Antoon van den Braembussche - Denken over kunst

aanbreken waarop kunst niet langer meer tot vernieuwing in staat is? In welke zin spreekt men van het ‘einde van de kunst’? Hoe zit het met de relatie tussen kunst en maatschappij? Hoe is de tijdsgeest en de maatschappelijke context terug te vinden in het kunstwerk? Is kunst een weerspiegeling van de sociaal-historische context? Of is er veeleer sprake van een relatieve autonomie, waardoor de maatschappelijke context slechts op onrechtstreekse wijze in de kunst tot uiting komt? Hoe moet men de sociale functie van kunst opvatten? Moet kunst bijdragen tot emancipatie en po litieke bewustwording van het volk? Of moet zij vooral een kritische functie vervul len? Moet zij de harmonie vertolken of juist aan de verscheurdheid van de moderne mens gestalte geven? In het eerste deel wordt de historische ontwikkeling en de maatschappelijke con text volledig buiten beschouwing gelaten. In het tweede deel, over ‘het verschijnsel kunst’, staat juist de kunst als historisch en maatschappelijk fenomeen centraal. Een belangrijk deel van de esthetica heeft zich de laatste jaren vooral toegespitst op de analyse en de interpretatie van kunst. In het postmoderne vertoog worden tal loze klassieke en moderne opvattingen over kunst overhoop gehaald. Moet de kunst niet worden opgevat als een taal, die onafhankelijk van de historische context bestu deerd moet worden? Op welke wijze is zij een tekensysteem, waarvan we vooral de interne structuur moeten bekijken? Is de tijd van het grote metaverhaal, dat zo ken merkend was voor de moderniteit, niet voorgoed voorbij?Wat betekent dit voor onze visie op kunst? Verwijst de kunst wel naar de werkelijkheid? Is de betekenis van het kunstwerk niet zuiver autonoom? Verwijst zij enkel nog naar andere kunstwerken en niet naar iets wat buiten de taal van de kunst ligt? Is het einde van de representatie nabij? Is het onderscheid tussen hoge en lage kunst nog wel relevant? Hebben de mas samedia niet tot gevolg dat onze leefwereld enkel een grote schijnvertoning is waar de kunst onlosmakelijk mee verbonden is? Omdat het kunstwerk hier als een taal of tekensysteem wordt bestudeerd, heet het derde deel ‘De taal van de kunst’. Dit boek is in de eerste plaats als handboek geschreven voor het onderwijs in de kunstfilosofie. Bovendien richt het zich tot iedereen die zich in het denken over kunst wil verdiepen. Het eerste doel is een systematische en begrijpelijke introductie in een aantal grondbegrippen en basistheorieën uit de kunstfilosofie. Hoe boeiend en interessant ook, de esthetica wordt vaak, en niet geheel ten onrechte, verweten onsystematisch en onduidelijk te zijn. Vaak pleegt zij onzorgvuldig om te springen met de gehanteerde begrippen en brengt hierdoor bij de lezer meer begripsverwarring dan inzicht teweeg. Begripsverheldering en theoretische inzichtelijkheid staan in dit handboek voorop. Het streven naar helderheid en begrijpelijkheid mag evenwel niet ten koste gaan van de rijkdom en de complexiteit van de besproken kunsttheorieën. Er blijft dus wel altijd een zeker spanningsveld bestaan tussen beide. Toch heb ik een evenwicht be-

Made with FlippingBook Ebook Creator