zij ?

B

ben jij Maria?

ja, ik ben Maria/nee, ik ben (.....)

en hij? en zij?

hij is John/(.....) zij is Karin/(.....)

13

Made with FlippingBook - Online catalogs